-studerende populatie van 15 tot 29 jaar
3.1.4. Scholingsniveau van de 25-29-jarigen op basis van individuele kenmerken in België
25-29 jaar 60-64 jaar 25-29 jaar 60-64 jaar
Laaggeschoolden 1,6 4,3 2,1 4,0
Middengeschoolden 4,0 2,4 4,6 2,9
Hooggeschoolden 4,0 1,8 3,1 1,5
Totaal 9,7 8,5 9,8 8,5
Bron: ADSEI (EAK).
3.1.4. Scholingsniveau van de 25-29-jarigen op basis van individuele kenmerken in
België
De stijging van het scholingsniveau van de intreders op de arbeidsmarkt is transversaal: ze wordt in alle bevolkingsgroepen opgetekend, ongeacht de individuele kenmerken van de betrokkenen (geslacht, nationaliteit of het gewest van de woonplaats). Toch komt ze niet voor iedereen in dezelfde mate tot uiting. Het gemiddelde scholingsniveau van de vrouwen, bijvoorbeeld, ligt momenteel aanzienlijk hoger dan dat van mannen, terwijl de verschillen tussen de geslachten in 1992 minder duidelijk waren. In 2008 was slechts 14 pct. van de vrouwen van 25 tot 29 jaar laaggeschoold, tegen 19 pct. van de mannen. Het ecart is nog sterker voor de middengeschoolden (37 pct. bij de vrouwen en 46 pct. bij de mannen). Bij hooggeschoolden zijn de verschillen het meest merkbaar: bijna de helft van de vrouwen van 25 tot 29 jaar is hooggeschoold, tegen slechts 35 pct. van de mannen.
Op Europees niveau kon de ontwikkeling van het scholingsniveau van de intreders niet nagegaan worden voor Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, aangezien die opsplitsing voor die landen, omwille van een abnormaal hoge aandeel van niet-antwoorden, niet berekend kon worden voor het jaar 2000. In de overige dertien landen werd tussen 2000 en 2008 een stijging opgetekend van het gemiddelde scholingsniveau, in sterkere mate voor vrouwen dan voor mannen. Ondanks die vooruitgang blijven de Europese resultaten ver achter bij die van België: in die landen ligt het aandeel van de laaggeschoolden gemiddeld 9 procentpunten hoger voor mannen en 7 procentpunten voor vrouwen, en dat van de hooggeschoolden respectievelijk 7 en 10 procentpunten lager dan in België.
Tabel 12 - Scholingsniveau van de 25-29-jarigen in België en in de EU1: opsplitsing volgens geslacht
(procenten van het totaal)
Mannen Vrouwen 1992 2000 2008 Verschil 2008- 1992 1992 2000 2008 Verschil 2008- 1992 België Laaggeschoolden 40,2 23,7 19,3 -20,9 34,9 19,7 14,3 -20,6 Middengeschoolden 33,8 43,3 45,8 12,0 33,9 39,4 37,3 3,5 Hooggeschoolden 26,0 32,9 34,9 8,9 31,2 40,9 48,4 17,1 EU13 Laaggeschoolden n.b. 32,5 27,9 n.b. n.b. 28,0 21,2 n.b. Middengeschoolden n.b. 44,2 43,9 n.b. n.b. 42,6 40,3 n.b. Hooggeschoolden n.b. 23,3 28,2 n.b. n.b. 29,4 38,5 n.b.
Bron: ADSEI (EAK).
1 Gelet op de hoge aandeel van niet-antwoorden op de vraag naar het scholingsniveau in Duitsland en
in het Verenigd Koninkrijk in 2000, werden deze twee landen niet opgenomen in het Europese gemiddelde.
Wat de Belgische gewesten betreft, is de voorsprong die Brussel in 1992 had (38 pct. hooggeschoolden, tegen respectievelijk 29 pct. in Vlaanderen en 25 pct. in Wallonië) verdwenen ten voordele van Vlaanderen. Dit laatste gewest telde in 2008 44 pct. hooggeschoolden bij de 25- 29-jarigen, tegen slechts 13 pct. laaggeschoolden (22 procentpunten minder dan in 1992). In Brussel liep het aandeel van de laaggeschoolden met slechts 11 procentpunten terug: in 2008 was nog een kwart van de 25-29-jarigen laaggeschoold, terwijl het aandeel van de hooggeschoolden 41 pct. beliep. Met 37 pct. hooggeschoolden en 20 pct. laaggeschoolden bij de jongvolwassenen bekleedt Wallonië een tussenpositie.
Grafiek 20 - Scholingsniveau van de 25 individuele kenmerken
(procenten van het totaal)
Bron: ADSEI (EAK).
