• No results found

Interview parallelgroep 5

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 24-65)

4. Wat wordt er nu aan woordenschatonderwijs gedaan in de groep 5 van 5/6?

De didactiek en de activiteiten omtrent het woordenschatonderwijs in deze groep 5 zullen uiteengezet worden op papier.

(Zie bijlage 2; Woordenschatonderwijs in de groep 5 van groep 5/6.) 3.2.2.2 Gesprek collega’s groep 5

In deze paragraaf zal ik een samenvatting van het gesprek weergeven over het uit te voeren onderzoek met mijn collega‟s van de parallelgroep 5.In deze groep zit de controlegroep. Ik wil alle activiteiten omtrent het onderzoek zo efficiënt mogelijk vastleggen.

Het is eerder met ze besproken en ze waren enthousiast maar wetende dat de werkzaamheden zoals onder andere het met mij indelen en bespreken van de controlegroep,het afnemen van de tussentoetsen en eindtoets in de praktijk soms tegen kunnen vallen.

25

Het volgende is besproken met de collega‟s van groep 5.

Ten aanzien van de controle groep:

De groep zal bestaan uit 11 leerlingen.

De groep zal een zo evenwichtig mogelijke samenstelling hebben ten aanzien van de onderzoeksgroep.

De leerlingen worden gekozen aan de hand van de toetsuitslagen van de CITO woordenschattoets en de uitslagen van de methode gebonden toetsen van Taal in beeld ten aanzien van woordenschat.

Het samenstellen van de controle groep zal in overleg gaan met de leerkracht van de groep 5.

Ten aanzien van de metingen:

De beginmeting en eindmeting zullen worden samengesteld door mij en afgenomen worden door de leerkracht van groep 5.

De metingen worden nagekeken door mij.

De toetsen worden in de klas afgenomen waarbij de leerlingen in “toets-stand”zitten.

Dat wil zeggen dat de leerlingen een zo een individueel mogelijke plek hebben.

Er wordt vooraf uitleg gegeven over wat de bedoeling van de toets is.

Tijdens het maken van de toets wordt er geen uitleg gegeven over begrippen/woorden die de leerlingen niet begrijpen.

Ten aanzien van de woordenschatlessen:

De woordenschatlessen zullen gegeven worden volgens de richtlijnen van de methode Taal in beeld en via het directe instructie model.

Per blok om de 4 lessen een woordenschatles. Gemiddeld één woordenschatles per week van ongeveer 45 minuten.

De doelwoorden worden aangeleerd via de op dat moment in de les aangeboden woordstrategieën en woordvaardigheden.

Tijdens de basislessen zal er beperkt uitleg gegeven worden over de betekenis van de doelwoorden.

Leerlingen die de toets onvoldoende maken krijgen na de toets in de herhalingstaken uitgebreide uitleg.

Daarnaast zullen de woorden in het woordenschatschrift opgeschreven worden.

Dit is buiten de methode om schoolbreed afgesproken.

3.2.2.3 Gesprek taalcoördinator van de Lukasschool.

In het kader van mijn onderzoek zal ik een gesprek hebben met de taal-coördinator van de Lukasschool in Utrecht.

Naar aanleiding van een artikel van Eduniek (2005) over het woordenschatonderwijs gegeven volgens de viertaktmethode van Verhallen op de Lukasschool, ben ik nieuwsgierig geworden naar het woordenschatonderwijs op deze school. Ik zou graag te weten willen komen of ze in de midden- en bovenbouw ook volgens de viertakt werken en welke methode ze gebruiken ten aanzien van het

woordenschatonderwijs. Daarnaast of ze ook woordenschatonderwijs ten aanzien van de zaakvakken hebben.

Samen met een medestudent heb ik een bezoek gebracht en een gesprek gehad met de taalcoördinator.

In hoofdstuk 4 zal ik een verslag geven van het bezoek en het gesprek.

26 3.2.2.4 Verantwoording en ethiek

In vergelijkend onderzoek waarbij gewerkt wordt met een onderzoek- en een controlegroep moet altijd de vraag gesteld worden of het doelbewust creëren van, per onderzoeksgroep verschillende omstandigheden moreel en ethisch te

verantwoorden is. Zeker daar waar, zoals in dit onderzoek, het kwetsbare groepen betreft.

De vraag die ik me bij mijn onderzoek stel is of ik het kan verantwoorden dat de onderzoeksgroep een aantal woordenschatlessen volgt volgens de Viertaktmethode en de controlegroep die woordenschatlessen volgt volgens de methode “Taal in beeld”? Belangrijk daarbij is dat aangetoond kan worden dat ook de controle groep gedegen taalonderwijs krijgt volgens de taalmethode Taal in beeld.

