• No results found

4 De Nederlandse Antillen als land

4.4 Samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk der Nederlanden

Aan de samenwerking tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba wordt in eerste instantie vormgegeven door de onderlinge band, die de drie landen op vrijwillige basis onderhouden binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Deze speciale relatie is vastgelegd in het Statuut van 1954. Met uitzondering van een aantal taken die tot de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk behoren, nemen de drie landen een autonome positie in. Zij behartigen zelfstandig hun eigen

aangelegenheden. De grondslag van het Koninkrijk, de gezamenlijke normen en waarden op basis waarvan overheid en maatschappij handelen, vormt de democratische rechtsstaat.

Het Statuut voorziet in de mogelijkheid van het bieden van hulp en bijstand aan elkaar. Formeel zijn de landen binnen het Koninkrijk gelijkwaardig. In de praktijk zijn door verschillen in schaal en economische ontwikkelingen de landen echter niet

gelijk. Ter overbrugging van de verschillen levert Nederland een bijdrage aan de verdere economische en maatschappelijke ontwikkeling van de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze hulp draagt bij aan de uitvoering van zowel de autonome taken van de landen als aan de gemeenschappelijke Koninkrijksaangelegenheden. De relatie die Nederland onderhoudt met de Nederlandse Antillen en Aruba wijkt, vanwege de Koninkrijksrelatie, en de daaruit voortvloeiende samenwerking, sterk af van de relaties die Nederland heeft met andere (ontwikkelings-)landen. Nederland voelt zich nauw betrokken bij en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de Koninkrijkspartners. Die betrokkenheid en verantwoordelijkheid krijgen vorm door een actieve opstelling van Nederland in de samenwerking en het stellen van prioriteiten in het Nederlandse hulpbeleid. Door middel van een open dialoog wil Nederland, met in achtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de

Nederlandse Antillen en Aruba, trachten de onderlinge samenwerkingsrelatie verder vorm te geven.

Het Nederlandse samenwerkingsbeleid inzake de Nederlandse Antillen en Aruba heeft zich in de afgelopen jaren expliciet gericht op drie kerngebieden namelijk: 1 zorg voor de rechtszekerheid en rechtshandhaving;

2 ondersteuning van de verbetering van het bestuur; 3 versterking van de overheidsfinanciën.

De Koninkrijksrelaties

Het Statuut bedeelt een beperkt aantal gemeenschappelijke taken toe aan het Koninkrijk. De verantwoordelijkheid voor de uitoefening van deze taken overstijgt het niveau van de afzonderlijke landen. Overige aangelegenheden worden door de landen zelf behartigd. Voor een aantal van deze eigen aangelegenheden voorziet het Statuut in waarborgen voor de uitoefening van deze taken. Daarnaast biedt het Statuut ruimte om, in overleg, bepaalde eigen aangelegenheden gezamenlijk te behartigen. Bij de uitoefening van eigen taken kunnen de landen elkaar materiële hulp en bijstand verlenen. Voor bepaalde prioriteiten en voor het meer inzichtelijk maken van de hulp, is het zinvol de samenwerking binnen het Koninkrijk naar een aantal niveaus te onderscheiden.

Koninkrijksaangelegenheden

Deze aangelegenheden zijn opgesomd in artikel 3 van het Statuut. Deze taken worden op Koninkrijksniveau geregeld. Er is in deze dus geen sprake van een hulprelatie tussen de drie landen.

Het betreft hier taken gericht op waarborging van de democratische rechtsstaat, zoals opgenomen in artikel 43 van het Statuut. Daarin wordt bepaald dat de landen zorg dragen voor verwezenlijking van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Het waarborgen van de uitoefening van deze taken wordt opgedragen aan het Koninkrijk.

Juist om te voorkomen dat het koninkrijk moet optreden kan hulp op dit punt soelaas bieden. Gezien het belang dat het Statuut aan deze taken hecht (waarborg-functies) ligt het voor de hand dat hieraan prioriteit wordt gegeven bij de invulling van de samenwerkingsrelatie.

