• No results found

4 De Nederlandse Antillen als land

4.1 Bestuursakkoord met Sint-Maarten

Het eilandelijke bestuur van Sint-Maarten werd medio 1992 onder hoger toezicht gesteld. Het uitgebrachte rapport van de Commissie- Pourier van mei 1992, concludeerde dat ongewenst bestuurlijk handelen te veel onderdeel vormde van het

doen en laten van de Sint-Maartense bestuurders en de Koninkrijksministerraad besloot op grond hiervan in te grijpen. Eerst op basis van de Voorlopige Voorziening van 9 juli 1992 en daarna met de AMvRB die op 25 februari 1993 in werking trad. Deze maatregel geldt voor één jaar.1

Volgens deze AMvRB treden Eilandsverordeningen en - besluiten houdende algemene maatregelen alsmede beschikkingen van een eilandorgaan indien deze belangrijke bestuurlijke en financiële implicaties hebben, niet in werking dan na goedkeuring van de Gouverneur. Daarnaast is de Gezaghebber de bevoegdheid gegeven om, na overleg met de Gouverneur, dergelijke ontwerp-

Eilands-verordeningen noodzakelijk voor de deugdelijkheid van het bestuur ter vaststelling aan de Eilandsraad aan te bieden en de bevoegdheid om dergelijke eilandbesluiten houdende algemene maatregelen of beschikkingen vast te stellen wanneer het bestuurscollege dit nalaat.2

Op 19 november 1993 besloot de Koninkrijksministerraad een commissie in te stellen die als opdracht kreeg de werking van de AMvRB op het bestuur van het eilandgebied Sint-Maarten te evalueren.

Het instellingsbesluit van 23 november 1993 luidt als volgt:3

“In het licht van de aanleiding die destijds bestond om het systeem van toezicht en controle zoals vastgelegd in het besluit van 2 februari 1993, houdende enkele tijdelijke voorzieningen in het bestuur van het eilandgebied Sint-Maarten van de Nederlandse Antillen in te stellen, te beoordelen of dit systeem naar behoren heeft gefunctioneerd en nog functioneert;

vast te stellen of de hiervoor bedoelde tijdelijke voorzieningen ertoe hebben geleid dat het bestuur van het eilandgebied Sint-Maarten op eigen kracht en binnen de bestaande regelingen het lopende proces van verbetering van bestuur voort kan zetten;

indien dat laatste niet het geval is, te adviseren omtrent de vorm waarin en het kader waarbinnen voorzieningen in het bestuur van Sint-Maarten van kracht zouden moeten blijven na afloop van het thans geldende besluit.”

De evaluatiecommissie (Commissie Joubert) heeft als onderzoeksmethode documentenanalyse gecombineerd met interviews van betrokkenen op Curaçao en Sint-Maarten gehanteerd. De documentenanalyse betrof zowel de ambtelijke dossiers van het eilandgebied Sint-Maarten en die van het land der Nederlandse Antillen als ook die betreffende het hoger toezicht van het Kabinet van de Gouverneur. Daarnaast werden de dossiers betreffende het hoger toezicht en de versterking van het bestuur op Sint-Maarten van het Kabinet voor Nederlandse Antillen en Arubaanse Zaken (KabNA) in Den Haag en die van de vestiging van het KabNA in Willemstad bekeken.

Voorts kon worden beschikt over een tweetal evaluaties van het hoger toezicht; die van de Gouverneur en die van het Centraal Bureau voor Juridische en Algemene Zaken (CBJAZ) van de regering van de Nederlandse Antillen.

In de zomer van 1995 zijn de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland overeengekomen onderhandelingen te starten om tot spoedige opheffing van het Hoger Toezicht onder gelijktijdige afsluiting van een tripartiet bestuursakkoord te komen.4

Achtergrond hiervan was dat inmiddels de nodige verbeteringen in de bestuurlijke situatie waren te constateren. Mede hierdoor begon het effect van het verscherpte Hoger Toezicht langzaam aan te verdwijnen. Ook heeft de overweging hierbij gespeeld dat een verscherpt Hoger Toezicht in principe eindig dient te zijn. In september 1995 bestond vrijwel overeenstemming over de inhoud van een dergelijk akkoord. Mede als gevolg van de orkanen Luis en Marilyn konden de gesprekken toen echter niet worden afgerond.

De gesprekken werden in het najaar van 1995 voortgezet. Begin 1996 is tussen alle betrokken partijen volledige overeenstemming bereikt. De kern van het bestuurs-akkoord is dat uitvoering zal worden gegeven aan een stappenplan bestuurlijke verbetering. De coördinatie van de uitvoering van het stappenplan wordt opgedragen aan de voorzitter van het bestuurscollege van het eilandgebied Sint-Maarten, en de uitvoering van het stappenplan wordt versneld en zal in plaats van vijf jaar in drie jaar tijd worden uitgevoerd.5

Er van uitgaande dat de bij het akkoord betrokken partijen ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid het bestuurlijke verbeteringsproces in de komende tijd met kracht zullen ondersteunen, zijn met het bestuursakkoord de waarborgen geschapen om de bestuurlijke ontwikkeling op Sint-Maarten met vertrouwen in de komende jaren tegemoet gezien. Op basis hiervan werd bij Besluit van 26 februari 1996 de beëindiging van Hoger Toezicht op het eilandgebied Sint-Maarten van kracht.6

Gesteld kan worden dat het instellen van Hoger Toezicht op het eilandgebied Sint-Maarten een enorme invloed heeft gehad op de meningsvorming over de maat-schappelijke ontwikkelingen.

Het Hoger Toezicht in Sint-Maarten is een aantal malen verlengd. Als onder-steuning van de ondertoezichtstelling is op het eilandgebied Sint-Maarten een intensief hulpprogramma opgezet, dat onder andere bestond uit technische hulp aan de belastinginspectie, het ter beschikking stellen van experts in overheids-diensten en versterking van de plaatselijke politie door een detachement Koninklijke Marechaussee.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen op Curaçao in 1969 (zie hoofdstuk 3) en Sint-Maarten in 1992 hebben bijgedragen tot een omslag in het denken over de onafhankelijkheid van de Nederlandse Antillen (en Aruba). Zowel op de eilanden als in Nederland is men er nu van doordrongen dat onafhankelijk-heid niet langer de oplossing is voor de problemen op de Antilliaanse eilanden.