overtestappen naar Arles of Nîmes in 't zuiden van Frankryk. Havelaar, waarschynlyk
in zyn verbeelding op den toren staande, die door de Saracenen gebouwd is op den
omgang van de arena te Arles, had zich eenigszins intespannen, voor hy de oorzaak
van dien lach begreep, en toen ging hy voort:
- Nu ja, ik meen... als je daar in de buurt komt. Zóó-iets heb ik nooit ergens meer
ontmoet. Ik was gewoon aan teleurstellingen by 't zien van alles wat zoo hoog wordt
opgehemeld. Ziet eens, by-voorbeeld, de watervallen waarvan men zooveel spreekt
en schryft. Wat my betreft, ik heb weinig of niets gevoeld te Tondano, te Maros, te
Schafhausen, by den Niagara. Men moet zyn boekje inzien om daarby de vereischte
maat zyner bewondering by de hand te hebben, over ‘zóóveel voeten vals’ en ‘zooveel
kubiek-voeten waters in de minuut’ en als die cyfers dan hoog zyn, moet men hè
zeggen. Ik wil nooit weer watervallen zien, althans niet als ik er een omweg voor
moet maken. Die dingen zeggen me niets! Gebouwen spreken me wat luider toe,
vooral wanneer 't bladzyden uit de geschiedenis zyn. Maar hierby spreekt een gevoel
van heel anderen aard! Men roept de vergangenheid op, en laat de schimmen van 't
verledene de revue passeeren. Hieronder zyn zeer afschuwelyke, en dus, hoe belangrijk
dit soms wezen moog,
men vindt in zyn gewaarwordingen niet altyd voldoening voor schoonheidsgevoel...
onvermengd althans nooit! En zonder de geschiedenis er byteroepen, is er wel veel
schoons in sommige gebouwen, maar 't wordt gewoonlyk bedorven door gidsen
-van papier, -van vleesch en been... 't komt overeen uit! - gidsen, die je den indruk
wegstelen door hun eentonig: ‘deze kapel is opgericht door den bisschop van Munster
in 1423... de zuilen zyn 63 voeten hoog en rusten op... ik weet niet wat, en het kan
me niet schelen ook. Dat gebabbel is vervelend, want men voelt dat men dan juist
drie-en-zestig voet bewondering moet gereed hebben, om niet in de oogen van
sommigen door te gaan voor een Vandaal of geschäfts-reiziger... dàt is een ras!
- De Vandalen?
- Neen, die anderen. Nu men zou zeggen, houdt dan je gids in den zak, als hy
gedrukt is, en laat hem buiten staan of zwygen in 't andere geval, maar behalve dat
men werkelyk tot eenigszins juist oordeelen, dikwyls inlichting noodig heeft, zoude
men, ook al kon men de inlichting altyd missen, toch te vergeefs in eenig gebouw
iets zoeken, dat langer dan een zeer kort oogenblik beantwoordt aan ons verlangen
naar het schoone, omdat het niet beweegt. Dit geldt, geloof ik, ook voor
beeldhouwwerk en schilderstukken. Natuur is beweging. Groei, honger, denken,
gevoelen, is beweging ... stilstand is de dood! Zonder beweging, geen smart, geen
genot, geen aandoening! Beproef eens daar te zitten zonder u te verroeren, ge zult
zien hoe spoedig je een spookachtigen indruk maakt op ieder ander, en zelfs op je
eigen verbeelding. By 't mooiste tableau vivant verlangt men al gauw naar een volgend
nummer, hoe heerlyk ook de indruk was in 't begin. Daar nu onze schoonheidszucht
niet voldaan is met één blik op iets schoons, maar behoefte heeft aan een reeks van
opvolgende blikken; op de beweging van het schoone, lyden wy aan iets onvoldaans
by 't aanschouwen van die soort van kunstwerken, en daarom beweer ik dat een
schoone vrouw - mits geen portretschoonheid die stilstaat - het naast komt aan het
ideaal van 't goddelyke. Hoe groot de behoefte is aan de beweging die ik bedoel, kan
men eenigszins opmaken uit de walging die een danseres veroorzaakt, al ware zij
Elssler of Taglioni, wanneer ze na een dans op haar linkerbeen staat en 't publiek
toegrijnst.
- Dit geldt hier niet, zei Verbrugge, want dat is absoluut leelyk.
- Dat vind ik ook. Maar zy geeft het toch als schoon, en als climax op al 't vorige,
waarin werkelyk veel schoons kan geweest zyn. Ze geeft het als de pointe van 't
epigram, als 't aux armes! van de marseillaise die zy zong met haar voeten,
als 't ruischen van de wilgen op het graf der zoo-even besprongene liefde. O, misselyk!
En dat ook de toeschouwers, die gewoonlyk - zooals wy allen, meer of min - hun
smaak gronden op gewoonte en navolging, dàt oogenblik beschouwen als het
treffendste, blykt hieruit dat men juist dàn uitberst in toejuiching, alsof men wilde
te kennen geven: al het vorige was ook wel heel mooi, maar nu kan ik 't waarachtig
niet langer uithouden van bewondering! Je zei dat die slot-pose volstrekt leelyk was
- ik ook! - doch vanwaar komt dit? Het is omdat de beweging ophield, en daarmee
de geschiedenis die de danseres verhaalde. Geloof me, stilstand is de dood!
- Maar, bracht Duclari in 't midden, ge hebt ook de Watervallen verworpen als
uitdrukking van het schoone. Watervallen bewegen toch!
