• No results found

Samenvatting en discussie

In document Actie door reflectie (pagina 88-91)

4. Methodologisch kader

5.5 Samenvatting en discussie

Samenvattend draagt het bestuurlijk visitatietraject voor gevisiteerde schoolbesturen het meeste bij aan het versterken van zicht op sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van en voor de schoolorganisatie, het vertalen van de strategische koers van de schoolorganisatie naar beleidsdoelen en het uitzetten van plannen om deze beleidsdoelen te realiseren (technische competenties). In aanvulling hierop draagt het visitatietraject het meeste bij aan het beter afleggen van verantwoording, in de meeste gevallen richting het intern toezicht (ethische competenties). Ten slotte draagt het visitatietraject het sterkste bij aan het expliciteren van de visie van de schoolorganisatie in het handelen van het bestuur (leiderschapscompetenties) en meer reflecteren en continue ontwikkeling (reflectieve competenties).

Het visitatietraject draagt daarentegen het minste bij aan het vermogen van selectie en werving van nieuw personeel, financieel beheer, het oplossen van conflictsituaties en onderhandelingsvaardigheden van het schoolbestuur. Met uitzondering van financieel beheer, zijn dit ook onderwerpen die niet voorkomen in het visitatiekader. Enigszins opvallend was de relatief minder sterke bijdrage aan het onderhouden van een stevige verbinding met externe stakeholders. Samen met financieel beheer, is dit wel een onderdeel van het visitatiekader.

Uit de bevindingen van de vragenlijst volgt dat de zelfevaluatiefase leidt tot inzichten in verbetermogelijkheden, waar door de meeste schoolbesturen ook op gehandeld wordt. De interviews laten een wat wisselender beeld zien. Hieruit blijkt inderdaad dat de zelfevaluatie resulteert in verdere inzichten in verbeter- en aandachtspunten, alhoewel het in deze gevallen eerder om een aanscherping gaat van bekende aandachtspunten. In andere gevallen leidt het ook tot simpelweg een bevestiging of komt zelfreflectie niet goed op gang. De resultaten laten verder ook zien dat de meeste schoolbesturen actie ondernemen op de door de visitatiecommissie gedane aanbevelingen. Het blijkt dat de aanbevelingen van de visitatiecommissie vaak niet geheel nieuwe inzichten vormen. Enigszins opmerkelijk hierbij is dat de grootste groep respondenten een neutraal antwoord geeft. Dit is mogelijk te verklaren vanuit de interviews waarin door een groot deel van de respondenten wordt aangegeven dat de aanbevelingen niet geheel verrassend zijn, maar wel zorgen voor bevestiging of aanscherping om aandacht te besteden aan bepaalde zaken en op deze manier bijdragen aan verdere professionalisering.

Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat de mate waarin het visitatietraject voor schoolbesturen bijdraagt aan de onderscheiden competenties behoorlijk wisselend is. Dit is gebleken uit de hoge standaardafwijkingen, maar dit blijkt ook uit de range van de scores op professionalisering (minimum = 1.24, maximum = 5.49). Dit op een schaal van 1 tot en met 7. Zo komt het bij een enkele respondent voor dat het visitatietraject heeft bijgedragen aan geen enkel of slechts één aspect van professionalisering, terwijl het visitatietraject voor andere respondenten heeft bijgedragen aan een tal van competenties. Wat betreft de resultaten van de vragenlijst moet wel de opmerking worden gemaakt dat, indien is aangegeven dat het visitatietraject niet heeft bijgedragen aan (verdere) ontwikkeling op één of meerdere competenties, over de oorzaak ervan geen definitieve conclusie te trekken is. Zo kan dit komen doordat aspecten hiervan niet terug zijn gekomen als zijnde ontwikkelpunten, tijdens de zelfevaluatie- of visitatiefase, of dat dit door andere oorzaken komt. Het eerstgenoemde is wellicht aannemelijker te noemen, omdat het merendeel van de respondenten heeft aangegeven actie te hebben ondernomen op ontwikkelpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de zelfevaluatie- of visitatiefase. Het kan echter wel zijn dat deze actie niet tot daadwerkelijke verbetering heeft geleid. Resultaten uit de vragenlijst geven hier geen sluitende antwoorden op. Het blijft dus enigszins speculeren wat hiervan de oorzaak van is.