Ik heb daarvoor de uitgever gebeld met de vraag hoeveel scholen het woordenschat-onderwijs geven volgens de methode Taal in beeld en wat de gebruikerservaringen van deze scholen waren in het werken met de methode. Tevens heb ik de taalcoör-dinator geïnterviewd waarbij dit vraagstuk aan de orde is geweest en waarvan het verslag in de bijlage is opgenomen (Zie bijlage 9: interview taalcoördinator.) De uitgever kon helaas geen aantallen doorgeven en verwees me voor de gebruikerservaring naar hun site. De verhalen op de site zijn erg positief over de methode (2009).

Joop Stoeldraijer, gerenommeerd Senior onderwijsadviseur Expertteams bij Edux Onderwijsadvies, gaf in het maandblad JSW in februari 2009 het volgende over de taalmethode aan:

De methode is compact, slank of hoe u het maar noemen wilt. Van mij mag het, want er zit in taalmethodes vaak veel ballast of taalkundige friemels die mijns inziens niet behandeld hoeven te worden. Het accent bij taal én spelling ligt op het aanleren van strategieën,de inhoud komt op de tweede plaats, zo lijkt het. Worden leerlingen taalvaardiger door het beheersen van vaardigheden of juist door heel veel woorden te kennen en veel spellingwoorden in te oefenen? Het antwoord is nog niet bekend.

Dat weten we pas over een paar jaar, als scholen ermee gewerkt hebben.

Deze taalmethode staat of valt met een goede organisatie. Klassikaal lesgeven, het ene uiterste, tegenover het helemaal zelfstandig doorwerken van de leerstof,het andere uiterste. Beide uitersten doen geen recht aan de individuele taalbehoeften van leerlingen. Taal in beeld is een methode die heel eenvoudig lijkt, maar een adequate organisatie en goede toepassing kost veel voorbereidingstijd. Alleen dan zullen alle leerlingen ervan profiteren.

De beoordelingen van de methode zijn tot nu toe positief. Het is een vrij nieuwe methode waarbij, zoals Stoeldraijer aangeeft, we over een paar jaar als scholen ermee gewerkt hebben, pas weten of leerlingen taalvaardiger worden door het beheersen van vaardigheden of juist door het kennen van veel woorden.

We kunnen er van uit gaan, dat Taal in beeld een gedegen methode is, die staat voor goed onderwijs. In het kader van mijn onderzoek kan ik dan ook stellen dat de

controlegroep de komende woordenschatlessen uit een methode krijgen die door onderwijsadviseurs en leerkrachten als positief ervaren wordt.

Dit onderzoek zal mijn beeld bevestigen of ontkrachten dat een aanvulling met de viertakt noodzakelijk is voor het woordenschatonderwijs op de Valkenheuvel school.

27 3.2.2.5 Informatie ouders en collega’s

Zoals in de inleiding aangegeven is de communicatie rond doel en uitwerking van het onderzoek van wezenlijk belang.

In deze paragraaf wil ik de informatie naar ouders en collega‟s op papier weergeven.

Daarin wil ik de ethiek van de vorige paragraaf meenemen en een korte uitleg ten aanzien van de viertaktmethode om mijn onderzoek naar hun te verantwoorden.

Verder vermeld ik in de brieven dat het gaat om een onderzoek vanuit mijn RT opleiding (Zie bijlage 3; Brief ouders/collega‟s/directie).

3.3 Opzet onderzoeksgroepen

Het onderzoek zal plaats vinden in de groep 5 van de 5/6 combinatieklas en in de groep 5 van de parallelklas van mijn onderzoeksschool.

Voor het onderzoek wil ik twee zo evenwichtig mogelijke groepen formeren van 11 leerlingen ,waarbij ik let op de samenstelling qua jongens,meisjes,allochtone leerlingen en het niveau van de leerlingen ten aanzien van hun

woordenschatontwikkeling maar ook van hun verdere didactische ontwikkeling. Voor de meting van de didactische ontwikkeling en de woordenschatontwikkeling zal ik gebruik maken van de uitslagen van CITO toets Woordenschat en Begrijpend Luisteren van het Leerlingvolgsysteem.

Daarnaast wil ik kijken naar de toetsresultaten van de methodegebonden toetsen van

“Taal in beeld” ten aanzien van woordenschat.

Het onderzoek zal plaats vinden in de groep 5 van de 5/6 combinatiegroep en de controle zal plaats vinden in de parallel groep 5.

In beide groepen zal er een beginmeting en een eindmeting plaats vinden.

