• No results found

2. De polemische loopbaan van Du Perron

2.3 Het uitbouwen van een netwerk

2.4.1 Du Perron en Ter Braak

‘Ik kende het werk van Menno ter Braak, voor dit boek, niet dan onvoldoende; ik wist dat hij zich steeds meer bevestigde als een onzer intelligentste essayisten, maar het essay [Het Carnaval der Burgers], zoals dat onder de Nederlandse jongeren beoefend wordt, heeft niet dan in geringe mate mijn belangstelling [...].’ 119

In zijn eerste Cahier van een lezer behandelt Du Perron Het Carnaval der Burgers van Menno ter Braak, een artikel dat al eerder, in september 1930, in Den Gulden Winckel

gepubliceerd was. Een exemplaar van het cahier belandt op de deurmat van Ter Braak, en een lange briefwisseling was begonnen. ‘Je bent tot nu toe de eenige, die op den man af precies mijn bedoelingen bij het schrijven van het Carnaval hebt geraden. Dat was eigenlijk voor mij al voldoende, om in gedachte vriendschap te sluiten’, schrijft Ter Braak nadat hij de recensie van Du Perron gelezen heeft.120 ‘Er zal nu zooiets moeten gebeuren, als een afspraak,

waartegen ik overigens werkelijk niet opzie.’, schrijft hij vervolgens. En deze afspraak volgde ook. In diezelfde brief 'waarschuwt' Ter Braak Du Perron alvast voor de grote verschillen tussen de twee: ‘Ik ben n.l. van afkomst vrijzinnig-protestant, braaf opgevoed door brave ouders, zonder aanwijsbare neiging tot perversiteit etc. etc., alles waarschijnlijk anders dan bij jou. [...] Wil je de kennismaking wagen met dit antecedentenverschil? Ik met liefde.’ Du Perron beantwoordt deze vraag positief; een dergelijk antecedentenverschil zal volgens hem enkel een ‘bepaald soort bodem’ vormen, die volgens hem essentieel is in een goede vriendschap.121 Op 1 december 1930 bracht Du Perron een avond door bij Ter Braak en zijn zuster, in hun appartement in Rotterdam. De intellectuele ontmoeting tussen Du

119 Du Perron, E. Cahiers van een lezer, deel 1, 1928. p.9

120 Ter Braak, M. Brief aan E. du Perron, Rotterdam, 17 november 1930. 121 Du Perron, E. Brief aan Menno ter Braak, Brussel, 18 november 1930.

44 Perron en Ter Braak heeft beiden tot voordeel gestrekt: de jonge Ter Braak werd onder

invloed van Du Perron vrijer in zijn denken en soepeler in zijn schrijfstijl, Du Perron vond in Ter Braak eindelijk de medestrijder aan wie hij zijn waarden kon toetsen en die hem — juist omdat zij op sommige vlakken van mening verschilden — intellectueel op scherp hield.122 Dit was anders dan de vriendschap tussen Du Perron en Van Ostaijen, die eigenlijk meer een broederschap was dan vriendschap. Paul van Ostaijen was bijna vier jaar ouder dan Du Perron en was op literair gebied ver op hem vooruit toen ze elkaar leerden kennen. Een belangrijk verschil was dat Van Ostaijen al vele jaren een belangrijk figuur in de avant-garde was, terwijl Du Perron zich pas bij de beweging had gevoegd. Beide verschilden ook in hun opvatting over de aard van het kunstwerk: Van Ostaijen geloofde in de autonomie ervan, Du Perron geloofde in het belang van de persoonlijkheid. Daarnaast had Van Ostaijen een afgebakende literatuuropvatting ontwikkeld en kon daardoor zijn standpunten goed motiveren, terwijl Du Perron meer afging op zijn smaak en intuïtie. De meeste van Du Perrons vriendschappen, waaronder met Van Ostaijen, maar ook met Adriaan Roland Holst, Arthur van Schendel, Jan Slauerhoff en Simon Vestdijk, rustten evenmin op poëticale verwantschap. De enige persoon waar Du Perron het eigenlijk absoluut poëticaal eensgezind mee was, was Menno ter Braak.

