• No results found

Scenario 3: toch een ouderschapsplan dankzij het netwerk In Scenario 3 komen de twee partijen in een vechtscheiding, dankzij de tussenkomst van het

netwerk: 3 kostenscenario’s 5.1 Inleiding

5.4 Scenario 3: toch een ouderschapsplan dankzij het netwerk In Scenario 3 komen de twee partijen in een vechtscheiding, dankzij de tussenkomst van het

netwerk toch tot een ouderschapsplan/omgangsregeling.

Situatieschets

Esin en Mo hebben 2 kinderen, van 3 en 5 jaar. Zij zijn getrouwd maar intussen uit elkaar, waarbij Esin onder meer de huisarts vertelt over psychisch huiselijk geweld jegens haar. Ze maakt een verwarde indruk, en lijkt ook zeer gestrest door de voorbereiding van de echtscheidingsprocedure. Afspraken over de kinderen zijn nog niet gemaakt. De kinderen wonen nu hoofdzakelijk bij hun moeder Esin en zijn af en toe een avond tot een paar dagen bij hun vader Mo, maar die heeft sinds een paar maanden een nieuwe relatie met Fatima. Zij pusht de vader om de kinderen vaker bij hen te laten zijn. Er is sprake van rivaliteit tussen Esin en Fatima, waarbij sinds kort sprake is van escalatie omdat Fatima vindt dat het ouderlijk gezag uitsluitend toekomt aan Mo, de vader van de kinderen.

De kinderen worden door de spanningen voor Esin vrijwel onhandelbaar. De advocaat van Esin vermoedt dat Fatima zal proberen in de procedure Esin als psychiatrische patiënt af te schilderen en zo het gezag over de kinderen geheel aan haar partner toegewezen te krijgen. Naar verluidt probeert Fatima ook met dat verhaal bij de Jeugdbescherming voet aan de grond te krijgen. De advocaat weet dat er sowieso een ouderschapsplan opgesteld zal moeten worden om de echtscheiding er door te krijgen, en dat dit ook kan helpen de gemoederen weer tot bedaren te brengen. Dan moeten Mo en Esin wel eerst tot rede worden gebracht worden via hun beider families. De advocaat meldt daarom Esin aan voor een EK-c.

EK-c en taken netwerk

Onder dreiging van verdere escalatie, een stagnerende echtscheidingsprocedure en het risico van onder toezichtstelling van de kinderen hebben alle partijen ingestemd met een EK-c. Daarbij is gezocht naar twee planbewakers: één vertrouweling van de moeder en één vertrouweling van de vader. Randvoorwaarde daarbij was dat ze wel op de hoogte waren van het conflict, maar er verder zelf niet bij betrokken waren. Tijdens de EK-c was

neutralisering van de onruststokers belangrijk, zodat er in relatieve rust een familieplan, dat tevens als ouderschapsplan zou kunnen gelden, kon worden opgesteld. Afgesproken werd dat het ouderlijk gezag over de kinderen geheel bij moeder Esin zou komen te liggen. Daaraan werd een goede omgangsregeling verbonden ten behoeve van vader Mo. Mo heeft nu, dankzij de geslaagde EK-c en het daaruit voortgekomen plan, zekerheid hoe vaak en hoe lang de kinderen bij hem mogen zijn. Esin heeft nu minder stress omdat ze niet bang hoeft te zijn dat zij het ouderlijk gezag zal kwijtraken. De twee planbewakers monitoren of beide partijen zich aan de afspraken houden, waardoor de Jeugdbescherming geen OTS hoefde te vragen.

Kosten inzet professionals versus netwerk

De EK-c heeft tot gevolg gehad dat er een stabiele en veilige thuissituatie is gecreëerd voor de kinderen. Daarmee werd interventie door de Jeugdbescherming voorkomen. Ook is door de EK-c de inzet van een professionele mediator niet nodig, omdat onder toeziend oog van de beide families meteen een ouderschapsplan is opgesteld. Tevens is gebleken dat de stabielere thuissituatie een positief effect heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Daarbij heeft de minder stressvolle situatie een gunstig effect op de geestesgesteldheid van de moeder, met een vermindering van de psychische klachten tot gevolg en verbeterde capaciteit goede zorg te verlenen aan haar kinderen.

Kosten professionele zorg

Bij blijvende ruzies zou zeer waarschijnlijk een arrangement zijn ingezet voor het

resultaatgebied ‘opvoedondersteuning voor ouders’, intensiteit midden/intensief, kosten: € 412 per week (categorie ‘ambulante hulpverlening in thuissituatie’; jeugd).

Voor Esin zou, met haar psychische problematiek gekoppeld aan de verhalen over huiselijk geweld, binnen de WMO cliëntgroep ‘GGZ MO extramuraal’ een arrangement voor het resultaatgebied ‘sociaal en persoonlijk functioneren’, trede ‘midden’ worden ingezet; kosten: € 136,80 per week.