(zie bijlage 4 onderz/contr groep)

3.4 Meting beginsituatie

Voor de meting van de beginsituatie zal ik zelf een begintoets maken aan de hand van de aan te bieden doelwoorden van de komende 6/7 weken.

Deze wordt medio Maart klassikaal afgenomen.

Van belang voor de beginmeting van het onderzoek zijn de uitslagen van deze toets van de leerlingen die in de onderzoeksgroep en in de controlegroep zitten.

De toets wordt door de leerkrachten afgenomen volgens afgesproken regels op het zelfde tijdstip (Voor de toets; zie bijlage 5; beginmeting).

3.5 Lessen

In de onderzoeksgroep worden de doelwoorden van de woordenschatlessen van de taalmethode aangeboden volgens de viertakt methode van Verhallen.

Daarnaast zal er ook ruimte zijn voor de woordleervaardigheden van de methode Taal in beeld.

Er zal naast de woordenschatles die gemiddeld één keer per week zal plaats vinden ook extra lestijd per dag ingeroosterd worden voor het consolideren.

Ik zal een format maken voor de woordenschatlessen met een overzicht van de aan te bieden doelwoorden voor de periode van het onderzoek.

Daarbij zal speciaal gelet worden op het voorbewerken en semantiseren.

Tevens zal ik een overzicht maken van eventuele consolideeroefeningen (Zie bijlage 6; lessen(format)).

28

In de controlegroep worden de doelwoorden aangeboden volgens de methode “Taal in beeld”.

3.6 Meting eindsituatie

Aan het einde van de onderzoeksperiode ,een week na de laatste woordenschatles, zal ik de eindsituatie meten.

Hiervoor zal de toets van de beginmeting weer opnieuw worden afgenomen.

Op deze wijze wil ik het leerrendement meten

De toets wordt afgenomen door de leerkrachten op hetzelfde tijdstip volgens de afgesproken regels.

3.7 Terugblik

In dit hoofdstuk heb ik de opzet van mijn onderzoek uiteengezet en vanuit de ethische kant belicht.

Alvorens mijn onderzoek van start gaat zal ik eerst de antwoorden op mijn deelvragen uitwerken. Hier zal ik in hoofdstuk 4 op terug komen.

Verder zal ik in hoofdstuk 4 de resultaten van het onderzoek weergeven en uitwerken.

29

Hoofdstuk 4 Datapresentatie.

4.1 Vooruitblik.

In dit hoofdstuk geef ik de resultaten van mijn onderzoek weer. Dat wil zeggen, een verslaglegging van de diverse interviews en gesprekken, die ik gehouden heb met betrokkenen, antwoorden op de deelvragen van mijn onderzoeksvraag en de

uitkomsten die tot stand zijn gekomen naar aanleiding van de begin- en eindmeting.

Ten slotte zal ik een verslag geven van het verloop van de woordenschatlessen en de consolideeroefeningen.

4.2 Informeren van directie,ouders en collega’s.

Voorafgaand aan mijn onderzoek heb ik de directie door middel van een gesprek geïnformeerd over mijn onderzoek. Met hen heb ik gesproken over de opzet van mijn onderzoek en het informeren van de ouders en de collega‟s. Daarnaast heb ik hen schriftelijk geïnformeerd over de onderzoeksgroep, de controlegroep en de

beginsituatie van beide groepen. De directie heeft toestemming gegeven voor mijn onderzoek.

Naar ouders en collega‟s is een brief uitgegaan (zie bijlage 3: brief aan ouders/

collega‟s/directie).

Tevens heb ik met de collega van de parallelgroep 5 een gesprek gehad ten aanzien van het uit te voeren onderzoek. Alle activiteiten rondom het onderzoek heb ik met haar besproken, waarbij we de voorwaarden voor de beginmeting hebben vastge-steld. Daarnaast hebben wij aan de hand van de onderzoeksgroep de controlegroep samengesteld.

4.3 Gesprek taalcoördinator Lukasschool.

In deze paragraaf wil ik een verslag weergeven van een bezoek en een gesprek dat ik op de Lukasschool met de taalcoördinator heb gehad. Waarbij mijn aandacht ten aanzien van het woordenschatonderwijs met name uit gaat naar de bovenbouw.

Mijn bevindingen:

De Lukasschool behoort tot de LOA-scholen in Utrecht. Ze hebben een schoolpopu-latie van meer dan 95% allochtone leerlingen. Het taalonderwijs staat al jaren centraal op deze school, waarbij de nadruk ligt op het woordenschatonderwijs. Ze vinden het belangrijk om de woordenschat van de leerlingen uit te breiden met behulp van hun eigen taal. Hiervoor maken ze gebruik van een leerkracht die hun eigen taal beheerst.