De verschillen inzake scholingsniveau tussen Brussel en de twee andere gewesten hangen gedeeltelijk samen met het grot
heeft gevestigd. Met name de Brusselse bevolking van 25 tot 2 uit niet-EU15-onderdanen; in deze bevolking is gemiddeld 46 ligt evenwel iets lager in Brussel
46 pct. in Vlaanderen en 52 pct. in Wallonië), tegen 22
14 pct. bij de Belgen. Dit neemt niet weg dat zelfs bij de Belg aanzienlijk hoger ligt in Brussel (21
(11 pct.).
Scholingsniveau van de 25-29-jarigen in 1992 en in 2008 in België: opsplitsing
De verschillen inzake scholingsniveau tussen Brussel en de twee andere gewesten hangen gedeeltelijk samen met het grote aantal vreemdelingen dat zich op het Brusselse grondgebied heeft gevestigd. Met name de Brusselse bevolking van 25 tot 29 jaar bestaat voor bijna een
onderdanen; in deze bevolking is gemiddeld 46 pct. laaggeschoold ligt evenwel iets lager in Brussel - 43 pct. – dan in de twee andere gewesten pct. in Wallonië), tegen 22 pct. bij de overige EU15
de Belgen. Dit neemt niet weg dat zelfs bij de Belgen het aandeel laaggeschoolden aanzienlijk hoger ligt in Brussel (21 pct.) dan in Wallonië (18 pct.) en vooral dan in Vlaanderen jarigen in 1992 en in 2008 in België: opsplitsing volgens
De verschillen inzake scholingsniveau tussen Brussel en de twee andere gewesten hangen dat zich op het Brusselse grondgebied
jaar bestaat voor bijna een kwart pct. laaggeschoold (dit percentage gewesten, respectievelijk overige EU15-onderdanen en het aandeel laaggeschoolden pct.) en vooral dan in Vlaanderen
Grafiek 21 - Scholingsniveau van de populatie van 25 tot 29 nationaliteit
(procenten van het totaal)
Bron: ADSEI (EAK).
Samenvatting
Het opgetekende scholingsniveau van de 15
aangezien een groot gedeelte van deze groep nog studeert. De analyse dient dus voor de niet-studerende populatie of op de leeftijdscateg
definitief wordt beschouwd, namelijk de 25 In België ligt het scholingsniveau van de niet
gemiddeld in de twaalf landen van de Europese Unie waarmee een verg land telt naar verhouding minder laaggeschoolden (21 tegen 29
(33 tegen 23 pct.).
Het scholingsniveau van de bevolking 64-jarigen heeft ten hoogste een minder dan een vijfde van de 25
De verhoging van het scholingsniveau van de 25 uiting bij de vrouwen, van wie bijna de helft
en minder dan 15 pct. laaggeschoold is. In Brussel ligt het percentage laaggeschoolde intreders ruim boven het gemiddelde, deels omdat veel buitenlanders in dit gewest wonen.
Scholingsniveau van de populatie van 25 tot 29 jaar in België in 2008: opsplitsing
scholingsniveau van de 15-29-jarigen kan niet als definitief worden beschouwd, aangezien een groot gedeelte van deze groep nog studeert. De analyse dient dus
studerende populatie of op de leeftijdscategorie waarvan het scholingsniveau als definitief wordt beschouwd, namelijk de 25-29-jarigen.
In België ligt het scholingsniveau van de niet–studerende populatie van 15 tot 29 jaar hoger dan gemiddeld in de twaalf landen van de Europese Unie waarmee een vergelijking mogelijk is: ons land telt naar verhouding minder laaggeschoolden (21 tegen 29 pct.) en meer hooggeschoolden
bevolking is met de tijd sterk verhoogd: meer dan de helft van de 60 oogste een getuigschrift van het lager secundair onderwijs op zak, tegen minder dan een vijfde van de 25-29-jarigen.
van het scholingsniveau van de 25-29-jarigen is transversaal. Ze komt vooral tot uiting bij de vrouwen, van wie bijna de helft beschikt over een diploma van het hoger onderwijs en minder dan 15 pct. laaggeschoold is. In Brussel ligt het percentage laaggeschoolde intreders ruim boven het gemiddelde, deels omdat veel buitenlanders in dit gewest wonen.
jaar in België in 2008: opsplitsing volgens
jarigen kan niet als definitief worden beschouwd, aangezien een groot gedeelte van deze groep nog studeert. De analyse dient dus te gebeuren orie waarvan het scholingsniveau als
studerende populatie van 15 tot 29 jaar hoger dan elijking mogelijk is: ons pct.) en meer hooggeschoolden
: meer dan de helft van de 60- van het lager secundair onderwijs op zak, tegen
jarigen is transversaal. Ze komt vooral tot beschikt over een diploma van het hoger onderwijs en minder dan 15 pct. laaggeschoold is. In Brussel ligt het percentage laaggeschoolde intreders ruim boven het gemiddelde, deels omdat veel buitenlanders in dit gewest wonen.