• No results found

het onderwijs en

2.5 Stand van zaken in enkele andere Europese landen

2.5.1 Schets van de algemene trends bij b & s op school

In veel West-Europese landen bevindt b&s op school zich al enkele decennia in een defen-sieve positie (Wilcox, 1996; Fisher, Van der Gugten & Loopstra, 1997; Hardman & Marshall, 1999; Pühse & Gerber 2005, Hardman & Klein 2007). Het vak heeft soms een lagere status dan andere vakken en het aantal lesuren op school is in veel landen in de jaren negentig terug gelopen (Hardman & Marshall, 1999; Pühse & Gerber, 2005). De lessen b&s vallen gemakkelijker uit dan de lessen van de cognitieve vakken en de faciliteiten voor b&s laten geregeld te wensen over. Het leergebied wordt wereldwijd met enige regelmaat bekritiseerd door gezondheidsorganisaties en sportbonden omdat doelen zoals het bevorderen van de gezondheid en een actieve levensstijl niet gehaald worden.

Toch zijn er, zeker sinds de eeuwwisseling, ook veel positieve signalen als het gaat om het belang van b&s op school. Het schoolvak wordt opgevat als de springplank voor sport-deelname en een actieve levensstijl, een leven lang. Tijdens de World Summit of Physical Education in Berlijn (1999) op initiatief van de International Council of Sport Sciences and Physical Education (ICSSPE) zijn diverse intentieverklaringen opgesteld met het doel een

verbeterslag voor b&s op school te bewerkstellingen. In de verklaring van Talbot (2001) komt naar voren dat b&s kinderen ook helpt respect voor zichzelf en anderen te krijgen, dat het bijdraagt aan de algehele ontwikkeling en een positief effect kan hebben op zelf-vertrouwen en schoolprestaties. De Raad van Europa gaf hieraan een vervolg en kwam in 2003 met een set aanbevelingen voor beleid (Hardman, 2007). Ook de aanbevelingen en de afspraken tijdens de tweede World Summit top in Magglingen (2005) geven goede refe-rentiepunten voor b&s op school. Desondanks blijft er een hiaat tussen belofte en realiteit. Het bepleiten van de positieve beleidsprincipes is belangrijk, maar de implementatie in de onderwijspraktijk des ter meer. Toch zijn er steeds weer internationale impulsen waaruit een positieve grondhouding met betrekking tot het schoolvak blijkt. De European Physical Education Association (EUPEA) kwam in 2002 met een ethische code, Code of ethics and

good practice guide for physical education. Het European Year of Education through Sport

(EYES) vond plaats in 2004 en 2005 werd uitgeroepen tot International Year for Sport and Physical Education. Telkens opnieuw worden landen uitgedaagd werk te maken van meer uren b&s op school, goede leraren voor het vak, te zorgen voor een gevarieerd aanbod van bewegingssituaties en te zorgen voor goede accommodaties. De EUPEA stelde in 2005 ‘No education without physical education’ en volgens het Europees Parlement (2007) moet ieder kind in het basis- en voortgezet onderwijs minstens drie lesuren b&s op school per week krijgen.

In veel Europese landen groeit in scholen de belangstelling voor ontwikkelingen in de samen-leving en ook voor onderzoek naar de kwaliteit van het leergebied b&s. Een wereldwijd onder-zoek, drie Europese overzichtsonderzoeken en verschillende andere onderzoeken tonen aan dat de belangstelling voor maatschappelijke kwesties zoals overgewicht, een actieve levensstijl en welbevinden toeneemt. Onderzoek naar het belang van thematische doelen in de lessen b&s geeft het onderstaande beeld (Hardman, 2008).

Thematische curriculumdoelen (Hardman, 2008, p. 9)

Percentage % Primair onderwijs Voortgezet onderwijs

Motorische ontwikkeling 24% 21%

Persoonlijke en sociale ontwikkeling 22% 24%

Gezondheid en fi theid 15% 15%

Actieve levensstijl 12% 14%

Morele ontwikkeling 9% 3%

Sportvaardigheden 8% 4%

Plezier 5% 4%

Kennis over bewegen en sport 3% 3%

Expressie 2% 2%

Tot op heden blijft de introductie van leerlingen in de verschillende bewegingsdomeinen (spel, turnen, dansen, zwemmen, buitensport, atletiek) nog altijd 70% van de tijd vragen in

het primair en het voortgezet onderwijs. Voor de thematische doelen zoals ‘gezondheid en fi theid’ en ‘persoonlijke en sociale ontwikkeling’ is nog relatief weinig tijd gereserveerd. Als b&s wil bijdragen aan een actieve levensstijl dan is een koerswijziging met een breder arse-naal aan bewegingsactiviteiten en motieven nodig. Het leergebied zal zich breder moeten gaan oriënteren (Hardman, 2008).

