• No results found

organisaties over

4.2 Vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties over b & s op school

4.2.2 Doelstellingen Belang en realisatie

De respondenten is gevraagd naar het belang van de algemene vakdoelstellingen. Dat zijn doelstellingen die het niveau van de afzonderlijke bewegingsvaardigheden overstijgen. De doelstellingen hebben zowel betrekking op de basisschool als op het voortgezet onderwijs. De antwoordmogelijkheden variëren van ‘overbodig’ (1) tot ‘zeer belangrijk’(5); 3 is ‘neu-traal’.

Ook is aan de respondenten gevraagd in hoeverre zij van mening zijn of deze doelen mo-menteel binnen de lessen b&s worden gehaald. Bij die vraag is een 4-puntsschaal gebruikt met de antwoordmogelijkheden ‘wordt niet bereikt’ (1) tot ‘wordt heel goed bereikt’ (4). Hier is 2.5 ‘neutraal’.

Ten slotte is geïnformeerd naar de redenen waarom sommige doelstellingen (naar het oordeel van de respondenten) niet optimaal worden gerealiseerd.

Vertegenwoordigers maatschappelijke organisaties totaal n=79

Geslacht Leeftijd Opleiding Regio Sporten Kinderen

 53% <35 25% hbo/wo 95% Westen 46% > 3uur 46% geen 40%  47% 35- 50 50% anders 5% landelijk 14% 1-3 uur 44% wel 60%

Tabel 4.2 Oordeel over het belang van algemene doelstellingen van lichamelijke opvoeding,

gemiddelden op 5-puntsschaal (1 is ‘overbodig’, 5 is ‘zeer belangrijk’) en over de mate waarin deze momenteel worden bereikt, gemiddelden op 4-puntsschaal (1 is ‘wordt niet bereikt’, 2 is ‘wordt een klein beetje bereikt’, 3 is ‘wordt redelijk goed bereikt’, 4 is ‘wordt heel goed bereikt’)

Doelstelling Hoe belangrijk? (3.0 = ‘neutraal’)

In welke mate bereikt? (2.5 = ‘neutraal’)

1. ervaren dat bewegen, spelen en sporten plezierig is 4.51 2.39 2. positief leren staan tegenover regelmatig bewegen 4.47 2.24 3. aangezet worden tot (levenslang) sporten bewegen buiten

school 4.38 2.04

4. bevorderen van de algemene gezondheid 4.36 2.33

5. met andere leerlingen leren samenwerken 4.28 2.85 6. ontwikkelen van de fysieke conditie (uithoudingsvermogen,

kracht, lenigheid, enz.) 4.16 2.30

7. eigen mogelijkheden en beperkingen leren kennen en

aan-vaarden 4.15 2.46

8/9. bewegingsvaardigheden leren om beter te kunnen

deelne-men aan bewegingssituaties 4.14 2.62

8/9. leren omgaan met zaken als spanning, verlies en winst 4.14 2.50 10. inzet (doorzettingsvermogen) leren tonen 4.13 2.47 11. kennismaken met een grote verscheidenheid aan sporten 4.06 2.40 12. de mogelijkheid krijgen om zich te ontspannen 4.01 2.72

13. eigen grenzen leren verleggen 3.89 2.34

14. afwisseling voor het stilzitten bij de andere lessen 3.88 3.02

Bron: Bax et al. 2006 nr. 8 p. 35, Stegeman et al., 2007, p. 44

Het is opvallend dat bijna alle doelstellingen als (zeer) belangrijk worden beoordeeld. ‘Af-wisseling (bieden) voor het stilzitten bij andere lessen’ scoort met 3.88 het laagste, maar het wordt met een score van 3.02 wel als het best gerealiseerde doel beschouwd. In volgorde van belangrijkheid is de top vijf volgens de vertegenwoordigers van de maat-schappelijke organisaties: ‘ervaren dat bewegen, spelen en sporten plezierig is’ (4.51), ‘po-sitief leren staan tegenover regelmatig bewegen’ (4.47), ‘aangezet worden tot (levenslang) sporten en bewegen buiten school’ (4.38), ‘bevorderen van de algemene gezondheid’ (4.36), ‘met andere leerlingen leren samenwerken’ (4.28). In Vlaanderen werden in grote lijnen ver-gelijkbare resultaten gevonden (Huts, 2004; Huts, De Knop & Theeboom, 2005; Huts, 2007). Deze uitkomsten sluiten niet aan bij de mate waarin de doelstellingen gerealiseerd worden naar het oordeel van de respondenten, de resultaten duiden eerder op het omgekeerde. De top vijf van de slechtst gerealiseerde doelen is: ‘aangezet worden tot (levenslang) sporten en bewegen buiten de school’ (2.04), ‘positief leren staan tegenover regelmatig bewegen’ (2.24), ‘ontwikkelen van fysieke conditie (uithoudingsvermogen, kracht, lenigheid, enz.)’ (2.30), ‘bevorderen van de algemene gezondheid’ (2.33), ‘eigen grenzen leren verleggen

