• No results found

Men heeft zich al eerder afgevraagd waarom Du Perron zo veel moeite deed voor auteurs als Slauerhoff. Volgens Snoek wilde Du Perron graag aardig gevonden worden en

vriendschappen voor het leven sluiten, hoewel de grootste en belangrijkste reden voor alle moeite die hij in auteurs stak mogelijk was omdat hij van mening was dat werk wat hij de moeite waard vond, niet verloren mocht gaan en zo goed mogelijk voor het voetlicht moest worden gebracht.

Naast het belang van vriendschap valt ook de manier waarop Slauerhoff voor Du Perron heeft bijgedragen aan het verkrijgen van een sterkere positie in de Nederlandse literaire wereld op. Nadat Du Perron zich aanbood als zijn literair adviseur, ging het Slauerhoff voor de wind. En dat was ook gunstig voor Du Perron.

De weg van een boek naar de status van literatuur komt langs vele hindernissen, waaronder de literatuurcriticus als poortwachter. Het is de literatuurcriticus die er mede voor zorgt dat een werk bepaalde literaire waarden krijgt. De naam van Du Perron komt vaak voorbij wanneer het gaat over poortwachters aan het begin van de twintigste eeuw. De poortwachtersfunctie van een literair criticus heeft vooral te maken met het vermogen om invloed uit te oefenen op welke titels gezien worden als ‘literaire’ titels: de criticus bepaald mede de receptie en levensloop van een boek. Omdat Du Perron naast dichter ook (bibliofiel) uitgever was, vestigde hij zijn rol als zijnde een poortwachter in de literatuur.

Oversteegen heeft geschreven over de discussie tussen vorm, de stijl van een werk en

vent, de persoon van de schrijver. E. du Perron zelf had een groot voorkeur voor de vent, wat

zijn belang van vriendschap verklaart. Ook schreef Oversteegen in zijn werk Beperkingen over het concept literatuuropvatting als ‘een etagegebouw met drie verdiepingen’. De eerste verdieping is de functie van het werk, de tweede verdieping de aard en de derde de strategie. Door iedere verdieping langs te gaan, te beginnen met de basis, is de volgende laag van het model te construeren en kan de criticus het literaire aanbod ordenen en er waarde en betekenis aan toekennen. Van den Akker gebruikt voor zijn theorie de vier soorten poëtica om zo tot de precieze literatuuropvatting te komen van een literair werk.

Zowel Van den Akker als Van Rees zijn het erover eens dat literatuurkritiek geen zuivere objectieve wetenschap is maar een subjectieve benadering, door de criticus. Omdat het gaat om een subjectief waardeoordeel moet de literatuurcriticus ervoor zorgen dat zijn oordeel als de juiste wordt beschouwd. Om aan autoriteit te winnen is de literatuurcriticus altijd in strijd met andere critici maar ook op zoek naar erkenning van andere critici. Nel van

85 Dijk, in haar proefschrift over Menno ter Braak, heeft het over de term ‘literatuurpolitiek’. Hierin beweert zij dat er een lijn te ontdekken is in de manier waarop de criticus een auteur gebruikt als referentiepunt en voorbeeld, om hier zichzelf vervolgens mee te kunnen positioneren in het literaire veld. Om een plaats voor zichzelf te kunnen creëren valt een criticus de gevestigde literatoren en dat wat zij vertegenwoordigen aan. Het zich afzetten tegen de oudere generatie en het zich onderscheiden van tijdgenoten zijn middelen om nieuwe posities te vestigen en bestaande tot geschiedenis te maken.

Om als literatuurcriticus aan autoriteit te winnen moet hij zichzelf positioneren in het literaire veld maar ook erkenning krijgen van andere critici en de strijd aan gaan met zijn kritische collega’s. Dit was precies wat Du Perron deed in de jaren twintig van de vorige eeuw. Om aan invloed te winnen binnen het literaire circuit werkt hij mee aan (de oprichting van) het literaire tijdschrift De Driehoek samen met Jozef Peeters en Paul van Ostaijen. Zijn belangrijkste rol is echter het financieren van het tijdschrift. Zijn eerste eigen kritische stuk, op aanraden van Peeters, gaat over het werk van de populaire criticus Coster. Du Perron verkrijgt zowel autoriteit omdat Peeters, een gevestigde naam, hem steunt en omdat Du Perron zich afzet tegen een van de populairste critici van zijn tijd. Daarnaast helpt een andere autoriteit, Van Ostaijen, Du Perron met zijn schrijfstijl.

