• No results found

Samenvatting en conclusie aan de hand van de resultaten van het

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 47-50)

Hoofdstuk 5 Analyse

5.2 Samenvatting en conclusie aan de hand van de resultaten van het

In deze paragraaf ga ik de onderzoekgegevens samenvatten ten aanzien van de volgende onderwerpen.

5.2.1 Interviews en methode onderzoek.

Ten aanzien van de verkregen gegevens kunnen we de volgende analyse/conclusie trekken.

1. Wat biedt de taalmethode „Taal in beeld„aan op het gebied van woordenschat?

Taal in Beeld richt zich op het aanleren van vaardigheden en strategieën om de betekenis van woorden te achterhalen en zo beter te onthouden. De gedachte is dat als kinderen deze strategieën beheersen ze adequater keuzes kunnen maken ten aanzien van de betekenis achterhalen en het onthouden ervan. De wijze van aanbieden van doelwoorden ligt in het verlengde. Na een beperkte uitleg wordt de kennis getoetst. Aan de kinderen die in de toets blijk geven de woorden (nog)

onvoldoende te kennen, wordt vervolgens uitgebreidere uitleg en herhaling gegeven door middel van de herhalingstaken(werkbladen uit de kopieermap)en kan

individueel nog extra geoefend worden met het computerprogramma „Woordenschat‟.

Hier bieden ze de woorden aan volgens de viertaktmethode van Verhallen.

Door de uitleg aan de „hele‟ groep te beperken, wordt tijd gewonnen om specifieke aandacht te kunnen geven aan de kinderen die blijk gegeven hebben de

doelwoorden met de in dat blok aangeboden woordleer en woordonthoud -strategieën minder te beheersen.

In „Viertakt-termen‟ biedt „Taal in beeld „deze kinderen individueel het semantiseren en consolideren aan,via hun computerprogramma‟Woordenschat‟,

2. Is er schoolbreed een doorgaande lijn ten aanzien van woordenschatonderwijs?

Schoolbreed is er een doorgaande lijn in het woordenschatonderwijs, doordat er methodisch aandacht aan besteed wordt. In de groepen 1 en 2 met de Piramide-methode en vanaf groep 4 Taal in Beeld. Tevens krijgen de leerlingen met een beperkte woordenschat over het algemeen in groep1 t/m 2 en in groep 4 t/m 8 pre-teaching. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een handelingsplan.

48

De gebruikte methoden kennen hun eigen benadering ten aanzien van de leerdoelen, frequentie, didactiek en in het verwerken.

Daardoor zijn er zeker verschillen ten aanzien van het woordenschatonderwijs in de onder- en bovenbouw aan te wijzen. De knip zit in groep 3, waar het

woordenschatonderwijs verweven is met de methode „Veilig leren lezen‟.

Schoolbreed wordt ervaren dat er te weinig aan het consolideren gedaan wordt.

3. Wat wordt er in de parallel groep 5 aan woordenschatonderwijs gedaan?

In de parallelgroep 5 wordt het woordenschatonderwijs volgens de didactische en de organisatorische lijn van de taalmethode „Taal in beeld‟ gegeven. Ze werken een keer per week met het woordenschatschrift. Het computerprogramma

„Woordenschat‟ wordt niet structureel ingezet, maar meer als „cadeautje‟ voor kinderen die eerder klaar zijn.

Leerlingen met een beperkte woordenschat (achterstand) krijgen zo nodig een

periode RT. Aan deze leerlingen wordt ook verlengde instructie gegeven ten aanzien van begrijpend lezen. Tevens krijgen de leerlingen regelmatig uitleg ten aanzien van voor hun onbekende woorden.

Aan voorbewerken, consolideren en remediëren komt deze groep nauwelijks toe 4. Wat wordt er nu aan woordenschatonderwijs gedaan in de groep 5 van 5/6?