(2.34)’, naar het oordeel van de respondenten. Ook de Vlaamse onderzoekers vonden een discrepantie tussen belang en realisatie. Meer dan de helft van de respondenten in Vlaande-ren is ervan overtuigd dat de ‘vooropgestelde doelstellingen’ nog te zelden worden bereikt (Huts et al., 2005; Huts, 2007).

In reactie op de open vraag ‘zijn er doelstellingen die niet zijn genoemd en waarvan u het wel belangrijk vindt dat ze in de lessen lichamelijke opvoeding worden bereikt’, worden onder andere als antwoorden gegeven sociale integratie, voeding, ontwikkelen leiderschap, kunnen uitvoeren van regels en waarderen van situaties.

Waarom niet bereikt?

Aan de respondenten zijn diverse mogelijke oorzaken van het niet voldoende realiseren van sommige doelstellingen voorgelegd. Maximaal drie oorzaken mochten worden aangevinkt. Als veruit de belangrijkste oorzaak wordt gezien, dat er te weinig lesuren lichamelijke opvoeding zijn (61,8%). Men oordeelde ook dat leraren te weinig aandacht aan die doel-stellingen (40,8%) besteden.

Tabel 4.3 Door respondenten genoemde oorzaken van het niet bereiken van doelstellingen,

percentages

1. Er zijn te weinig lesuren lichamelijke opvoeding 61,8 2. Er wordt te weinig aandacht besteed aan die doelstellingen 40,8

3. De klassen zijn te groot 31,6

4. De verschillen tussen de leerlingen zijn te groot (bijv. Verschil in interesse, fysieke mogelijkheden enz.)

23,6

5. De meeste leerlingen zijn niet zo gemotiveerd om te bewegen en fysiek actief te zijn

22,4

6. De leraar (vakleerkracht of groepsleraar) weet van sommige Bewegingsdomeinen (sporten) te weinig

22,4

7. De sportaccommodatie van de school is niet goed 15,8

8. Er is onvoldoende sportmateriaal 10,5

Bron: Bax et al., 2006 nr. 8 p. 35, Stegeman et al., 2007, p. 45

Op de open vraag naar mogelijke andere redenen waarom sommige doelstellingen niet of moeizaam worden gehaald, kwamen onder andere antwoorden als: er is geen verbinding met sportverenigingen, de lessen zijn slechts gericht op oppervlakkige kennismaking, het is de (pedagogische) aanpak die de doorslag geeft en bij groepsleraren komt daar een gebrek aan deskundigheid bij, er is een te sterke oriëntatie op de wedstrijdsport, docen-ten lichamelijke opvoeding worden niet gefaciliteerd voor ontwikkelen en aanbieden van extra of nieuwe (kennismakings)activiteiten, de kwaliteit van de docenten laat te wensen over (klaagcultuur, monomaan, weinig inlevingsvermogen en drive), de leerlingen zijn erg afhankelijk van wat de docent leuk vindt, er zijn te weinig vakleraren op de basisschool, er is een gebrek aan deskundigheid bij groepsleraren, het competitie-element is te groot, het

programma is onvoldoende op de capaciteiten van het individu afgestemd, sport wordt nog onvoldoende beleefd als een vak op school, de sportleraar is niet gemotiveerd.