De volgende stap van Du Perron is zijn werk Cahiers van een lezer. Om aan verdere autoriteit te winnen laat hij zijn eerste cahier, Cahier voor mijzelf, dertig keer drukken en verspreiden onder verschillende figuren in de literaire wereld. Zo probeerde Du Perron zijn netwerk in het literaire circuit uit te breiden. De uitgever Alexander Stols is de volgende in het netwerk van Du Perron die een belangrijke volgende stap is voor de literatuurcriticus. Stols brengt het werk van Du Perron uit maar ook de van andere auteurs waarin Du Perron bemiddelt, waaronder Slauerhoff. Voor Slauerhoff was hem niets te veel. Du Perron redigeerde zijn werken en ging langs bij uitgeverijen om zijn werk gepubliceerd te krijgen. Slauerhoff werd voor hem een voorbeeld van zuivere poëtische schoonheid. Slauerhoff was lastig in de omgang, maar wat hij schreef vergoedde veel.

De volgende die Du Perron aan zijn netwerk toevoegde was Greshoff. Hij zorgde ervoor dat Du Perron een groot aantal Nederlandse auteurs leerde kennen en was hiermee dan ook een belangrijk persoon bij de start van Du Perrons carrière als literatuurcriticus.

Daarnaast bood Greshoff Du Perron een podium in Den Gulden Winckel, daar hij sinds 1925 deel uitmaakte van de redactie. Den Gulden Winckel was in der tijd de ontmoetingsplaats voor boeken en boekenliefhebbers zonder enige voorkeur, ideologie of levensbeschouwing, daarbij niet enkel aandacht gevend aan de inhoud van het boek’, en had daarbij dus een breed,

86 veelzijdig lezerspubliek.254 Den Gulden Winckel was voor Du Perron een middel om zichzelf aan een groot, breed publiek te presenteren, om zich vervolgens verder te profileren. Na de stukken in Den Gulden Winckel volgde al gauw de interesse van andere Nederlandse literaire pers: Du Perron droeg hierna kritische artikelen en gedichten aan bij De Gids, De Vrije

Bladen, Het Vaderland en Erts. Naarmate hij actiever deelnam aan het Nederlandse literaire

circuit, kon Du Perron naast Greshoff plaatsnemen als adviseur van het literaire fonds van A.A.M. Stols. Samen met Greshoff en Stols kwamen de al eerder genoemde series

Luchtkasteelen en Standpunten en getuigenissen tot stand. De publicatiemogelijkheden en de

kennissenkring van Greshoff stelden Du Perron in staat om een eigen positie te werven als polemist én schrijver in Nederland.

Naast Greshoff is Menno Ter Braak een van de belangrijkste personen in Du Perrons leven. Menno ter Braak is in vergelijking met de andere personen in Du Perrons netwerk niet iemand die Du Perrons autoriteit eenzijdig versterkt. Naast een hechte vriendschap versterken ze elkaars autoriteit, als een soort kruisbestuiving. Deze samenwerking zorgt ervoor dat in 1932 Du Perron genoeg autoriteit heeft verzameld om zijn eigen literaire tijdschrift te beginnen. Samen met Ter Braak en Maurice Roelants brengt hij Forum uit.

Het literaire tijdschrift Forum blijkt het ideale podium voor Du Perron. Hij verzameld gelijkgestemde auteurs rond zich die dezelfde visie hebben op literatuur als hij. Het is ook voor het eerst dat Du Perron zijn autoriteit verleend aan andere auteurs, wat er op duidt dat hij rond de tijd van Forum in het literaire veld werd gezien als een gevestigde literatuurcriticus. Dit wordt des te meer bewezen door het feit dat Dirk Coster, een van de bekendste

literatuurcritici op dat moment, in de lente voor het verschijnen van Forum een artikel over Du Perron schrijft. Door het artikel dat Coster schrijft over Du Perron erkent hij de nieuw verworven positie van Du Perron, iets wat Coster lange tijd niet deed. Kunnen we vaststellen dat Slauerhoff voor Du Perron een factor was in zijn “literatuurpolitiek”?

De vriendschap en samenwerking tussen Du Perron en Slauerhoff zorgde ervoor dat Du Perron een stevigere positie kon krijgen in het literaire veld; en dat heeft voor beider carrières een positief effect. De betekenis en de waarde die Du Perron in zijn recensies aan het werk van Slauerhoff toekent, speelt een positieve rol in de algemene waardering voor het werk van de auteur.

