• No results found

- Daaraan zou hy zeer verkeerd hebben gedaan. De resident was zyn chef dien hy

in geen geval mocht voorbygaan. En waarom zou hy dat ook? Het is toch niet te

veronderstellen dat de resident van Bantam onrecht en willekeur zou goedkeuren?

- Goedkeuren... neen! Maar men klaagt niet gaarne by de Regeering een hoofd

aan.

- Ik klaag niet gaarne iemand aan, wien ook, maar als 't moet, een Hoofd zoo goed

als een ander. Doch van aanklagen is nu hier, goddank nog geen spraak! Morgen ga

ik den Regent bezoeken. Ik zal hem 't verkeerde van onwettige gezagsoefening

onder 't oog brengen, vooral waar 't om de bezitting van arme menschen te doen is.

Maar in afwachting dat alles te-recht komt, zal ik hem in zyn netelige omstandigheden

helpen zooveel ik kan. Je begrypt nu immers waarom ik dat geld aan den kollekteur

dadelyk heb laten uitbetalen, niet waar? Ook ben ik van voornemen aan de Regeering

te verzoeken, den Regent zyn voorschot kwytteschelden.

74)

En u, Verbrugge, stel ik

voor, gezamenlyk stipt onzen plicht te doen. Zoolang 't kan, met zachtheid, maar als

't moet, zonder vrees! Je bent een eerlyk man, dit weet ik, maar je bent beschroomd.

Zeg voortaan flink uit waar 't op staat, advienne que pourra! Werp die lafheid van

je, beste kerel... en nu, blyf by ons eten: we hebben hollandsche bloemkool in blik...

maar alles is zeer eenvoudig, want ik moet heel zuinig zyn... ik ben erg tenachter in

geldzaken: de reis naar Europa, weetje? Kom, Max... sakkerloot, jongen, wat word

je zwaar!

En, met Max te-paard op zyn schouder, trad hy, gevolgd door Verbrugge, de

binnengalery in, waar Tine hen wachtte aan den gedekten disch die, zooals Havelaar

gezegd had, wel zeer eenvoudig was! Duclari, die aan Verbrugge kwam vragen of

hy al dan niet dacht thuis te zyn voor 't middagmaal, werd meegenoodigd aan-tafel,

en wanneer de lezer gesteld is op wat afwisseling in myn vertelling, wordt hy naar

't volgend hoofdstuk verwezen, waarin ik meedeel wat er zoo-al gesproken werd by

dat maal.

Eindnoten:

(52) Sebah. De beteekenis blykt uit den tekst. Ik weet niet of 't woord 'n verbastering is van pasebah,

'n gebouw, dat wel zou kunnen genomen worden voor de plaats waar men dergelyke vergaderingen houdt.

(53) Bantan-Kidoel: Zuid-Bantam. De m waarmee wy 't woord Bantam sluiten is niet correkt. De

naam is: Bantan. Mantrie: opziener. Dhemang: distriktshoofd. In centraal en oostelyk Java heet deze beambte Wedhono.

De schryver van een fransch werk: Felix Batel, waarin de Havelaar wordt nageschreven, en -tegen de bedoeling van den auteur, voorzeker! - geparodieerd, verraadt o.a. z'n letterdievery door in den javaschen Oosthoek waar hy z'n stuk spelen laat, van Dhemangs te spreken. Dit klinkt ongeveer als... grietman van Utrecht. In dat werk gaat de zon op, juist zooals dat werd

waargenomen door Saïdjah. Ook de buffel-epizode wordt letterlyk overgenomen, en de auteur

heeft de goedheid te erkennen dat dit voorval ook door zekeren M u l t a t u l i beschreven werd. Welnu, die Felix Batel is door nederlandsche recensenten uitvoerig behandeld, doch nergens vindt men 'n spoor van protest tegen dien onbeschaamden diefstal! Ik noem dit even slecht als de piraterie zelf. Als 'n vreemdeling zich de eer aanmatigde der diepzinnige uitvinding van 't