Het Vlaamse maatschappelijk middenveld schrijft het niet bereiken van de doelstellingen vooral toe aan het ontoereikende aantal lesuren, het activiteitenaanbod (te prestatiege-richt, te weinig gevarieerd en onvoldoende aansluitend bij de belangstelling en het niveau van de jongeren), het gebrek aan voldoende gekwalifi ceerd en gemotiveerd personeel, de onderwaardering van het vak in vergelijking met de andere meer theoretisch georiënteerde schoolvakken en de beperkte motivatie van de leerlingen (Huts et al. 2005; Huts, 2007). Relatie met buitenschools bewegen en sporten

Op de vraag of de leerlingen door het schoolvak worden gestimuleerd om (meer) te gaan sporten en bewegen, antwoordde tweederde van de respondenten (67,2%) met ‘nee’ of ‘nauwelijks’. Volgens 71,4% is het niet zo dat de leerlingen door b&s op school in hun vrije tijd andere sporten gaan doen (dan die ze al deden).

De respondenten hebben zelf overigens merendeels positieve herinneringen aan de lessen b&s (71,8%). Op de vraag welke initiatieven er genomen moeten worden om het leergebied b&s kwaliteitsimpulsen te geven, kwamen veel suggesties. De meest genoemde aanbevelin-gen vallen in de hierna aanbevelin-genoemde categorieën.

Meer uren b&s, vakleerkrachten in het basisonderwijs, maatwerk in het aanbod, beter af-stemmen op de doelgroep en meer aansluiten bij de belevingswereld van de jongeren, een sterkere relatie naar bewegen & sporten in de vrije tijd, samenwerking met andere sport-aanbieders, accent op kennismaking met sport- en bewegingsmogelijkheden (in brede zin); laat plezier in bewegen vooropstaan.

De beschreven resultaten met betrekking tot de doelstellingen voor het leergebied b&s komen uit het onderzoek Aspecten van de kwaliteit van lichamelijke opvoeding (Bax et al., 2006; Stegeman et al., 2007).

Tabel 4.4 Leerlingen stimuleren tot sporten en bewegen buiten school en eigen ervaringen

met b&s, percentages

Stimuleren (meer) sporten buiten school

Andere (nieuwe) sporten buiten school

Positieve herinneringen aan lichamelijke opvoeding

ja 32,8 ja 28,6 ja 71,8 nee 67,2 nee 71,4 nee 28,2

4.2.3 Onderwijsaanbod

Veel vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties vinden b&s op school belang-rijk. Vakinherente maar vooral ook vakoverstijgende doelstellingen zijn waardevol om na te streven. Welke activiteiten zijn wenselijk voor de realisering van de doelen? Wat vinden de respondenten van het huidige aanbod van onderwijsactiviteiten in het basis- en voortgezet onderwijs?

Waardering van de onderwijsactiviteiten

Wat zijn de denkbeelden over het onderwijsaanbod? Welke activiteiten zouden meer dan wel minder aandacht kunnen krijgen in de lessen b&s? Voor de beantwoording van deze vragen worden diverse resultaten van het onderzoek (Bax et al., 2006; Stegeman et al., 2007) weergegeven. Om het belang van de (bewegings)activiteiten tijdens de lessen b&s te bepalen is een enquête met een 5-puntsschaal gebruikt met antwoordmogelijkheden van ‘overbodig’ (1) tot ‘zeer belangrijk’(5).

In de twee onderstaande tabellen staan de resultaten voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. De onderwijsactiviteiten in de tabellen 4.5 en 4.6 zijn afgeleid van de kerndoelen en eindtermen en werden in de vragenlijst met voorbeelden verduidelijkt.

Tabel 4.5 Oordeel over het belang van activiteiten in de lessen b&s in het basisonderwijs, gemiddelden op 5-puntsschaal (1 is ‘overbodig’, 5 is ‘zeer belangrijk’)

Activiteit Waardering

1. spel 4.57

2. gymnastiek 4.35

3. zwemmen 4.23

4. atletiek 4.14

5. activiteiten met aandacht voor de waarde van bewegen voor gezond-heid en welzijn

4.01

6. eenvoudige regelende taken uitvoeren 3.99

7. hulpverlenen 3.89

8/9. bewegen op muziek 3.76

8/9. zelfverdediging/stoeispelen 3.76

10. materiaal opstellen en opruimen 3.73

Tabel 4.6 Oordeel over het belang van activiteiten in de lessen b&s in het voortgezet onder-wijs, gemiddelden op 5-puntsschaal (1 is ‘overbodig’, 5 is ‘zeer belangrijk’)

Activiteiten Waardering

1. spel 4.34

2. activiteiten met aandacht voor de waarde van bewegen voor gezondheid en welzijn