In Ter Braaks artikel ‘Prisma of Dogma?’, waarmee hij in 1931 Binnendijks

literatuuropvatting op losse schroeven zet, is al duidelijk de gemeenschappelijkheid tussen de twee heren te meten. In ‘Prisma of Dogma?’ vergelijkt Ter Braak de bloemlezing van

Binnendijk, Prisma, met Nieuwe geluiden van Dirk Coster.123 Volgens Binnendijk was zijn bloemlezing meer op menselijke dan poëtische gronden gebaseerd, maar Ter Braak stelt in zijn artikel dat hij dezelfde fout heeft gemaakt als Coster: hij wil de lezer wijsmaken dat hij de beste bloemlezing heeft samengesteld, maar zijn keuze is eveneens gebaseerd op de ‘creativiteit’ in plaats van de ‘menselijkheid’.124 Dit punt maakte Du Perron ook meer dan eens duidelijk over de bloemlezing van Coster. Ter Braak, die de persoonlijkheid van de kunstenaar (‘de vent’) boven de formele eigenschappen (‘de vorm’) van het kunstwerk plaatst, rekende beide bloemlezers af op hun uitgangspunten, waar hij aan hing als aan een ‘dogma’. Spottend portretteert Ter Braak Binnendijk als zijnde een priester die vol overgave

122 Oversteegen, J.J. Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1969. p.379

123 Ter Braak, M. Verzameld werk. Deel 1. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1950. p. 348

45 de boodschap van zijn profeet uitdraagt: ‘Goed, maar welke Onze Lieve Heer goochelt dan toch dat Werk in elkaar, dat Heilige Werk met het Bloed en de Engelen?’.125 Met deze aanval op de inleiding van Binnendijk is het startschot gegeven voor een van de interessantste discussies die het literaire leven gedurende het Interbellum verdeelden; de vorm of vent- controverse.126

De prismapolemiek fungeerde als een breekijzer in het letterkundige leven. Na de provocerende artikelen van zowel Du Perron als Ter Braak, konden felle reacties niet

uitblijven. De prismapolemiek kan worden gezien als middel van Du Perron en Ter Braak om hun standpunten te polariseren en posities te markeren. De discussie rondom Prisma en

Nieuwe geluiden zou later resulteren in dat Binnendijk zich uit de literatuur terugtrekt en het

zou het einde van De vrije bladen betekenen. De vrije bladen, een van de podia voor deze discussie, verkeerde in financiële problemen. De ideeën voor een eigen orgaan, die bij Du Perron al langer leefden, konden mede door de financiële malaise van De vrije bladen worden gerealiseerd. Aanvankelijk wordt gedacht aan een nieuwe redactie voor De vrije

bladen, bestaande uit Du Perron, Ter Braak, Marsman, Van Vriesland en Van Wessem, maar

de reorganisatie mislukt mede omdat de betrokken auteurs het niet eens weten te worden met de nieuwe uitgever. Bij de nieuwe onderhandelingen sluit Everard Bouws, een vriend van Du Perron en Ter Braak, zich aan. Bouws is later degene die Doeke Zijlstra, een van de

directeuren van uitgeverij Nijgh en van Ditmar, overhaalt om Forum uit te geven.

2.4.2 Forum

‘Met ingang van 1 januari a.s. zal bij Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam een nieuw

letterkundig maandblad ‘Forum’ verschijnen onder redactie van dr. Menno ter Braak, E. du Perron en Maurice Roelants.’127 Zo schrijft het Algemeen Dagblad op 10 oktober 1931. De uitgeverij van De Vrije Bladen, De Spieghel, had toentertijd besloten de uitgave van het tijdschrift voort te zetten in de vorm van cahiers, die telkens geheel aan een enkel bepaald onderwerp gewijd zullen zijn. Er kwam zodoende dus plek op de markt van de letterkundige bladen vrij; een plek voor Forum.

