• No results found

Eindconclusie van het onderzoek en antwoord op mijn onderzoeksvraag. 52

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 52-55)

Hoofdstuk 5 Analyse

5.4 Eindconclusie van het onderzoek en antwoord op mijn onderzoeksvraag. 52

In deze paragraaf wil ik komen tot een eindconclusie van het onderzoek en antwoord geven op mijn onderzoeksvragen.

Tijdens mijn loopbaan als leerkracht en als remedial teacher loop ik er tegen aan dat een beperkte woordenschat veel consequenties heeft. Kinderen met een beperkte woordenschat begrijpen stelselmatig te weinig van de lessen en profiteren te weinig van het aangeboden onderwijs doordat zij uitleg niet snappen .

Woordenschat is dus een belangrijke basis voor schoolsucces en alles wat daarop kan volgen. Daarnaast is mijn ervaring dat woordenschat lastig te remediëren valt.

Ik ben van mening dat het van belang is om bij woordenschat preventief aan het werk te gaan waarbij een goede woordenschatdidactiek een grote rol speelt.

Mijn zorg in dezen was of het woordenschatonderwijs gegeven volgens van de taalmethode „Taal in beeld „ voldoende aanbod had voor de leerlingen met een beperkte woordenschat en voor de leerlingen met een aan hun leeftijd gerelateerde woordenschat.

Dit gekoppeld aan mijn literatuurbevindingen waarin ze aan geven dat bij goed

woordenschatonderwijs de juiste didactiek van groot belang is kom ik tot de volgende conclusie.

Bij goed woordenschatonderwijs spreekt de literatuur over meer accent leggen op aanleren, uitbeelden en inoefenen. Hierbij komen we onder andere op de viertakt-methode van Verhallen, waarbij het voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren een grote rol spelen in de woordenschatdidactiek. Maar ook als we kijken naar de visie van Beck,Cunningham en Vernooy in hoofdstuk 2 komen we tot die conclusie.

Het bovenstaande relateren aan het onderzoek naar aanleiding van de onderzoeks-vraag ”verhoogt de viertaktmethode van Verhallen het leerrendement van mijn

woordenschatonderwijs in groep 5 gegeven volgens de taalmethode „Taal in beeld‟?”

kunnen we in hoofdstuk 4 lezen dat er een verhoging is van het leerrendement van het woordenschatonderwijs in de onderzoeksgroep.

Een verhoging die significant hoger is dan het leerrendement bij de controle groep waar de viertakt niet is aangeboden.

Opvallend hierbij is dat dit zowel geldt voor allochtone leerlingen/NT2 leerlingen, maar dat er ook een duidelijke verhoging is van het leerrendement bij de leerlingen met een aan hun leeftijd gerelateerde woordenschat.

Kijkend naar de leerlingen met een grote woordenschat(CITO-A leerlingen) zien we dat de leerlingen in de controle groep een hoger gemiddeld leerrendement hebben ten opzichte van de leerlingen in de onderzoeksgroep.

Hierbij kan meespelen dat leerling 8 uit de controle groep een leerrendement heeft van 21.6%,waarbij we ons af kunnen vragen in hoeverre de beginmeting bij deze leerling valide is geweest. Kijkend naar de score van de beginmeting in relatie tot de score van de CITO leeswoordenschattoets en CITO begrijpend luisteren.

53

Wel is er bij deze leerlingen uit de onderzoeksgroep ook een stijging van het leerrendement ,waarbij opvallend was dat deze leerlingen eenzelfde enthousiasme vertoonden bij de woordenschatlessen en het consolideren als de andere leerlingen van de onderzoeksgroep.

Op de deelvraag:”Is er ook een verhoging van leerrendement bij de goede leerlingen?” kunnen we het volgende antwoord geven.

Er is een verhoging van leerrendement, maar in relatie onderzoeks/controle groep heeft de viertaktmethode geen meerwaarde gehad op het leerrendement van de leerlingen met een grote woordenschat.