Naast de taalcoördinator hebben zij ook een woordenschatcoördinator.

De expertisegroep Taal van Eduniek is betrokken geweest bij het invoeren van het woordenschatonderwijs op deze school.

Het woordenschatonderwijs op deze school wordt gegeven volgens de viertakt methode van Verhallen met behulp van coöperatieve werkvormen.

Een aantal jaren geleden zijn de woordenschatcoördinatoren geschoold en gecertifi-ceerd door Marianne Verhallen en Dirkje v.d Nulft. Zij hebben naast de achtergrond van de methode geleerd hoe ze de leerkrachten moesten coachen bij het

imple-30

mentatietraject. Volgens de woordenschatcoördinator van de school is dat mede de kracht van hun woordenschatonderwijs. De leerkrachten voelen zich gesteund.

Door de hele school wordt het woordenschatonderwijs nu aangeboden volgens deze methode waarbij tevens de coöperatieve werkvormen zijn geïmplementeerd.

Ook is er een duidelijke relatie naar het Directe instructie model; het voorbewerken, semantiseren, volgens intensieve instructie en ook gekoppeld aan de coöperatieve werkvormen en het consolideren. Ook voor het consolideren hebben zij vormen van het coöperatief werken. De woorden worden niet echt getoetst.

Vanaf groep 4 tot en met groep 8 werkt de school met de taalmethode „Taalleesland‟.

In deze methode is het woordenschatonderwijs geïntegreerd. Daarnaast wordt er nog extra gewerkt met „Woordspoor‟. Dit aanvullende programma werkt ook met de

Viertakt.

Het woordenschatonderwijs ten aanzien van de zaakvakken ervaren zij als een probleem en geven aan daar ook niet aan toe te komen.

Momenteel zijn alle leerkrachten op de Lukasschool erg enthousiast over het werken met de viertaktmethode. Zij geven aan dat ze het nu leuk vinden om woordenschat-onderwijs te geven door de verschillende werkvormen en dat ook de moeilijkere woorden nu beter worden opgenomen in het netwerk.

4.4 Interviews en methodeonderzoek.

Tevens heb ik voorafgaand aan mijn onderzoek een aantal interviews gehouden met collega‟s om antwoord te krijgen op mijn deelvragen. Dit waren de bouwcoördinator van de onderbouw, de bouwcoördinator van de bovenbouw en de collega van de parallelgroep 5.

Ook heb ik een methodeonderzoek gedaan naar de opzet van het woordenschat-onderwijs van de methode;” Taal in beeld”.

Een verslag van mijn methodeonderzoek en de interviews is onder de punten 1 tot en met 4 in deze paragraaf weergegeven.

4.4.1 Wat biedt de taalmethode “Taal in beeld “aan op het gebied van woordenschat?

Het leerstofaanbod ten aanzien van woordenschat is gericht op twee subdomeinen, namelijk: de beheersing van woordenschatstrategieën /-vaardigheden en het

verwerven van de betekenis van de doelwoorden.

De woordenschatstrategieën delen ze onder in twee soorten;

1. strategie om de betekenis van de woorden te kunnen achterhalen.

2. strategie om de woordbetekenis beter te kunnen onthouden. Ook wel de woordleerstrategie en de woordonthoudstrategie genoemd.

De methode gaat ervan uit dat de leerlingen de strategieën beheersen als ze uit de bijhorende vaardigheden een adequate keuze kunnen maken en deze op de juiste manier kunnen toe passen. De vaardigheden waar het omgaat zijn de woordleervaar-digheden en de woordonthoudvaarwoordleervaar-digheden.

De woordleervaardigheden, die de methode aanbiedt, zijn als volgt:

 de woordbetekenis afleiden via een plaatje.

 de woordbetekenis afleiden uit de tekst(of context)

 de woordbetekenis afleiden via woordanalyse

31

 de woordbetekenis opzoeken

 de woordbetekenis navragen.

De woordonthoudvaardigheden die de methode aanbiedt:

 de woordbetekenis onthouden door te associëren(bijvoorbeeld: een woordweb)

 de woordbetekenis onthouden door woorden te ordenen (bijvoorbeeld: het maken van een woordkast, woordparaplu, woordtrap of woordpodium).

 de woordbetekenis onthouden door woorden toe te passen(bijvoorbeeld: door te tekenen,te schrijven of woordspellen te maken).

In de woordenschatlessen in het taalboek en in het werkboek ligt het accent op het leren van woordenschatstrategieën en vaardigheden. In het verlengde hiervan komen de doelwoorden aan bod.