125 Ter Braak, M. Verzameld werk. Deel 1. (G.A. van Oorschot), Amsterdam 1950 p. 353

126 Oversteegen, J.J.(1969) Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep.

46 Met de oprichting van Forum zet Du Perron een volgende, belangrijke stap in zijn carrière. Naast het feit dat Forum een podium kan zijn voor zijn geschreven werk, is het tijdschrift ook een middel om een netwerk te vormen om zichzelf te profileren. Als redacteur van het tijdschrift is hij medeverantwoordelijk voor het aantrekken en formeren van een groep medestanders. Bij de pogingen die Du Perron samen met Ter Braak onderneemt om auteurs te vinden voor Forum, blijken leeftijd en literair imago een belangrijke rol te spelen. De uitgaven van het tijdschrift werden gevuld met mensen die ‘bij de groep hoorden’. Onder redactie van Du Perron zijn dit auteurs zoals Greshoff, Jan van Nijlen, Marsman, Van

Vriesland, Helman, Engelman, Donker, Maurits Dekker en Theun de Vries.128 Het doel van Du Perron en Ter Braak is om Forum als 'nieuw', 'revolutionair' en geheel anders dan de bestaande periodieken neer te zetten. De belangrijkste auteurs (de auteurs die de meeste bijdragen aan Forum hebben geleverd) zijn, naast Du Perron en Ter Braak, Elsschot,

Greshoff, Marsman, Slauerhoff en Vestdijk. Deze auteurs zijn door Du Perron en Ter Braak aangetrokken om voor Forum te schrijven omdat hun werk en hun opvattingen in Forum passen. Zo schrijven zij ook in het redactionele ‘Ter inleiding’, in de eerste uitgave van

Forum:

‘Het tijdschrift, dat wij de lezer hierbij voorstellen, beoogt de groepering van een generatie schrijvers, die thans om en bij de dertig zijn. Wij stellen ons voor, tot dit Forum alle vitale elementen onder de jongere auteurs (en dit ‘jong’ noch naar

beneden noch naar boven dogmatisch begrensd), voorzover zij een persoonlijke vorm hebben gevonden, toegang te verlenen.’129

In het redactionele ‘Ter inleiding’ wordt eveneens de voorkeur voor de ‘vent’ boven de ‘vorm’ uiteengezet en verklaard:

‘Te zeer werden wij bedreigd door een pleïade van dichters in de meest schoolse zin van het woord, te zeer ook werd daardoor de aandacht beperkt tot een poëzie in diezelfde zin, die men, naar onze mening ten onrechte, als het wezen van het

poëtische zelf ging beschouwen. Men versta ons wel: wij stellen ons hier niet voor of tegen de poëzie, wij kiezen uitsluitend partij tegen de vergoding van de vorm (de

128 Perron, du. E. Brief aan Menno ter Braak, Gistoux, 30 Augustus 1931.

47 magie der ‘creatie’, zoals men dat in Nederland heeft genoemd, terwijl men in

Vlaanderen van verliteratureluren der kunst heeft gesproken) ten koste van de creatieve mens; wij verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeling van de kunstenaar. Welke wonderen zich ook bij het scheppingsproces mogen afspelen: zij schijnen ons dan eerst van belang, wanneer de persoonlijkheid van de kunstenaar zich voor ons in zijn werk bevestigt.’130

De polemische benadering in Forum is geheel anders dan de toenmalige benaderingen van literatuur in deze tijd. Voor de oprichting Forum hield de literaire pers zich voornamelijk bezig met tekstgericht literaire kritiek, waarbij men met name uitgaat van de formele kanten van een literair werk, de wetenschappelijke en structurele benadering, maar de kritiek van Ter Braak en Du Perron, en daarbij Forum, richt zich op de ideeën die in een literair werk aan de orde komen. Met hun eigen opvattingen vallen zij niet het literaire werk zelf aan, maar de auteur die dergelijke ideeën heeft. Ter Braak en Du Perron positioneerden zich inmiddels als twee 'wapenbroeders' in de literaire wereld in Nederland. Voor Du Perron was ‘de

Nederlandsche dikdoenerigheid’ de ware vijand, en Forum was het perfecte podium om zijn standpunt te kunnen vertolken - en zo de eerste echte stappen als polemist te zetten.