• No results found

2. De polemische loopbaan van Du Perron

2.5 Schrijver om den brode

In 1932 huwt Du Perron Elisabeth (‘Bep’) de Roos, en ze gaan in Parijs wonen, waar Du Perron voor het eerst van zijn leven om den brode moet werken. Na de zelfmoord van zijn vader, de dood van zijn moeder in 1933 en de gevolgen van de Beurskrach in 1929 blijkt er van het familiekapitaal van de familie Du Perron weinig meer over te zijn. Het leven zag er toen ineens anders uit dan voorheen; toen kon E. du Perron een onbekommerd leven leven zonder zich zorgen te maken om geld. Zonder de nodige financiële middelen zal ook zijn carrière een andere vorm krijgen; hij zou niet meer zomaar in staat zullen zijn om als

'geldschieter' zijn eigen werk of dat van zijn vrienden te kunnen financieren. Ook Du Perrons vrienden begrepen dat de dood van zijn moeder grote consequenties kon hebben. Zo schreef Roland Holst aan Greshoff dat hij ‘allesbehalve gerust’ was over de financiële toestand, waarin Du Perron zich na de dood van zijn moeder in zou bevinden. ‘Het zou mij niet verbazen als daar nog rare dingen aan den dag kwamen’.146

Dankzij zijn ruime familiekapitaal was Du Perron er in het begin van zijn carrière als schrijver en polemist telkens in geslaagd om zijn werk en dat van zijn vrienden in kleine oplagen te publiceren, meestal in eigen beheer of onder de naam van de Antwerpse uitgeverij De Driehoek, welke hij met Peeters samen oprichtte. Hij verspreidde zijn werk alleen onder intimi, waardoor het bij een groter en anoniem publiek onbekend bleef.

In 1933 zag Du Perron zich door zijn financiële problemen genoodzaakt om contact te leggen met andere, grotere uitgevers, zoals Van Kampen en Querido, om daar zijn

geschreven werk uit te laten geven en, zoals een schrijver om den brode betaamt, geld te

144 Snoek, K. E. du Perron. Het leven van een smalle mens. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2005. p.589 145 Snoek, K. E. du Perron. Het leven van een smalle mens. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2005. p.590 146 Holst, A.Roland, brief aan aan J.Greshoff, 11-3-1931.

52 verdienen. De financiële malaise zorgde er wel voor dat Du Perron veranderde van rijke 'amateur' in een professioneel auteur en polemist, die steeds meer waarde hechtte aan de optimale verspreiding van zijn werk. Pascal Pia weet in 1933 voor Du Perron een klus te regelen: het schrijven van een historische bloemlezing uit poëzie geschreven door medici. Bij deze doelgroep was immers nog genoeg geld te vinden, dus Du Perron zou zeker munt kunnen slaan uit de verkoop van de bundel.147 Dit loopt uiteindelijk uit op een fiasco: hoe hard Pia, De Roos en Du Perron ook proberen, nadat de bundel, getiteld Bouquet poëtique des

médecins, chirurgiens, dentistes & apothicaires, af was in juni 1933, wisten ze er maar

enkele exemplaren van te verkopen. Om als een soort handelsreiziger op pad te gaan, was totaal niet aan Du Perron besteed: ‘Ik ben er innerlijk ziek van; ik heb iedere dag meer een gevoel van onmacht op ieder gebied; ik slaap denkende over deze rottoestand, ik word er ’s morgens heel vroeg al met schrik mee wakker, en kortom, ik ga mij vanaf morgen ook totaal

op deze rotzooi instellen.’ 148 Du Perron ging op pad door Parijs, en later reist hij ook Brussel af om allerlei doktoren te bezoeken voor zijn boek. Na het debacle van de medische

dichtbundel vroeg Du Perron aan Victor van Vriesland, letterkundig redacteur van de NRC, of er misschien vraag was naar artikelen over historische figuren of besprekingen van Franse literatuur, van de hand van Du Perron zelf.149 Op 11 januari 1933 zou Du Perrons eerste bijdrage aan de NRC verschijnen: een bespreking van Célines Voyage au bout de la nuit. Volledig afhankelijk van zijn journalistieke werk wilde Du Perron niet worden, zo blijkt wanneer er een vacature verschijnt als Parijse correspondent voor Het Vaderland. Du Perron gruwde van de gedachte om helemaal broodschrijver te moeten worden, maar toch

solliciteerde hij. Het liep uiteindelijk op niets uit: Du Perron moest een proefbrief schrijven, maar besloot uiteindelijk toch van het aanbod af te zien.150 Hij ging zich verder focussen op zijn eigen schrijfwerk.