Ook in deze groep wordt het woordenschatonderwijs gegeven volgens de didactische en de organisatorische lijn van de methode „Taal in beeld „. Anders dan in de

parallelgroep wordt in deze groep meer conform de methode gewerkt en zijn het woordenschatschriftje, het spel „Woordkenner‟ en het computerprogramma

„Woordenschat‟ geïntegreerd in het onderwijs.

Kijken we in beide groepen naar het consolideren dan kunnen we concluderen dat men in de groep 5 van de groep 5/6 meer aan het consolideren toe kwam in vergelijking met de parallelgroep 5.

Als we vanuit de viertaktmethode kijken is dit nog lang niet voldoende.

Het waarom van de verschillen in het onderwijs aan beide groepen maakt geen onderdeel uit van dit onderzoek. Voor de vergelijking is de constatering voldoende.

5.2.2 Conclusie gesprek taalcoördinator Lukasschool

Zoals in hoofdstuk 4 vermeld, staat het woordenschatonderwijs op de Lukasschool centraal en wordt dit van groep 1 tot en met groep 8 aangeboden volgens de viertaktmethode van Verhallen.

Daarnaast hebben ze de coöperatieve werkvormen in hun woordenschatonderwijs geïmplementeerd.

De leerkrachten zijn erg enthousiast over het geven van woordenschatonderwijs door de verschillende werkvormen en voelen zich ge- en ondersteund door de coaching.

Ze geven aan dat nu ook de moeilijkere woorden worden op genomen in het netwerk.

We kunnen de conclusie trekken dat het geven van woordenschatonderwijs op de Lukasschool volgens de viertaktmethode van Verhallen de woordenschatontwikkeling van de leerlingen bevordert.

5.2.3 De onderzoeksgroep en controlegroep

We hebben gepoogd de beide groepen op basis van de geselecteerd criteria zo gelijkwaardig mogelijk te maken. Daarin zijn we niet helemaal geslaagd, wat mede

49

veroorzaakt werd door de logischerwijze kleine aantal groep kinderen in de groepen 5 en 5/6 (respectievelijk n=22 en n=11).

De eerste selectie is gebaseerd op gelijkwaardige CITO-toetsuitslagen van de Leeswoordenschattoets en de Begrijpend luistertoets. Vervolgens is de groep geformeerd op basis van de juiste verhouding jongens en meisjes, allochtone en autochtone leerlingen.

Dit resulteerde een lager percentage allochtone leerlingen in de onderzoeksgroep dan in de controle groep. Daarbij zitten er in de onderzoeksgroep meer jongens dan meisjes. In de controle groep zitten meer meisjes dan jongens.

Mogelijk zou de samenstelling van de groepen van invloed kunnen zijn op het gemiddelde percentage van het onderzoeksresultaat. Op basis van de vergelijking van beide CITO-toetsuitslagen mag deze invloed echter als zeer gering

verondersteld worden.

5.2.4 De beginmeting

In hoofdstuk 4 zijn resultaten van de beginmeting weergegeven.

Ten aanzien van die resultaten kunnen we de concluderen dat de onderzoeksgroep een gemiddelde score heeft van 80.3% en de controle groep van 74.2%.

Dit is een hogere score dan verwacht. Het zou kunnen betekenen dat de beginmeting op een voor deze leerlingen te laag niveau is opgesteld.

De onderzoeksgroep scoort met een hoger gemiddelde ten aanzien van de beginmeting dan de controle groep. Ten aanzien van twee leerlingen uit de

onderzoeksgroep zien we een lager resultaat dan de aan hun gekoppelde leerling van de controle groep. De andere leerlingen hebben eenzelfde score of hoger.

5.2.5 De woordenschatlessen en het consolideren

In het verslag van de woordenschatlessen in hoofdstuk 4 kunnen we lezen dat de lessen aangeboden zijn volgens de doelstellingen van de taalmethode „Taal in beeld‟

en daarnaast de viertaktmethode is gevolgd.

Wat opviel tijdens de lessen en het consolideren was het enthousiasme van alle leerlingen.