87 Mede dankzij de hulp van Du Perron weet Slauerhoff veel te publiceren vanaf 1930. Niet alle werken van Slauerhoff worden goed ontvangen zoals de bundel Saturnus. Du Perron reageert op een artikel van Marnix Gijssen, die een negatieve recensie schrijft, en valt deze persoonlijk aan. Hier wordt duidelijk dat Du Perron zijn autoriteit als criticus gebruikt ten gunste van Slauerhoff. Dit doet Du Perron nogmaals in het essay Gesprek over Slauerhoff, waarin hij het wederom opneemt voor Slauerhoff en duidelijk wordt dat Du Perron

Slauerhoff gebruikt als voorbeeld van ‘goede literatuur’, aansluitend op de Vorm-of-vent- discussie.

Het politiek bedrijven door Du Perron ten gunste van Slauerhoff (en zichzelf) komt nog sterker naar voren als we de briefwisselingen tussen Du Perron, Menno ter Braak en Greshoff bekijken. De verhalen De dood van Dutrou Bornier en Cherchez la Femme van Slauerhoff worden afgekeurd door menig literair tijdschrift. Ze worden uiteindelijk

gepubliceerd in Forum. Uit de briefwisseling tussen de redacteuren van Forum blijkt dat Du Perron niet heel positief was over de twee werken van Slauerhoff. Daarnaast schrijft Du Perron expliciet dat hij Slauerhoff de voorkeur geeft boven andere werken van auteurs puur vanwege de persoon. ‘Als Slau 6- krijgt, zou ik eerder van hèm iets opnemen dan van allerlei debutanten en onbekenden die het tot 7 brengen’, schrijft Du Perron.

Nadat Du Perron een stapje terug doet binnen Forum nemen Simon Vestdijk en Victor van Vriesland zijn taken over. Slauerhoff moet niks hebben van Van Vriesland en eist dat hij vertrekt, anders dreigt Slauerhoff over te stappen naar een ander literair tijdschrift; De

Stem. Alhoewel Du Perron en Ter Braak Slauerhoff in eerste instantie lijken te steunen,

nemen ze geen directe actie om Van Vriesland uit de redactie van Forum te zetten. Du Perron wil zijn verhouding met Van Vriesland niet op het spel zetten. Zowel Bep als hij verdienden namelijk aan hun kritieken voor de NRC, waar Van Vriesland eveneens redacteur was in die tijd.

Op 3 maart 1935 schrijft Slauerhoff, die dacht nu eindelijk weer alle aandacht van Du Perron te zullen krijgen, een brief aan Forum waarin hij Vestdijk, Ter Braak en Du Perron opvoert als getuigen in de strijd tegen Van Vriesland. Slauerhoff trekt zijn medewerking aan Forum in en verzoekt Ter Braak hiervan een bericht te maken in Het Vaderland. Voor het eerst lijkt Du Perron Slauerhoff niet langer blindelings te volgen of zonder twijfel voor hem in de bres te springen. In een brief aan Ter Braak schrijft Du Perron dat hij Slauerhoff ‘niet langer kent’. Een concrete aanleiding voor de breuk tussen Du Perron en Slauerhoff is niet echt aan te wijzen, hoewel Slauerhoff Du Perron in 1935 begon te verwijten dat hij de literatuur hoger stelde dan hun vriendschap. Du Perron zou een echte ‘literator’ zijn geworden. Het begint er

88 steeds meer op te lijken dat Slauerhoff een breuk wil forceren tussen hem en Du Perron. En dat terwijl Du Perron meermaals in brieven verweert dat hij wel degelijk tijd vrijmaakt voor zijn vriend. Interessanter nog is een brief aan Ronald Holst waarin Du Perron schrijft dat Slauerhoff zich heeft ‘laten kennen als 10× minder dan zijn ‘literatuur’. Hieruit kunnen we duidelijk concluderen dat Du Perron het werk van Slauerhoff veel hoger heeft zitten dan de persoon Slauerhoff. Dit is een duidelijke breuk met eerdere brieven naar onder andere Menno ter Braak waarin Du Perron het gedrag van Slauerhoff nog probeert goed te praten.