De methode kiest ervoor om tijdens de basislessen beperkt uitleg te geven over de betekenis van de doelwoorden. Ze gaan ervan uit dat de verschillen bij leerlingen voor wat betreft hun woordenschat erg groot zijn en dat het daarom niet gewenst is alle leerlingen uitgebreid uitleg te geven over woordbetekenissen.

De uitgebreide uitleg geven zij via de herhalingstaken na de toets aan de leerlingen die bij de toets de woorden onvoldoende kenden. Hiervoor zijn binnen het blok vier lessen gereserveerd.

Als een van de herhalingstaken biedt de methode het computerprogramma

“Woordenschat”.

De wijze van aanbieden in dat programma is gebaseerd op de viertaktmethode van Verhallen.

De methode gaat gemiddeld van één woordenschatles per week uit.

De doelwoorden die de methode aanbiedt zijn onder te verdelen in drie categorieën:

 woorden die nodig zijn voor algemeen dagelijks gebruik,

 woorden die nodig zijn voor gebruik in en rond de school,

 woorden die van belang zijn om te kunnen reflecteren op taal.

4.4.2 Is er schoolbreed een doorgaande lijn ten aanzien van woordenschat-onderwijs?

Om op deze vraag antwoord te kunnen geven heb ik de bouwcoördinator van de onder- en bovenbouw geïnterviewd. Aan de hand daarvan zal ik weergeven wat er aan woordenschatonderwijs in de boven- en onderbouw gedaan wordt en aangeven wat de doorgaande lijn is.

In de onderbouw dat wil zeggen groep 1-2 werken ze met de methode “Piramide”. Zij volgen eigenlijk zo veel mogelijk de lijn van de methode. Ze werken rond de thema‟s van de methode. Dit is een opzet van twee weken. Hierbij gaan ze iedere dag een half uur in de kring met de hele groep (1-2, ongeveer 25 a 30 leerlingen), waarbij ze de eerste week van een thema werken aan het oriënteren en demonstreren en de tweede week aan het verbreden en het verdiepen. Daarnaast is er één keer in de week een half uur extra woordenschatonderwijs in een homogene zetting. Dat wil zeggen dat ze dan de leerlingen van groep1 bij elkaar zetten en de leerlingen van groep 2. Dit zijn per groep zo‟n 30 leerlingen.

De verwerking van de aangeboden woorden gebeurt met name tijdens de werklessen en incidenteel tijdens de gymlessen.

32

De leerlingen met een beperkte woordenschat krijgen pre-teaching van een tutor.

De plus leerlingen met een grote woordenschat krijgen sinds kort extra uitdaging.

De coördinator geeft aan dat ze eigenlijk te weinig consolideren.

In groep 3 werken ze eigenlijk niet met een aparte methode voor woordenschat- onderwijs.

Hun woordenschatonderwijs zit verweven in de methode “Veilig leren lezen”.

Daarnaast wordt er incidenteel uitleg gegeven naar aanleiding van een onbekend woord.

In de bovenbouw wordt over het algemeen de lijn van de methode “Taal in beeld”

gevolgd ten aanzien van het woordenschatonderwijs.

Dat wil zeggen:

 Gemiddeld één keer in de week een woordenschatles met verwerking, waarbij de doelen van de methode nagestreefd worden. Deze les duurt ongeveer 45 minuten,

 Daarnaast wordt er nog incidenteel woordenschatonderwijs gegeven naar aanleiding van onbekende woorden bij de zaakvakken en bij begrijpend lezen.

 Schoolbreed (groep 4 t/m 8)is er de afspraak dat de aangeboden doelwoorden in een woordenschatschriftje op geschreven worden.

 Er wordt in het gewone woordenschatprogramma niet volgens de viertakt van Verhallen gewerkt.

 Leerlingen met een beperkte woordenschat krijgen pre-teaching op begrijpend lezen en op de zaakvakken. De groepsgrootte bedraagt ongeveer 6 leerlingen.

Hiervoor werkt men met handelingsplannen,

 Ook zijn er leerlingen die als remediering met het computerprogramma ten aanzien van woordenschat van de taalmethode werken.

 Het woordenschatonderwijs wordt aan de hele groep gegeven waarbij de groepsgrootte gemiddeld rond de 25 leerlingen ligt.

 Aan het consolideren komt men nauwelijks of niet toe.

 Men werkt niet of nauwelijks met de viertakt.

 Men werkt niet of nauwelijks met de viertakt.

In document WOORDENSCHAT- onderwijs (pagina 24-65)