In een overzichtsartikel over b&s op school wereldwijd (Hardman, 2009), ook gebaseerd op diverse literatuuronderzoeken en resultaten van onderzoeken met vragenlijsten, zowel mondiaal als continentaal, wordt geconstateerd dat er in veel landen verschillen bestaan tussen het voorgeschreven aantal lessen b&s en de situatie in de praktijk. Verder is de status van de leraar b&s in 28% van de landen lager dan die van de andere leraren. Geconcludeerd wordt ook dat resoluties, zoals die van het Europese Parlement uit 2007 (Schmitt), mooi zijn, maar dat de realisering daarvan op zich laat wachten.

De European Physical Education Association (EUPEA) startte in 2007 een onderzoek (schrif-telijke enquête) onder leraren b&s van de aangesloten landen om de belangrijkste doelen en de leerresultaten voor het leergebied b&s te identifi ceren (i.e., Physically Educated Young Person Profi le project) (Hardman, 2008). De resultaten van dit onderzoek waren begin 2010 nog niet bekend.

Van enkele Europese landen (Engeland, Duitsland, Vlaanderen en Zwitserland) worden recente ontwikkelingen met betrekking tot b&s op school naar aanleiding van literatuuron-derzoek beschreven. Daarbij wordt ingegaan op algemene ontwikkelingen in het onderwijs, doelstellingen, het aanbod en de leraar b&s. Voor dit viertal landen is gekozen omdat be-kend is dat daar onderzoek naar de kwaliteit van b&s op school recent is uitgevoerd.

2.5.2 Engeland

Algemene ontwikkelingen

In Engeland heeft b&s een reguliere status in het onderwijs, het vak is een verplicht on-derdeel van het curriculum. In het voortgezet onderwijs worden de lessen bijna altijd door specialisten gegeven (Fisher, 2005). Alle scholen zijn verplicht om de resultaten van het schoolprogramma b&s bekend te maken. Het gevoel over b&s is in het algemeen positief. De ontwikkelingen zorgen voor een betere status, toch wordt het vak soms minder belangrijk gevonden dan de cognitieve vakken. Promotie van een actieve levensstijl geeft mooie en nieuwe mogelijkheden. Desondanks hebben diverse scholen moeite om de verplichte twee uur b&s per week te geven. Vastgesteld kan echter worden dat de positie van b&s op school veel beter is dan een aantal jaren geleden. Ook bestaan er tegenwoordig scholen met een sportprofi el.

Doelstellingen

In Engeland heeft het onderwijs een Nationaal Curriculum en er geldt een centrale verant-woordingssystematiek. De implementatie van het Nationale Curriculum en de resultaten van de school vallen onder verantwoordelijkheid van de schoolleider (Higham, Hopkins &

Ahtaridou, 2007).

In het Nationale Curriculum wordt de waarde van onderwijs in twee grote hoofddoelstel-lingen verwoord.

Aim 2: Promotion of pupils’ spiritual, moral, social and cultural development, and their preparation for the opportunities, responsibilities, and experiences of life.' (Fisher, 2005, p. 233)

Hieruit vloeien een viertal sleutelgebieden voor het hele onderwijs voort (DfEE&QCA, 1999). Voor b&s gaat het daarbij om:

• het verwerven en ontwikkelen van vaardigheden,

• het selecteren van en het toepassen van vaardigheden, tactiek en ideeën,

• de evaluatie van en het verbeteren van prestaties en

• kennis over en begrip van fi theid en gezondheid.