In aanvulling op het bovenstaande is een belangrijke constatering ook dat aanbevelingen en inzichten vanuit het visitatietraject niet in alle gevallen tot daadwerkelijke uitkomsten leiden. Allereerst blijven uitkomsten uit doordat geen noodzaak wordt gezien om verdere actie te ondernemen op basis van aanbevelingen van de visitatiecommissie. Daarnaast is het in sommige gevallen nog te vroeg om uitkomsten te signaleren, omdat verdere actie naar aanleiding van gedane

aanbevelingen nog gaande is of nog in gang moeten worden gezet. In deze gevallen is het dus nog afwachten of dit ook daadwerkelijk leidt tot verdere uitkomsten. Eén respondent geeft toe wel wat sceptisch te zijn met betrekking tot uitkomsten van gesprekken over de wijze waarop de schoolorganisatie op bestuurlijk niveau is georganiseerd. Door deze respondent wordt aangegeven dat dit een diepgewortelde zaak is die vermoedelijk niet zomaar zal veranderen: ‘…je merkt toch ook

wel weer dat je zo weer in je eigen structuur verder gaat hè, en als je dan zegt, over twee jaar, wat is dan nog…wat is dan het steentje in de rivier van de PO-Raad, waardoor ons riviertje anders is gaan lopen, door die aanbevelingen, ik vermoed dat als het gaat nou om die ik noem maar wat hè, organisatievraagstuk, willen we zo georganiseerd zijn met elkaar, dat het nog niet anders zou zijn’

(R12). In deze gevallen zet de visitatie dus wat in gang, maar is het nog niet zeker of dit ook tot daadwerkelijke verandering leidt.

Naast de bijdrage van het visitatietraject aan professionalisering zoals hierboven samengevat, blijken twee belangrijke elementen van effectief visiteren in hoge mate aanwezig te zijn in het contact met de visitatiecommissie tijdens de visitatie. Zo is er sprake van een hoge mate van onderling vertrouwen, in de perceptie van de gevisiteerde schoolbesturen, en wordt feedback op een juiste wijze gegeven. Vanuit het laatstgenoemde zijn dan ook weinig aankopingspunten voor verbeteringen aan het visitatietraject te geven. Wel zijn er op andere aspecten van het traject aanbevelingen te geven voor verbeteringen. Deze zullen in hoofdstuk zes aan bod komen.

Ter afsluiting is tijdens de interviews gebleken dat respondenten waarde hechten aan het visitatietraject. Waar enkele respondenten kritisch zijn over de visitatie, wordt aangegeven dat de zelfevaluatie waardevol is geweest. Ook andersom wordt dit soms aangegeven, een waardevolle visitatie, ondanks een wat minder relevant ervaren zelfevaluatiefase. Het is relevant om nog te vermelden dat, alhoewel de visitatie zich richt op verbeterpunten, het voor veel schoolbesturen ook een moment is waarop blijkt dat dingen goed gaan binnen de schoolorganisatie Zo geeft één respondent bijvoorbeeld aan: ‘de belangrijkste bijdrage is denk ik de bevestiging van de wijze

waarop we een zorgvuldige en goede manier bezig waren met de kwaliteitsontwikkeling van ons onderwijs. En van de borging van de onderwijskwaliteit op onze scholen’ (R2). In één interview wordt

echter wel aangegeven dat er, ondanks een waardevolle aanbeveling die opgepakt is, enige teleurstelling bestond over de uitkomst van de visitatie, juist omdat er zoveel positieve bevestiging werd gegeven: ‘ze hadden zo’n goed beeld, zo’n mooi beeld gekregen van hoe wij hier werken, dat er

eigenlijk weinig verbeterpunten uit rolden’ (R7).

In het volgende hoofdstuk zullen alle bevindingen gekoppeld worden aan het beantwoorden van de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag. Hierbij zal ook op het onderzoek worden

gereflecteerd. Tevens zullen aanbevelingen worden gedaan voor zowel vervolgonderzoek, als voor verdere ontwikkeling van het bestuurlijk visitatietraject.

In document Actie door reflectie (pagina 88-91)