Hulp en bijstand

Het Statuut, artikel 36, biedt de mogelijkheid tot onderlinge hulp en bijstand op geheel vrijwillige basis. Financiële hulp kan geboden worden om de eigen taken naar behoren uit te voeren.

Ten aanzien van de waarborghulp kan worden toegevoegd dat het Nederlandse beleid er op gericht is door middel van goede samenwerking zodanige gunstige condities te scheppen voor verwezenlijking van de democratische rechtsstaat dat repressieve uitoefening van de waarborgtaak, waartoe het Statuut ruimte biedt, voorkomen kan worden en dat op de voornoemde terreinen een minimale standaard wordt bereikt of gehandhaafd. Dit zou betekenen dat de Koninkrijksregering kan ingrijpen in de autonome taken van het land op grond van verwaarlozing van bestuur of het niet naleven van het Statuut! Formeel kan Nederland geen bevoegd-heden ontlenen aan het Statuut om eenzijdig te interveniëren op de eerder genoemde gebieden. Wel kan op basis van de onderscheiden niveaus een zekere prioriteitenstelling aangebracht worden in het Nederlandse beleid. Van Nederlandse zijde zal, waar nodig, getracht worden door middel van dialoog hulp te verlenen aan de Nederlandse Antillen en Aruba en de inrichting van de hulp.

Het samenwerkingsbeleid

In de relatie tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba wordt van Nederlandse zijde financiële hulp beschikbaar gesteld ter ondersteuning van de economische, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkeling van deze landen. Bij de hulp worden, in overleg met de overheid van de Antillen en Aruba, prioriteiten gesteld met betrekking tot de besteding van de samenwerkings-middelen.

Een belangrijk aandachtspunt in de samenwerking is de verbetering van

in de naaste toekomst worden ingezet om het bestuurlijk vermogen van de overheid te vergroten.

De samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba is aan Nederlandse zijde ingedeeld in negen verschillende beleidssectoren: rechtshandhaving, bestuurs-ondersteuning, openbare financiën, economische ontwikkeling, milieu, natuur en infrastructuur, volkshuisvesting en wijkverbetering, sociale ontwikkeling en gezondheidszorg, onderwijs alsmede cultuur.

Geschiedenis van de steunverlening

De ‘hulp’ van Nederland aan de Nederlandse Antillen, waarbij Aruba op dat moment nog deel uitmaakte, bestond de eerste jaren na de inwerkingtreding van het Statuut uitsluitend uit personele bijstand door uitzending van Nederlandse deskundigen. In de memorie van toelichting bij de rijksbegroting 1955 wordt hierover opgemerkt: “Personele bijstand werd verleend door het beschikbaar stellen van Nederlandse experts aan de Nederlandse Antillen voor de reorganisatie van de politie, de organisatie van kinderbescherming, de verbetering van de haveningang van het Schottegat, voor de inrichting van het sociale verzekeringswezen, voor de herziening van de belastingwetgeving, de opzet van nieuwe bouwverordeningen ten behoeve van Curaçao. Bestudeerd wordt in hoeverre het mogelijk is voor verschillende takken van Overheidsdienst uitwisseling van personeel tussen Nederland en de transatlantische rijksdelen te doen plaatsvinden”.14

De eerste jaren verleende Nederland zijn steun op ad hoc basis. Bij afzonderlijke formele wetten werden voor bepaalde projecten maximumbedragen beschikbaar gesteld.

In 1964 kwam een wet tot stand die strekt tot ‘deelnemen in de financiering van een door de Nederlandse Antillen vastgesteld ontwikkelingsplan.’ Dit betekende evenwel niet dat Nederland zijn financiële steun beschikbaar stelde voor de uitvoering van het ontwikkelingsplan als geheel of dat sprake is van plan- of programmatische steunverlening. Het kwam hierop neer dat Nederland goedkeuring moet verlenen voor elk afzonderlijk project.15

De totale Nederlandse uitgaven voor de Nederlandse Antillen en Aruba - dat wil zeggen het totaal van hoofdstuk IV van de Rijksbegroting - bedroeg in 1989/2002 € 1.914 miljoen.

Een overzicht van de verdeling steun tussen Nederlandse Antillen en Aruba is opgenomen in bijlage IV.