4.16

3. atletiek 4.00

4. regelende taken uitvoeren in bewegingssituaties 3.96 5. sportoriëntatie en keuzeactiviteiten 3.91 6. hulpverlenen in bewegingssituaties 3.85

7. zelfverdediging 3.81

8. bewegen en muziek 3.72

9. activiteiten met aandacht voor actuele thema’s in de sport 3.65 10/11. materiaal voor bewegingssituaties opstellen en opruimen 3.63

10/11. zwemmen 3.63

12. turnen 3.58

13. bewegingen analyseren aan de hand van eenvoudige criteria 3.37

Bron: Bax et al., 2006, nr. 8 p. 34, Stegeman et al., 2007, p. 43

Bewegingsactiviteiten en andere activiteiten

Alle activiteiten scoren tussen minimaal 3.37 en maximaal 4.57 op een 5-puntsschaal. Dat zijn positieve waarderingen, hetgeen betekent dat het huidige onderwijsaanbod over het algemeen redelijk tot goed aansluit bij de ‘maatschappelijke verwachtingen’.

Van de activiteiten uit de zes bewegingsdomeinen scoort ‘spel’ bij beide schooltypen het hoogst: 4.57 (basisonderwijs) en 4.43 (voortgezet onderwijs). ‘Gymnastiek’ scoort bij het basisonderwijs (4.35) aanzienlijk hoger dan ‘turnen’ in het voortgezet onderwijs (3.58). ‘Atletiek’ scoort bij beide schooltypen vergelijkbaar (respectievelijk 4.14 en 4.00); dat geldt ook voor ‘zelfverdediging’ (3.76 en 3.81) en ‘bewegen & muziek’ (3.76 en 3.72). Het bewe-gingsdomein ‘zwemmen’ scoort in het basisonderwijs 4.23, na ‘spel’ en ‘gymnastiek’ het hoogste, en in het voortgezet onderwijs 3.63. In het voortgezet onderwijs wordt het onder-deel ’sportoriëntatie en keuzeactiviteiten’ gewaardeerd met 3.91, een hoge score.

In het voortgezet onderwijs staat het aanbod gericht op ‘gezondheid en welzijn’ na ‘spel’ op een tweede plaats (4.16) en in het basisonderwijs op de vijfde plaats (4.01).

Ook de waardering voor ‘hulpverlenen’ (3.89 en 3.85) en het ‘uitvoeren van eenvoudige regelende taken’ (3.99 en 3.96) is hoog. Deze onderdelen verdienen naar het oordeel van de betrokken maatschappelijke organisaties een belangrijke plaats in het vakgebied van b&s. Hoewel de waardering van het analyseren van bewegingen (3.37), het opstellen en oprui-men van materiaal voor bewegingssituaties (3.73 en 3.63) en het aandacht besteden aan

actuele thema’s in de sport (3.65) allemaal een score van ruim meer dan 3 krijgen, blijven ze achter bij de andere activiteiten.

Op de open vraag‘zijn er activiteiten die niet zijn genoemd en waarvan u het wel belangrijk vindt dat er in de lessen b&s aandacht aan wordt besteed’, worden onder meer de volgende antwoorden gegeven: teamrollen in sport, sportoriëntatie en keuze in de zin van ‘leren’ kiezen door de leerling, doorlopende leerlijnen naar buitenschoolse wijzen van bewegen, competitie, inter- en intrapersoonlijk, gezonde voeding, blessurebegeleiding, duursport in het algemeen, fi tness, op respectvol met elkaar omgaan gerichte activiteiten, fair play, veiligheid/blessurepreventie, sportoriëntatie in het basisonderwijs, relatie met vakken als natuurkunde en biologie (Bax et al., 2006; Stegeman et al., 2007).

4.2.4 De leraar

Leraren op school hebben allemaal een hoger beroepsopleiding of een wetenschappelijke opleiding gevolgd. Bovendien bestaan er beroepsprofi elen (zie 3.4) voor leraren. In de huidige tijd is er nadrukkelijk aandacht voor blijvende professionalisering van de beroepsbeoefenaar. Daarmee is de vraag echter niet beantwoord, welke competenties ver-tegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld belangrijk vinden voor de leraar b&s. Wat verwachten zij van een deskundige leraar?