Aannemende dat het zonder EK-c ongeveer drie maanden zou hebben gekost om een ouderschapsplan op te stellen, zouden de kosten € 7.134,40 bedragen.

Inclusief de kosten voor een ondersteuningsplan vanuit het WT komt het totaal op € 8.434. Daarnaast kost een professionele mediator voor het opstellen van een ouderschapsplan de betrokkenen ongeveer € 3.000.26 Deze kosten en de kosten voor de eventuele geestelijke

gezondheidszorg zijn echter niet relevant voor de Gemeente en blijven verder buiten beeld.

Kosten bij inzet netwerk

In deze situatie ligt een PGB informeel niet voor de hand, gezien de taken van het netwerk. Daarom worden alleen de kosten voor een EK-c (€ 3.000) mee genomen.

Besparingen bij inzet netwerk

De besparingen die de inzet van het eigen netwerk opleveren voor de Gemeente bedragen minimaal € 5434, aangezien aannemelijk is dat de stabielere thuissituatie een positief effect heeft op de ontwikkeling van de kinderen en de geestelijke gesteldheid van de moeder. Ook blijven de kosten van mediation en eventuele geestelijke gezondheidszorg in deze berekening buiten beeld.

Tabel 5.4 – Kosten en besparingen jaar 1 Scenario 3 Kosten (€) Besparing (€) Kosten zonder inzet netwerk:

Arrangement ‘Opvoedondersteuning voor ouders’ (midden/intensief) 5.356,00 Arrangement ‘Sociaal en persoonlijk functioneren’ (midden) 1.778,40

Kosten ondersteuningsplan 1.300,00

Totaalbedrag 8.434,40

Kosten met inzet netwerk:

EKc 3.000

Totaalbedrag 3.000

Besparing door inzet netwerk 5.434,40

5.5 Afronding

Uiteraard zijn de bovenstaande scenario’s niet generaliseerbaar voor de gehele Rotterdamse populatie van zorgvragers. Een probleem is, en dat geldt voor al het bestaande onderzoek op dit terrein, dat we geen betrouwbaar beeld hebben van de ‘baseline’ van alle (potentiële) zorgvragers en hun problematiek.

Er vinden cumulatief (zelf-)selectieprocessen plaats waaruit de uiteindelijk onderzochte groep respondenten resulteert. We zien echter wel dat onder de ‘geldige’ respondenten (in beide groepen) in dit onderzoek, patronen zichtbaar worden zoals boven omschreven, waarbij ofwel het netwerk formele plaatsing in een pleeggezin voorkómt (jeugdveiligheid), ofwel huishoudelijke en administratieve taken op zich neemt bij volwassenen of zelfs voor

(tijdelijke) huisvesting zorgt, ofwel ervoor zorgt dat een vechtscheiding toch leidt tot heldere afspraken ten aanzien van omgang met de kinderen (huiselijke relaties,

opvoedondersteuning). We zagen in Hoofdstuk 3 dat juist op deze gebieden de inzet van het netwerk tot de grootste afname van problemen leidt. Die kwantitatieve informatie is op meer casussen gebaseerd dan alleen die welke tot de bovenstaande scenario’s hebben geleid. De genoemde problemen komen immers ook in andere combinaties voor. Die bevinding en de bovenstaande scenario’s in onderlinge samenhang bezien, versterken het vermoeden dat op deze probleemgebieden de meeste winst door netwerk inzet valt te behalen, en ook op welke wijze dat vaak in z’n werk zal gaan.

Volledigheidshalve moet nog worden vermeld dat het professionele functioneren van de WTs als zodanig al eerder op kostendimensies werd geanalyseerd, met name in de door ECORYS samengestelde maatschappelijke business case. Interessant is dat in die studie een

vergelijking met de situatie van voor de transitie een besparing laat zien, vooral als gevolg van de nieuwe manier van werken (Spit 2016). Deze bevinding lijkt enigszins uit beeld geraakt te zijn door de recente studie van het Centraal Planbureau dat op toenemende kosten aan specialistische hulpverlening (2e lijns zorg) stuitte. Deze bevinding heeft geleid tot

discussies over een zogenoemd ‘boeggolf effect’ op de zorgvraag, dat gepaard zou gaan met een meer zichtbaar zorgaanbod in de buurt (CPB 2019).

Specifiek over de fase waarin netwerksteun (al dan niet via het WT) ingezet zou moeten worden om maximale besparingen op te leveren, kan verschillend gedacht worden.

Men zou wellicht geneigd zijn te zeggen: ‘zo vroeg mogelijk’. Zoals hierna, in hoofdstuk 6 zal blijken, is dat naar de letter der wet ook de bedoeling, maar de praktijk laat soms een ander geluid horen.