Het gepubliceerd krijgen van zijn werk ging Du Perron minder gemakkelijk dan het schrijven van zijn teksten. Zo kostte het hem veel moeite om Uren met Dirk Coster

gepubliceerd te krijgen. De uitgever van Forum, Nijgh & Van Ditmar, zag er weinig in om

Uren te publiceren in boekvorm. Ook Stols zag weinig in het drukken van Uren met Dirk Coster; na vele brieven over van zowel Du Perron als Greshoff besloot Stols toch om niet tot

147 Snoek, K. E. du Perron. Het leven van een smalle mens. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 2005. p.665 148 Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. p.80

149 Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978., p. 406 150 Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. p. 489

53 drukken over te gaan, omdat dit werk van Du Perron ‘onverkoopbaar’ zou zijn.151 Toen Menno ter Braak een 'N.V. tot Exploitatie van Uren met Dirk Coster' oprichtte, wat het mogelijk maakte voor belangstellenden om te investeren in de publicatie van Uren, bleek Stols toch interesse te hebben.152 Uiteindelijk verschijnt Uren met Dirk Coster toch bij een andere uitgever: Van Kampen. Onder de voorwaarde dat Ter Braak het financiële risico op zich droeg, verscheen Uren met Dirk Coster in mei 1933 in boekvorm.153 Hieruit bleek maar hoe waardevol de vriendschap tussen Du Perron en Ter Braak en Greshoff was; hij had ze ontegenzeggelijk veel te danken, op zowel persoonlijk als financieel vlak. In de tijd na het verschijnen van Uren met Dirk Coster schreef Du Perron nog veel voor Forum. Dit ging echter minder vlekkeloos dan voorheen: er kwam hier en daar kritiek op de stukken die Du Perron schreef voor de rubriek ‘Panopticum’, voor Forum. Du Perron had drie sonnetten aan

Forum aangeboden, maar Menno ter Braak schreef na het lezen hiervan aan Maurice

Roelants: ‘Ik persoonlijk vind Eddy's Panopticum met die verstoken anti-critiek niet zoo erg gelukkig, ook de verzen vind ik niet zeer geslaagd, van Saint Just had hij toch zeker iets beters moeten kunnen maken. Wat denk jij ervan?’154 Ter Braak noemde sommige inzendingen van Du Perron daarnaast ‘te flauw’ of ‘minder wenselijk uit oogpunt van literaire strategie’.155 Toen door de redactie vervolgens besloten werd om een aantal

panoptica van Du Perron niet te plaatsen, besloot Du Perron om zich terug te trekken van het schrijven van de rubriek in geheel:

‘[…] Zeg hem dat ik jou toegegeven heb en dat de beide panopticums kunnen worden verscheurd. Als het stuk ‘Parijs bij Nacht’ nog niet gezet is, wou ik dit omgaand terug hebben voor D.G.W. of zoo, want hierna, werkelijk, voel ik mij in de rubriek Panopticum gedisqualificeerd. ’156

Na dit voorval ontstonden de eerste scheuren in de Forum-redactie. Du Perron bedacht zich om met ingang van de volgende jaargang af te treden als redacteur van Forum157, maar Ter

151 Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. p.423 152 Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. p.429 153 Ter Braak, M. & Du Perron, E. Briefwisseling 1930-1940, p.356, 393, 401 154 Ter Braak, M. Brief aan Maurice Roelants, 2-5-1932. 155 Ter Braak, M. & Du Perron, E. Briefwisseling 1930-1940, p.411-412 156 Du Perron, E. Brieven IX, p.114 157 Ter Braak, M. & Du Perron, E .Briefwisseling 1930-1940, p.390, 394

54 Braak overtuigt hem ervan om toch aan te blijven. Ter Braak trok de conclusie dat het

neerkwam op een ‘temperamentsquaestie’:

‘Ik begrijp je werkelijk niet precies, waar het dit kleine sectortje polemiek betreft; ik voel je argumenten wel aan, maar het zal hier nu werkelijk in laatste instantie een temperamentsquaestie zijn. Laten we dan bij gelegenheid die temperamenten maar weer eens laten botsen!’158

Je zou kunnen zeggen dat de felle reactie van Du Perron mogelijk iets te maken heeft met de onzekerdere positie op financieel vlak. Waar Du Perron de kritieken van zijn beste vriend als zeer persoonlijk opvat, duidt Ter Braak dit al gauw in een lange brief:

‘Ik kan nooit een man critiekloos als geheel aanvaarden, zelfs al is hij mijn beste vriend; voor mij vervalt daarmee zelfs een kostbaar part van de vriendschap, de onderlinge critiek, het elkaar in alle dimensies de waarheid zeggen.’159

Het besluit om de panoptica niet te plaatsen deed voor Du Perron de deur dicht. Als er in

Forum wél plaats was voor allerlei ‘zwakke bijdragen’ van anderen, maar níet voor het

panopticum van een van de redacteuren, hield het voor hem op. In de daaropvolgende redactievergaderingen van Forum werd nog veelvuldig over het voorval gesproken. Du Perron had toen al de conclusie getrokken dat de polemiek hem blijkbaar meer ter harte ging dan de ‘literatuur’ en dat hierin een groot verschil lag met de andere redactieleden.160

158 Ter Braak, M. Brief aan E. Du Perron, Rotterdam, 27 januari 1933. 159 Ter Braak, M. Brief aan E. Du Perron, Rotterdam, 31 januari 1933. 160 Du Perron, E. Brieven. Deel 1. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1977. p. 206

55