- Ja, maar... zonder geschiedenis! Ze bewegen, maar komen niet van de plaats. Ze
bewegen zich als een hobbelpaard, minus nog het va et vient. Ze geven geluid, maar
spreken niet. Ze roepen: hrroe... hrroe... hrroe... en nooit iets anders! Roep jy eens
zesduizend jaar, of langer: hrroe, hrroe... en zie eens hoe weinigen je voor een
onderhoudend mensch zullen aanzien.
- Ik zal de proef niet nemen, zei Duclari. Maar ik ben het toch nog niet met u eens,
dat de door u gevorderde beweging zoo volstrekt noodzakelyk wezen zou. Ik schenk
u nu de watervallen, maar een goed schilderstuk kan toch, dunkt me, veel uitdrukken.
- Wel zeker, maar slechts voor één oogenblik. Ik zal trachten myn meening te
verklaren door een voorbeeld. Het is van daag 18 Februari...
- Wel neen, zei Verbrugge, we hebben nog Januari...
- Neen, neen, het is heden de 18
deFebruari 1587, en je bent opgesloten in 't kasteel
Fotheringhay...
(81)- Ik? vroeg Duclari, die meende niet goed verstaan te hebben.
- Ja, gy. Ge verveelt u en zoekt afleiding. Dáár in dien muur is een opening, maar
zy is te hoog om er doortezien, en dit wil je toch. Ge zet uw tafel er voor, en daarop
een stoel met drie pooten, waarvan één wat zwak. Je zag eens op de kermis een
akrobaat die zeven stoelen op elkaar zette, en zich zelf daarop met het hoofd naar
beneden. Eigenliefde en verveling dringen u iets dergelyks te doen. Ge beklimt
waggelend dien stoel... bereikt uw oogmerk... slaat een blik door de opening, en
roept: o, god! En je valt! Weet je me nu te zeggen waarom je: o god! riep, en gevallen
bent?
- Ik denk dat de derde poot van den stoel brak, zei Verbrugge sententieus.
- Nu ja, die poot brak misschien, maar niet dáárom ben
je gevallen. Die poot is gebroken omdat je gevallen bent. Voor elke andere opening
had je 't een jaar lang op dien stoel uitgehouden, en nu moest je vallen, al waren er
dertien pooten onder dien stoel geweest, ja, al had je op den grond gestaan.
- Ik neem er genoegen mee, zei Duclari. Ik zie dat ge u in het hoofd hebt gezet,
my coûte que coûte te laten vallen. Ik lig daar nu zoo lang ik ben... maar ik weet
waarachtig niet waarom?
- Wel, dat is toch zeer eenvoudig! Ge zaagt daar een vrouw, gekleed in 't zwart,
die geknield lag voor een blok. En ze boog het hoofd, en blank als zilver was de hals
die afstak by 't zwart fluweel. En daar stond een man met een groot zwaard, en hy
hield het hoog, en zyn blik staarde op dien blanken hals, en hy zocht den boog dien
zyn zwaard beschryven zou, om dáár... dáár tusschen die wervels heen te worden
doorgedreven met juistheid en kracht... en toen viel je Duclari. Je viel omdat je dat
alles zag, en dáárom riep je: o god! Volstrekt niet omdat er maar drie pooten aan je
stoel waren. En lang nadat je uit Fortheringhay werd verlost - op voorspraak van je
neef, denk ik, of omdat het de menschen verveelde je daar langer onverplicht den
kost te geven, als een kanarievogeltje - lang daarna, ja, tot heden toe, droom je wakend
van die vrouw, en in je slaap zelfs schrik je op, en valt met zwaren schok neer op je
legerstede, omdat je den arm wilt grypen van den beul. Is dit niet waar?
- Ik wil 't wel gelooven, maar bepaald zeker kan ik 't waarlyk niet zeggen, omdat
ik nooit te Fotheringhay door een gat in den muur heb gezien.
- Goed, goed! Ik ook niet. Maar nu neem ik een schildery die 't onthoofden van
Maria Stuart voorstelt. Laat ons aannemen dat de voorstelling volmaakt is. Daar
hangt ze, in vergulden lyst, aan een rood koort als je verkiest... ik weet wat je zeggen
wilt, goed! Neen, neen, ge ziet die lyst niet, ge vergeet zelfs dat ge uw rotting hebt
afgegeven aan den ingang van de schilderzaal... ge vergeet uw naam, uw kind, het
nieuw-model politiemuts, en dus alles, om niet te zien een schildery, maar om
werkelyk daarop Maria Stuart te aanschouwen: geheel juist als te Fotheringhay. De
beul staat er volkomen zóó als hy werkelyk moet gestaan hebben, ja, ik wil zóóver
gaan dat je den arm uitstrekt om den slag afteweren! Zóó ver dat je roept: ‘Laat die
vrouw leven, misschien betert zy zich! Je ziet, ik geef je beau jeu wat de uitvoering
van 't schilderstuk aangaat:
- Ja, maar wat dan verder. Is dan de indruk niet even treffend, als toen ik 't zelfde
in werkelykheid zag te Fotheringhay?
op een stoel met drie pooten. Je neemt een stoel - met vier pooten ditmaal, en liefst
een fauteuil - je gaat voor de schildery zitten, om goed en lang te genieten - we
In document
Multatuli, Max Havelaar of De koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy · dbnl
(pagina 189-193)