Volgens de Central Council for Physical Recreation (2002) kan b&s op school bijdragen aan diverse waarden. In de lessen gaat het om ontwikkelen van fysieke mogelijkheden en ver-trouwen in bewegen, om het promoten van een gezonde levensstijl en leren omgaan met risico’s. Verder worden fair play, sociaal gevoel, het creëren van een positief zelfbeeld en burgerschap genoemd. De leraar moet niet alleen uit zijn op het verbeteren van bewegings-vaardigheden maar dit moet gepaard gaan met bewustwording, hetgeen leidt tot verdere ontwikkeling. Ook kan b&s in veel schoolbrede projecten een belangrijke rol vervullen. Onderwijsaanbod

Het aanbod in het voortgezet onderwijs sluit aan bij de vier sleutels van het Nationale Curriculum (DfEE&QCA, 1999). De bewegingsdomeinen zijn dans, spel, turnen, zwemmen, atletiek en buitensport. Bij het onderwijsaanbod wordt gewerkt aan het verbeteren van bewegingsvaardigheden, ontwikkelen van sociale vaardigheden, verbeteren van de gezond-heid en fi tgezond-heid en het leren respectievelijk refl ecteren over bewegingservaringen. Al met al een heel breed palet.

In het basisonderwijs is het aanbod beperkter namelijk dans, spel en turnen. De inhoud van het onderwijs is in Engeland centraal geregeld, maar dat geldt niet voor de pedagogische benadering. De school en ook de leraar kunnen daarin eigen keuzes maken afhankelijk van de leerlingen en van de context waarin ze werken.

Leraar

Om het lerarentekort terug te dringen en leraren te behouden voor het onderwijs zijn maatregelen genomen ter verlaging van de werkdruk. Wettelijk is geregeld dat leraren geen administratieve taken meer doen en er zijn meer mogelijkheden gekomen voor het aanstel-len van onderwijsondersteuners.

Sinds 2006 bestaat er een ‘National Qualifi cations Framework’ (NQF) voor beroepen in het onderwijs. De kwalifi caties zijn op acht niveaus vastgelegd. De eerste drie niveaus van kwalifi caties zijn de zogenaamde National Vocational Qualifi kations (NVQ’s), de leraaron-dersteuners. Vanaf het vierde niveau gaat het om kwalifi caties op het niveau van hoger onderwijs National Professional Qualifi cations (NPQ’s). NVQ’s en NPQ’s zijn gebaseerd op nationale beroepsstandaarden of op professionele standaarden ('CCEA, z.d.'). Voor leraren bestaan er vijf verschillende niveaus, daarvoor zijn vijf beroepsstandaarden geformuleerd. Leraren kunnen doorstromen van het eerste naar het vijfde niveau.

De standaarden fungeren als referentie voor het maken van carrièrestappen. Hoewel de standaarden een belangrijke rol spelen bij het doorstromen naar hogere lerarenfuncties is deze tevens afhankelijk van het aantal beschikbare functies en het budget van de school. Registratie is voor alle leraren in Engeland verplicht ('TDA, z.d.'; LPBO, 2008).

Onderzoek naar kwaliteit

In opdracht van het Department for Education and Skills (Dfes) en het Department for Culture, Media and Sport (DCMS) is in 2000 onderzoek gestart naar Physical Education en School Sport (PESS investigation). Dit onderzoek, uitgevoerd door QCA (Qualifi cation en curriculum authority) in het primair en voortgezet onderwijs, maakt deel uit van het Natio-nale PE, School Sport and Club Links strategy (PESSCL) ('teachernet, z.d.'). Het doel van het onderzoek is de kwaliteit van PESS te verbeteren en te ontdekken wat het verschil in kwali-teit van PESS betekent voor scholen en jeugdigen. Aan het einde van de onderzoeksperiode in 2007 heeft 85% van de jeugdigen in de leeftijd van 5-16 jaar tenminste twee uur per week PESS van hoge kwaliteit (aanreiken van bewegingsvaardigheden, verwerven van ken-nis, een positieve attitude en blijvende interesse in gezond sporten en bewegen). Doel is dat leerlingen aan het einde van het decennium (2010) vier uur per week kunnen sporten en bewegen in en rondom de school. Het onderzoek levert bewijzen, dat scholen met PESS van hoge kwaliteit een positieve invloed hebben op de ambities, welzijn, houding, gedrag en prestaties van jonge mensen, zij hebben meer zelfvertrouwen. Voor de scholen geldt, dat zij succesvoller zijn met een beter (gezonder) leefklimaat (PESSCL, 2007; TNS, 2007).

2.5.3 Duitsland