den kommandant onzer troepen. De schryver loochent dat er veel lebaksche uitgewekenen waren onder de door hem bevochten opstandelingen. Ik houd evenwel m'n opgaaf staande, en beroep me op 't getuigenis der officieren die onder hem aan dien veldtocht deelnamen. Juist door een hunner heb ik m'n bewering met 'n zeer sterke uitdrukking hooren bevestigen. Er was 'n tyd dat het ontkennen myner assertien zekere welgezienheid in den Haag meebracht, en dááraan schreef die officier toe, wat hy in z'n gewezen kommandant plompweg 'n ‘vervloekt gemeene leugen’ noemde. Indien me had mogen blyken dat Nederland belang stelde in waarheid, zou ik sedert lang bewyzen geleverd hebben. Maar 't is vervelend pleiten voor 'n rechtbank die verzot is op leugens.

(60) IJd. en eit. Dit Nootjen is van den heer Va n L e n n e p . Als aardigheid kan het er door, maar

in de oogen van 'n volwassen mensch is dat purisme op 't rym waarlyk komiek. Laat de Zeeuwen op z'n zeeuwsch, de Friezen op z'n friesch rymen! En wie in 't geheel niet rymt, doet ook goed, ja... beter nog! By G ö t h e en S c h i l l e r rymt Ritter op Jezuïter, ehren op währen, Kaiser op weiser, führen op probiren, enz. B o i l e a u koppelt audace aan Parnasse, pucelle aan

modèle, e.d. De sop is de kool niet waard. Jammer maar dat nog altyd zoo velen hun wysheid

over dergelyke kinderachtighedens aan den man weten te brengen als Letterkunde en zelfs als

poezie!

(61) Maniessan: zoetigheid, konfituren. Het gebruiken hiervan by de thee is van chineschen

oorsprong.

(62) Distriktshoofd van Parang-Koedjang. Hy was schoonzoon en handlanger van den Regent. Ten

zynen huize werd myn voorganger vergiftigd.

(63) Kleeding van den Djaksa. Deze inlandsche ambtenaar was 'n Javaan - geen Soedanees - en

daarom eenigszins anders, en opzichtiger, gekleed dan de Hoofden die te Lebak thuis hoorden. (64) Onder de titels van den Gouverneur-generaal behoort ook die van: Opperbevelhebber van Zr.

Ms. Zeemacht beoosten de Kaap de Goede Hoop.

(65) Deze aanspraak aan de Lebaksche Hoofden wordt, naar my van vele zyden bleek, vry algemeen gewaardeerd. Waarom keurde men dan H a v e l a a r ' s handelingen die daarmede stipt overeenstemden, geen aandacht waard?

Om te beoordeelen in hoever ik by 't benaderend in druk geven van die ongeschreven toespraak kan afgeweken zyn van stipt-letterlyke waarheid, is 't misschien niet onbelangryk toon en inhoud daarvan te vergelyken met zeker stuk van eenige jaren tevoren. Ik bedoel de Publikatie aan de Inl. Hoofden der Minahassa van 1 April 1851, waarin naar ik meen dezelfde geest heerscht. Het Weekblad ‘Oost en West’ en daarna de Spectator (26 Juli 1879), namen 't over uit de indische couranten die dat dokument de moeite der reproduktie hadden waard gekeurd, misschien wel om de velen terecht te wyzen die voorgeven den Havelaar te ontkrachten door 't boek voor 'n

fiktie uittemaken. Bedoelde Publikatie is 'n officieel stuk en heeft niets te maken met

romanschryvery. Ik noodig den lezer uit, het aangehaalde nummer van den Spectator intezien, en zich de vraag voorteleggen of 't billyk is dat ik ruim dertig jaar na 't schryven van de daarin meegedeelde Publikatie, nog telkens door den eersten den besten kwajongen straffeloos wordt uitgescholden? (Zie voorts over dit onderwerp de Noten 101 en 115).