Aandachtspunten voor leraren b&s

In paragraaf 4.2.2 kwam naar voren dat de vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties vinden dat de realisatie van sommige doelstellingen onvoldoende is. Maar hoe komt dat? In het onderzoek Aspecten van de kwaliteit van lichamelijke opvoeding is de respondenten een aantal mogelijke oorzaken voorgelegd. De respondenten mochten maximaal drie oorzaken aanvinken. De belangrijkste oorzaak voor het niet realiseren van doelstellingen is volgens hen het geringe aantal lesuren b&s (61,8%). Op de tweede plaats staat als reden dat leraren te weinig aandacht besteden aan die doelstellingen (40,8%). Een andere belangrijke reden is dat de leraar onvoldoende weet van sommigen bewegingsdomeinen(sporten) (22,4%).

Tabel 4.7 Drie oorzaken voor het niet bereiken van doelstellingen, percentages (zie verder

tabel 4.3)

Er zijn te weinig lesuren lichamelijke opvoeding 61,8 Er wordt te weinig aandacht besteed aan die doelstellingen 40,8 De leraar (vakleraar of groepsleraar) weet van sommige

bewegings-domeinen (sporten) te weinig

De vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties noteerden veel suggesties bij de open vragen. Ze zijn te beschouwen als aandachtspunten voor de vakwereld.

Volgens de respondenten worden verschillende doelstellingen onvoldoende of moeizaam gehaald, omdat er ten eerste geen verbindingen zijn met sportverenigingen. Bovendien zijn er te weinig vakleraren op de basisschool en groepsleraren hebben onvoldoende deskundig-heid.

Verder wordt opgemerkt dat b&s onvoldoende beleefd wordt als een leergebied. Voor het halen van de doelstellingen zijn naast het aanbod, de pedagogische kwaliteiten van de leraar doorslaggevend. Inspelen op de mogelijkheden van leerlingen is essentieel. Te sterke oriëntatie op wedstrijdsport is niet goed, maar dat geldt eveneens voor slechts oppervlakkige kennismaking met bewegingsactiviteiten. Leraren zijn niet altijd voldoende stimulerend. Daarbij merken de respondenten echter op, dat leraren geen of nauwelijks betaalde tijd krijgen voor het opzetten van extra en/of nieuwe activiteiten. En dat werkt niet motiverend.

Denkbeelden en verwachtingen

Er is naar meningen gevraagd over de beeldvorming van het vak b&s vroeger en nu. Ook is gevraagd of ervaringen in b&s op school leiden tot meer en anders bewegen in de vrije tijd. Op de vraag, of de leerlingen door de lessen worden gestimuleerd om (meer) te gaan spor-ten en bewegen, antwoordt tweederde van de respondenspor-ten (67,2%) ‘nee’ of ‘nauwelijks’. Verder denkt 71,4% van de respondenten dat leerlingen door de lessen b&s in hun vrije tijd geen andere sporten gaan doen (dan die ze al deden).

De respondenten verwachten van een bekwame leraar maatwerk in het aanbod, goede afstemming op de doelgroep en actief aansluiting zoeken bij de belevingswereld van de jongeren. Ze pleiten voor vakleraren op de basisschool en vinden de pedagogische kwali-teiten doorslaggevend. Volgens de respondenten is sterke oriëntatie op wedstrijdsport is niet goed. De inhoud van de lessen moet gericht zijn op een brede introductie in sport- en bewegingssituaties, waarbij plezier in bewegen voorop staat. Verder moeten leraren hun leerlingen meer stimuleren tot sport en bewegen buiten de school. Aandacht voor blijvende professionalisering van de leraar is noodzakelijk.

De respondenten hebben zelf wel voor het merendeel positieve herinneringen aan de lessen b&s (71,8%).

'Iedere dag een uur gymles! (….)

Gymnastiek moet niet langer de sluitpost op de begroting zijn, maar een serieus onderdeel van het onderwijs. We moeten het lef hebben om hoog in te zetten. Iedere dag een uur sporten op school, waarom niet?

(….)

Het is interessant om in onze olympische ambitie het talent op scholen eruit te pikken, maar je moet er altijd voor waken dat je de rest niet gaat verwaarlozen. Aandacht voor de toppers van morgen dus, maar ook aandacht voor de kanslozen van vandaag.' (De Telegraaf, 19-04-09, interview met ex-topsporter Cees Vervoorn)

4.3 Maatschappelijke organisaties over b

&

s op school in