Na de dood van Slauerhoff in 1936, waarbij Du Perron niet naar de begrafenis gaat, houdt Du Perron zich in eerste instantie op de achtergrond. Kees Lekkerkerker krijgt alle materialen van Slauerhoff in handen en gaat samen met uitgever Nijgh & Van Ditmar het verzamelde werk van Slauerhoff samenstellen en bezorgen. Via Menno ter Braak krijgt Du Perron alle materialen in handen nadat hij lang geklaagd heeft dat hij er niet bij werd betrokken. Dit doet Du Perron vooral omdat hij zich verantwoordelijk voelt voor het

nalatenschap van Slauerhoff. Du Perron is tenslotte de hele carriere van Slauerhoff betrokken geweest bij zijn werk. Het is opvallend dat Du Perron zich nog zo actief bezighoudt met het werk van Slauerhoff na hun ruzie, en na het overlijden van Slauerhoff. Er zijn dan ook verschillende verklaringen voor het motief van Du Perron om zich met het verzamelde werk van Slauerhoff te bemoeien. Deed hij dit puur en alleen voor de vriendschap (uit

schuldgevoel) of had ook dit een programmatische achtergrond? Du Perron gebruikte Slauerhoff als referentiepunt en voorbeeld voor ‘goede literatuur’, om hier zichzelf vervolgens mee te kunnen positioneren in het literaire veld. Andersom zorgde Du Perron ervoor dat Slauerhoff een gevestigde naam werd in het literaire veld, en ging hij ver om Slauerhoff zo goed mogelijk in de kijker te krijgen. Hierdoor voelde het werk van Slauerhoff als het ware aan als zijn eigen werk, en is dat een motief waarom Du Perron het zo belangrijk vond dat het in goede staat, in een goede editie, doorleefde. De nadruk hierbij ligt wel op het werk van Slauerhoff en minder op de persoon Slauerhoff. Heeft de vorm dan toch gewonnen van de vent? Het valt dan ook niet geheel uit te sluiten dat Du Perron aan het verzamelde werk wilde meewerken om zijn eigen nalatenschap veilig te stellen. Hij zou immers als de “ontdekker”/bezorger van Slauerhoff de eeuwigheid ingaan. Je zou dus met enige zekerheid kunnen zeggen dat de vriendschap tussen hem en Slauerhoff wel degelijk een ‘politiek’ karakter heeft gehad.

89

Literatuurlijst

's-Gravesande, G.H. Sprekende schrijvers. Nederlandsche en Vlaamsche letterkundigen in

gesprek met G.H. 's-Gravesande. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1935.

Aa, E. van der, E. du Perron en de avant-garde, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 1994.

Akker, W.J. van den, Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica. Veen, Utrecht, 1985.

Bom, E. de, De Volksgazet, 16 augustus 1924.

Borgers, G., van Ostaijen, F. Een documentatie, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1996. Bourdieu, P. The field of cultural production. Poetics, 1983.

Coser, L.A. Publishers as gatekeepers of ideas. Annals of the American Academy of Political

and Social Science, 1975.

Coster, D. 'Een vijand gevraagd’, De Stem II, mei 1931.

Coster, D. Nieuwe geluiden. Een keuze uit de poëzie van na den oorlog. Van Lochum Slaterus, Arnhem,1927.

Defresne, A. ‘Bespreking Yoeng poe tsjoeng’, De Groene Amsterdammer, 19 juli 1930. Deprez, A. E. du Perron, zijn leven en zijn werk, A. Manteau, Brussel & Den Haag, 1960. Dijk van, N. De politiek van de literatuurkritiek. Eburon, Delft 1994.

Du Perron, E. 'Gesprek over Slauerhoff', De Vrije Bladen, 1930.

Du Perron, E. ‘Bespreking van Nieuwe geluiden’, De Driehoek, nr. 6, september 1925. Du Perron, E. ‘Bespreking van Piano’, De Driehoek, nr. 1, april 1925.

Du Perron, E. ‘Een vijand meldt zich’, Den Gulden Winckel, juni 1931 p.131 Du Perron, E. ‘Naschrift’, Tegenonderzoek. A.A.M Stols, Brussel 1933.

Du Perron, E. ‘Prof. Dr. Goris over Slauerhoff (Kleine bijdrage tot de kennis der Vlaamsche literaire kritiek)’, Den Gulden Winckel. Jaargang 29, 1930.

Du Perron, E. ’Fransche letteren’, Den Gulden Winckel. Jaargang 26. Hollandia-Drukkerij, Baarn 1927.

90 Du Perron, E. Brieven. Deel 1. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1977.

Du Perron, E. Brieven. Deel 2. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. Du Perron, E. Brieven. Deel 3. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. Du Perron, E. Brieven. Deel 4. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1978. Du Perron, E. Brieven. Deel 5. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1979. Du Perron, E. Brieven. Deel 6. 1 G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1980. Du Perron, E. Brieven. Deel 7. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1981. Du Perron, E. Brieven. Deel 8. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1984. Du Perron, E. Brieven. Deel 9. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1990. Du Perron, E. Cahiers van een lezer, deel 1, 1928.

