• No results found

5 Alternatieven voor de staatkundige herstructurering Nederlandse Antillen

5.8 Omslag in het Nederlandse beleid

De Nederlandse Antillen zijn er ook na 1988 niet ingeslaagd voortgang te boeken bij de herstructurering. Dat heeft aan Nederlandse zijde tot de conclusie geleid dat bemoeienis met het proces onvermijdelijk was.

Gedurende de periode van 4 tot 10 januari 1990 bracht de nieuwe Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ), Hirsch Ballin, een werk-bezoek aan de Nederlandse Antillen en Aruba om, enerzijds, nader kennis te maken met Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse personen en autoriteiten, en anderzijds oriënterende gesprekken te voeren over de toekomstige relaties tussen en binnen de

landen van het Koninkrijk. Dit geschiedde conform de passage in de Nederlandse regeringsverklaring.33

In het kader van de toekomstige relaties tussen en binnen de landen van het Koninkrijk, heeft de Minister gesprekken gevoerd met de regeringen van de

Nederlandse Antillen en Aruba, met de bestuurscolleges van alle eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en met alle politieke partijen die zijn vertegenwoordigd in de beide Statencolleges en de eilandsraden.

In de gesprekken die de Minister voerde, kwam naar voren dat de regering van de Nederlandse Antillen, de bestuurscolleges van de eilanden, en alle afzonderlijke politieke partijen groot belang hechten aan de waarden neergelegd in het Statuut voor het Koninkrijk. Daarbij wordt met name gedacht aan het waarborgen in het verband van het Koninkrijk van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, alsmede de waarborgen voor rechtszekerheid en rechtshandhaving en de

deugdelijkheid van het bestuur.

Daarnaast werd genoemd de voortzetting van de behartiging van gezamenlijke belangen die in het Statuut worden aangeduid als de Koninkrijkstaken, met name de buitenlandse betrekkingen en defensie.

Vier van de vijf in de Eilandsregering vertegenwoordigde politieke partijen waren van mening dat voortzetting van het huidige, vijf eilanden omvattende, Antilliaanse staatsverband niet zinvol meer is omdat de aanwezigheid van twee bestuurslagen op Curaçao inefficiënt is en de niet slechts in geografisch opzicht grote afstand tot de Bovenwindse eilanden zeer belemmerend werkt. De overheersende mening is dan ook dat het herstructureringsproces binnen de Antillen van de Vijf geen oplossing biedt. Hoewel op Curaçao gesproken werd van een Status Aparte voor Curaçao, bleek zowel op Curaçao als op Bonaire het gevoelen te bestaan dat de traditioneel nauwe banden tussen deze twee eilanden dienen te worden bestendigd.

Uitgaande van de wens tot handhaving van de Statutaire band en het streven naar bestuurlijke structuren die meer in overeenstemming zijn met de realiteit van de verhoudingen tussen de eilanden boven en beneden de wind, heeft de Minister tentatief de mogelijkheden naar voren gebracht tot wijziging van het Statuut in die zin dat het Koninkrijk in de toekomst zou kunnen bestaan uit vier landen, te weten Nederland, Aruba, Curaçao/Bonaire en de Bovenwindse eilanden. Dit zal kunnen worden gerealiseerd in het perspectief van het voortbestaan van de in het Statuut neergelegde rechtsorde van het Koninkrijk zolang deze rechtsorde voorziet in de concrete behoeften van de bevolking van de landen van het Koninkrijk. Onderzocht zou kunnen worden in hoeverre de in het begin van de jaren vijftig geformuleerde bepalingen van het Statuut herziening behoeven om de in de huidige verhoudingen

vereiste waarborgen en voorzieningen beter tot uitdrukking te brengen. Het ligt dan voor de hand om daarbij het accent te leggen op de democratische en rechts-statelijke waarden en waarborgen die alom worden gezien als hart van de Koninkrijksband.

Om te komen tot een oplossing van de hiervoor bedoelde problematiek van de Nederlandse Antillen heeft de Minister de suggestie gedaan dat de landen van het Koninkrijk zich gezamenlijk beraden over een oplossing waarbij het Koninkrijk in het Caribische gebied op den duur zouden kunnen gaan bestaan uit drie autonome landen - in plaats van twee - op basis van de rechtsorde zoals die is neergelegd in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, met de benodigde

gemeenschappelijke voorzieningen. Voor de kleinere eilanden van beide landen zal de garantie gegeven moeten worden dat de mate van autonomie die zij thans hebben binnen de Antillen van de Vijf tenminste op hetzelfde niveau zal blijven. Hierdoor kan een einde komen aan nodeloze duplicatie van bestuurslagen.34

De Minister gaf verder aan dat, gelet op de bestaande fricties binnen het huidige staatsverband van de Nederlandse Antillen, het derhalve voor de hand zou kunnen liggen te werken in de richting van een herschikking van de Nederlandse Antillen in drie landen. Het ene land bestaande uit de huidige eilandgebieden Curaçao en Bonaire, het andere uit de huidige eilandgebieden Maarten, Saba en Sint-Eustatius. Het derde land is Aruba. De betrokken landen van het Koninkrijk zouden vervolgens onderling op basis van het herziene Statuut in gelijkwaardigheid samen kunnen werken op alle drie terreinen waarop dat uit een oogpunt van rechts-zekerheid en rechtshandhaving, uit overweging van doelmatigheid, of vanwege een tekort aan kader voor de hand zou liggen.

Het samengaan van Curaçao en Bonaire en het samengaan van Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius zou in deze gedachtegang neergelegd kunnen worden in

constitutionele regelingen die de eilanden Bonaire en Saba en Sint-Eustatius duurzaam die mate van autonomie garanderen welke aansluit bij hun bestuurlijke mogelijkheden. Ook zou - in aansluiting op de door de R.T.C. van 1983 getroffen regeling met Aruba en de Nederlandse Antillen - de financiële verhouding tussen de eilanden moeten worden geregeld. Op grond van een geobjectiveerde beoordeling van de wederzijdse financiële mogelijkheden zal de lastenverlichting en, voor zover nodig, de lastenverevening binnen en tussen de landen bij Rijkswet kunnen worden verankerd.

Een essentiële voorwaarde waaraan moet worden voldaan om de hiervoor weergegeven gedachtegang eventueel te kunnen realiseren is een aanzienlijke kwalitatieve versterking van de bestuurlijke en administratieve organisaties op de eilanden Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Op Sint-Maarten is een dergelijke versterking onder meer nodig omdat dit eilandgebied te zijner tijd het bestuurscentrum van het Bovenwindse land zou moeten worden, op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius om de lokale autonomie van deze eilanden goed te doen

functioneren en om te voorkomen dat deze eilanden een onevenredige last zullen vormen voor het eiland alsmede de eilanden waarmee wordt samengegaan. Nadat de Minister zijn gesprekken had gevoerd op de Nederlandse Antillen en Aruba, deed hij de toezegging dat hij zo spoedig mogelijk een schets zou opstellen voor een herziening van het Statuut die leidt tot een Gemenebestconstitutie voor het Koninkrijk der Nederlanden. De gesprekspartners gaven blijk van de wens,

langdurige onzekerheid over de toekomstige verhoudingen te vermijden.35