De leerlingen met een grote woordenschat deden even enthousiast mee als de leerlingen met een beperkte woordenschat en de leerlingen met een aan hun leeftijd gerelateerde woordenschat. Wel hadden alle leerlingen voorkeur voor bepaalde consolideeroefeningen en mochten die aangeven. Waarbij ook vormen van het coöperatief werken hun voorkeur hadden. Deze vormen waren bij de leerlingen bekend,omdat deze vormen geïntegreerd zijn binnen het onderwijs op deze school (zie hoofdstuk 1).

Hieruit kunnen we de conclusie trekken dat ook de leerlingen met een grote woordenschat betrokken zijn bij het consolideren,mits het voor hun op een aantrekkelijke manier gebracht wordt.

De leerkrachten gaven aan dat zij niet iedere dag aan het consolideren toe kwamen.

Dit kan te maken hebben met de onderzoeksperiode. Misschien zijn de

consolideermomenten nog niet voldoende in het rooster opgenomen,maar het zou ook kunnen dat het consolideren meer in het zelfstandig werken opgenomen dient te worden.

In vergelijking met de controle groep heeft de onderzoeksgroep gemiddeld 30 minuten meer woordenschatonderwijs per week gehad.

50 5.2.6 De eindmeting

De eindmeting vond ongeveer 6 weken na de beginmeting plaats.

De resultaten van de eindmeting zijn in hoofdstuk 4 weergegeven.

De onderzoeksgroep scoort met een gemiddelde van 95.8% en de controle groep met een gemiddelde van 85.5% op de eindmeting. Bij de eindmeting wijkt de onderzoeksgroep dus significant af van de controle groep.

Als we naar de kwalitatieve analyse van de begin- en eindmeting kijken,kunnen we concluderen dat enkele leerlingen woorden bij de beginmeting goed lijken te

beheersen,terwijl ze deze woorden bij de eindmeting niet meer lijken te beheersen.

Daarbij is het verschil van de onderzoeksgroep en de controle groep significant.

Bij de onderzoeksgroep gaat het om 7 woorden en bij de controle groep om 14 woorden

Wellicht zou er sprake kunnen zijn van een gokelement. Echter zien we wel bij de eindmeting van de onderzoeksgroep dat het aantal niet gekende woorden kleiner is dan bij de controle groep.

Als we ervan uitgaan dat bij zowel bij de onderzoeksgroep als bij de controle groep bij de beginmeting ook een gokelement meegespeeld heeft,blijft het leerrendement bij de onderzoeksgroep hoger.

Met het resultaat van de begin- en eindmeting is het leerrendement berekend zoals weergegeven in hoofdstuk 4.

Het leerrendement van de onderzoeksgroep is significant hoger dan dat van de controlegroep.

Kijken we naar de individuele leerlingen in de onderzoeksgroep is er een duidelijk verschil ten aanzien van het leerrendement bij de leerlingen met een beperkte woordenschat als bij de leerlingen met een grote woordenschat.

Waarbij het leerrendement van de leerlingen met een beperkte woordenschat duidelijk hoger is dan van de leerlingen met een grote woordenschat.

Deze verhouding zet zich in mindere mate door bij de controle groep.

Ten aanzien van de leerlingen met een voor aan hun leeftijd gerelateerde woordenschat zien we in de onderzoeksgroep een duidelijke stijging in het leerrendement.

Aan de hand van deze gegevens kunnen we de conclusie trekken dat het aanbieden van het woordenschatonderwijs volgens de viertaktmethode van Verhallen een duidelijk effect heeft op de resultaten van de eindmeting en het leerrendement.

Daarbij moeten we wel bedenken dat de onderzoeksgroep door de viertaktmethode van Verhallen wel meer woordenschatonderwijstijd heeft gehad met een gemiddelde van ongeveer 30 minuten per week.

Dit kan meespelen in het resultaat van de eindmeting.

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 47-50)