Du Perron, E. Manuscrit trouvé dans une poche, 1922.

Du Perron, E. Over Stendhal, Astra Nigra VI. Den Haag, 1944. Du Perron, E. Over Stendhal, Astra Nigra VI. Den Haag, 1944. Du Perron, E. Tegenonderzoek, 1933.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 1 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 2 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 3 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 4 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 5 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 6 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Verzameld werk. Deel 7 (eds. E. du Perron-de Roos, F.E.A. Batten en H.A. Gomperts). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1955.

Du Perron, E. Vriend of vijand, 1931

Gieling, T. ‘Stendhal et Eddy du Perron’, V. del Litto, Communications présentées au congrès

Stendhalien de Civitavecchia, Florence/Parijs, 1966.

91 Grenier, R. Pascal Pia ou le droit au néant, Gallimard, 1989.

Greshoff, J. ‘De kwijnende letteren’, Den Gulden Winckel. Jaargang 28. Hollandia-Drukkerij, Baarn 1929.

Greshoff, J. Brief aan A.A.M. Stols, 15 februari 1933.

Hanssen, L. Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940. Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2001.

Hazeu, W. Slauerhoff: een biografie. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1998. Heere, M. Zeeroep. Slauerhoff en de zeevaart. Van Gorcum, 1989.

Holst, R. A. brief aan aan J.Greshoff, 11 maart 1931.

Janssen, M.S.S.E. In het licht van de kritiek: variaties en patronen in de aandacht van de

literatuurkritiek voor auteurs en hun werken. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1994.

Kroon, D. Ik had het leven me anders voorgesteld. J. Slauerhoff in vraaggesprekken en

herinneringen. BZZTôH, 1981.

Kuitert, E.A. ‘De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: een historische schets 1800-2008’, in: Stilet: Tydskrif van die Afrikaanse Letterkundevereniging 2, 2008.

Laan, N. ‘De studie van literatuuropvattingen’, Van Romantiek tot Postmodernisme. Coutinho, 2010.

Marsman, H. Critisch proza. In: H. Marsman, Verzameld werk (ed. D.A.M. Binnendijk en A.

Vigoleis Thelen). Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam 1979.

Monteyne, L. Artikel in De Vlaamsche Gids, jaargang 13, 1924.

Ornée, W.A. 'Slauerhoff, Jan Jacob (1898-1936)', Biografisch Woordenboek van Nederland. 2013.

Ostaijen, P. van, Verzameld werk. Deel 4: proza. Besprekingen en beschouwingen (ed. Gerrit Borgers). Bert Bakker, Amsterdam 1979.

Oversteegen, J.J. Beperkingen. Methodologische recepten en andere vooronderstellingen en

92 Oversteegen, J.J. Vorm of vent. Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 1969.

Oversteegen, J.J. Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de

Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van

Gennep, 1969.

Perkens, D. Het Overzicht, nr. 22-23-24, februari 1925.

Perkens, D. Vlaamsche Arbeid, jaargang 15, nr. 2, februari 1925.

Pia, P. Parler de Du Perron / Praten over Du Perron. Reflex, Utrecht, 1979. Premsela, M.J. Artikel in Den Gulden Winckel, nr. 12, 1924.

Redactie Algemeen Dagblad, ‘Laatste berichten, Forum en Vrije Bladen.’ Algemeen Dagblad, Amsterdam, 10 oktober 1931

Rees, C.J. van, ‘Consensusvorming in de literatuurkritiek’. In: Verdaasdonk, H. (Red.). De

regels van de smaak. Amsterdam: Joost Nijsen, 1985.

Rees, C.J. van & Dorleijn, G.J. ‘Het Nederlandse literaire veld 1800-2000’. De productie van

literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000. 15-37. Vantilt, Nijmegen, 2006.

Rees, C.J. van en Dorleijn, G.J. De impact van literatuuropvattingen in het literaire veld.

Aandachtsgebied literaire opvattingen van de Stichting Literatuurwetenschap. Stichting

Literatuurwetenschap, Den Haag, 1993.

Slauerhoff, J.J. ‘Komkommertijd’, spotdicht op J. Greshoff en Sander Stols van februari 1933. Slauerhoff, J.J. ‘Amphoor’ en ‘De tweede keus van Paris’. Elsevier's Geïllustreerd