(66) Mintah ampong: ik vraag verschooning.

(67) Sienjo, dikwyls verkort tot njo: jongeheer. Velen meenen dat dit woord van portugeschen

oorsprong is, vooral ook omdat de afstammelingen van Portugezen, die nog altyd te Batavia 'n eigenaardige kaste uitmaken, in de wandeling Sienjo's genoemd worden. Toch is deze etymologie twyfelachtig.

(68) Verbrugge wist het! Nog altyd ben ik in 't bezit van een briefje dat hy my deed toereiken op 'n

oogenblik dat ik met den Regent in gesprek was, en waarin hy my - onder uitdrukkelyk verzoek hèm niet te noemen - uitnoodigde dat Inlandsch Hoofd eens onder handen te nemen over de ‘misbruiken.’ Het overbodige van dit verzoek laat ik nu daar. Er blykt uit:

1) dat myn bezwaren geen gevolg waren van persoonlyke zwartgallige opvatting. 2) dat myn onderzoekingen zeer omzichtig plaats hadden, zóó zelfs dat de vreesachtige

Verbrugge meende grond te hebben my aantezetten tot wat yver.

Belangstellenden - zyn er die? - kunnen het bedoelde briefje van den kontroleur ter inzage krygen.

ontslagen van de poging om by 't spellen van inlandsche namen, het geschreven javaansch of maleisch in onze karakters natebootsen. Ik schryf alzoo voor: aoerang, orang. Voor: prahoe,

prauw. Voor: kahin, kain, enz. We hebben immers hier niet te doen met puristische spelling?

De eisch is 't weergeven - by benadering altyd - van den klank zooals die onder Europeanen in Indie gebruikelyk is.

70) Djimats zyn briefjes of andere voorwerpen die uit den hemel vielen om geestdryvers en

boerenbedriegers aan 'n geloofsbrief te helpen. Tout comme chez nous! 't Getal der leveranciers van Goddelyke Openbaringen is zeer groot, en apostelen en profeten van deze soort zyn in geheel Azie nog altyd aan de orde van den dag. 't Verschil by vroeger eeuwen is maar dat ze tegenwoordig wegens landloopery worden gestraft, en wel door dezelfde menschen die hun voorgangers in vagebondage als Heiligen vereeren. Ziedaar nu 'n stuitend gebrek aan rym in

myn oog!

71) Garem glap: smokkelzout. Het maken en verkoopen van zout is in Indie regie. Er werd inderdaad

aan de zuidkust van Lebak veel zout gemaakt, en 't was die arme menschen niet zeer kwalyk te nemen, als men bedacht dat ze soms vele mylen te loopen hadden om 'n Gouvernements debietplaats te bereiken, waar ze hoogen prys moesten betalen. My komt het monopolizeeren van den zoutaanmaak onredelyk voor, en vooral wreed jegens strandbewoners wien 't zeezout in huis spoelt.

72) Ook de hier bedoelde nota's van m'n vermoorden voorganger zyn nog altyd in m'n bezit. Nooit vroeg iemand my, die te mogen zien. Me dunkt toch dat ze, vooral met het oog op z'n dood, zeer treffend zyn. Zou niet die zaak in elk ander land voor 'n cause célèbre gegolden hebben? 73) Ook de hier bedoelde brieven bezit ik nog, doch slechts in afschrift, dat evenwel door den

toenmaligen klerk te Lebak ‘als eensluidend met het origineel’ gewaarmerkt is. 't Was nooit iemand de moeite waard er naar te vragen.

74) Voornemen den Regent z'n voorschot kwytteschelden. Dit is, na het door den Gouv. Gen. P a h u d

ingesteld onderzoek werkelyk geschied. Ook meen ik dat by die gelegenheid z'n traktement verhoogd is. Men moet erkennen dat hierin een zonderlinge wys van rechtdoen omtrent my gelegen was! De gebleken gegrondheid myner aanklacht moest niet my ten-goede komen, maar den persoon die door my was aangeklaagd.