Op basis van deze bevindingen kom ik tot de conclusie dat de viertaktmethode van Verhallen het leerrendement van mijn woordenschatonderwijs in groep 5 gegeven volgens de taalmethode „Taal in beeld‟ verhoogt van de leerlingen met een beperkte woordenschat en van de leerlingen met een aan hun leeftijd gerelateerde

woordenschat.

Wel kan hierbij meespelen dat de leerlingen uit de onderzoeksgroep ongeveer 30 minuten per week meer woordenschatonderwijstijd hebben gehad, in verband met het consolideren, ten aanzien van de leerlingen in de controlegroep( zie paragraaf 5.1.6). De conclusie die we daar uit kunnen trekken is dat die 30 minuten, wat waarschijnlijk wel in te roosteren is in het weekrooster, voldoende effect hebben gehad.

Vanuit deze conclusie kan ik preventief met de viertaktmethode aan het werk gaan binnen mijn woordenschatonderwijs. Waarbij het consolideren een belangrijke plaats in zal nemen.

Hiermee heb ik antwoord op mijn deelvraag 6.

„Wat zijn de mogelijkheden voor preventief werken in mijn huidige woordenschatonderwijs?‟

In hoofdstuk 6.1 zal hier verder op in gaan.

5.5 Inclusief

In hoofdstuk 2 van dit onderzoek heb ik gekeken naar wat de literatuur aangeeft ten aanzien van inclusief onderwijs en woordenschatonderwijs.

Daaruit kunnen we concluderen dat het van belang is jaarlijks voldoende tijd aan het woordenschatonderwijs te besteden en het woordenschatonderwijs aan te bieden volgens het directe instructie model .Veelal wordt de methode “Met woorden in de weer “genoemd. Waarbij visuele ondersteuning van groot belang is.

Maar ook het herhaaldelijk terug laten komen van de nieuw aangeboden woorden . Dit niet alleen in de klas maar ook buiten de klas. Het is belangrijk dat de nieuwe woorden deel uit gaan maken van de dagelijkse woordenschat van de leerlingen.

In het kader van inclusie denk ik dat mijn onderzoek kan bijdragen aan het geven van goed woordenschatonderwijs.

Uit mijn onderzoek is gebleken dat het leerrendement van het woordenschat-onderwijs verhoogd wordt als het naast „Taal in beeld‟ gegeven wordt volgens de viertaktmethode van Verhallen.

54

Dit geldt voor alle kinderen, zowel diegenen met een taalproblematiek als diegenen met een leeftijdsadequate ontwikkeling. Hierbij is het van belang op te merken dat de op de Valkenheuvel gebruikte coöperatieve werkvormen die gebruikt zijn tijdens het consolideren didactisch inspeelt op de verschillen tussen leerlingen waarbij zowel de zwakke als sterke leerlingen profiteren.

5.6 Terugblik

Zoals vermeld in hoofdstuk 1, is mijn onderzoeksvraag ingegeven door mijn ervaringen in de dagelijkse praktijk als leerkracht in de groep 5/6 en als RT-er. De antwoorden uit mijn onderzoek bevestigen de ideeën, die ik als praktijkbeoefenaar heb verkregen. Hoewel dit tot tevredenheid stemt en mogelijkheden voor de

toekomst opent, hecht ik er aan te benadrukken dat in alle deelronden van het gehele onderzoek maximaal aandacht besteed is aan het zuiver en objectief verzamelen van gegevens.

Het risico bij toegepast onderzoek en zeker bij onderzoek waar de resultaten het

„algemene gevoel‟ bevestigen, is het „ja, dat wist ik ook wel‟-gevoel. Ook rond mijn onderzoek zal dit spelen.

Het onderzoeksmatig vaststellen van de juistheid van de vooronderstelling tilt de aanname, het idee uit boven het algemeen gevoelde en vormt daarmee de basis voor verdere ontwikkeling van het woordenschatonderwijs volgens de methode „Taal in beeld‟ met als enige doel de effectiviteit van deze methode te verhogen.

55

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 52-55)