• No results found

Salafistische educatie: het belang van kennisvergaring

Deel I – Salafisme van binnenuit

3 Geloofsopvattingen nader bekeken

3.1 Salafistische educatie: het belang van kennisvergaring

3.1

Salafistische educatie: het belang van kennisvergaring

De predikers van de onderzochte centra leggen sterk de nadruk op de noodzaak van de vergaring van kennis van de salafistische geloofsleer. Salafi’s noemen dit altijd kortweg ‘kennis’. In een salafistische context verwijst ‘kennis’ dus naar salafistische interpretaties van de islam. Zij claimen deze interpretatie als zijnde de enige ware islam; deze wordt voorgesteld als de enige waarheid en dus de enige ware kennis. Andere vormen van kennis, zoals wetenschappelijke kennis, berusten in deze visie niet op de waarheid. Deze moskeeën zijn in vergelijking met andere islamitische organisaties buitengewoon actief in het organiseren van cursussen, lezingen en dawra’s (conferenties). Tijdens deze activiteiten komen uiteenlopende onderwerpen aan bod. De kernconcepten van de salafistische geloofsleer komen bij elk onderwerp in verschillende mate naar voren. Hoewel het bezoeken en geven van lezingen wordt aangemoedigd, is vooral het belang van het volgen van lessen benadrukt. Lezingen volgen wordt gezien als een vorm van aanbidding (ibada) van Allah. Ook is het een onderdeel van de da’wa om moslims te onderwijzen en ‘kennis’ bij te brengen. Het idee is dat tarbiyah (onderwijs en opvoeding in het kader van de ‘zuivere’ islam) en tasfiya (geloof zuiveren van gewoonte en traditie) een ‘heropvoeding’ van de umma tot stand zullen brengen42.

Maatschappelijke problemen worden in hun ogen veroorzaakt door onwetendheid en foute ‘kennis’ over de islam en een zwakke iman (innerlijk geloof). Tarbiyah van de moslimgemeenschap zal zorgen voor meer geluk in dit leven en in het hiernamaals, stellen salafi’s. Ze zien de islam als een oplossing voor alle problemen. De onwetendheid wordt volgens de salafi’s veroorzaakt door een gebrek aan ‘kennis’ van de Koran en de Sunna en een slechte beheersing van de Arabische taal. Er wordt in de centra sterk de nadruk gelegd op de noodzaak de Arabische taal te kennen. Dit wordt immers gezien als sleutel tot ‘kennis’ van de islam. Niet alleen de Koran is in het Arabisch geschreven, ook belangrijke andere bronnen zijn dat. Wie het Arabisch kent, geniet aanzien in de groep. Onderbouwing van stellingen met behulp van citaten en dalil (bewijs uit ‘betrouwbare’ bronnen) is de enige geaccepteerde argumentatie, vinden de salafi’s. Argumentatie op basis van logische redeneringen wordt niet getolereerd. Het logische verstand van de mens is immers beperkt en beïnvloed door emoties en driften, en gevoelig voor influisteringen van de shaitan (duivel), stellen de predikers. Omdat de Koran in

42 De salafistische principes van (her)opvoeding via kennisvergaring en zuivering worden soms expliciet benoemd in de benamingen van salafistische organisaties, bijvoorbeeld het Instituut voor Opvoeding en Educatie en de Islamitische Stichting voor Opvoeding en Overdracht van Kennis (ISOOK).

het Arabisch als de oorspronkelijke bron en het letterlijke woord van God wordt gezien, is elke vertaling slechts een ‘interpretatie van de betekenis’ en dus minderwaardig.

Naast de taal wordt kennis over de islam ook erg belangrijk gevonden. Het vergaren van ‘kennis’ over de ‘juiste’43 islam is een manier om dichterbij een ideale samenleving te komen, het is een vorm van da’wa. De tegenhanger van deze ideale samenleving is de wereld van de zogenaamde jahiliyya (onwetendheid). Qutb introduceerde een aanvullende betekenis van de term. Hoewel dit islamitische concept oorspronkelijk de benaming is voor pre-islamitische maatschappijen, gebruiken de salafi’s de term om de onvolmaaktheid van de umma op dit moment aan te geven en de onvolmaaktheid van de moderne tijd die zij ervaren.

Kennis (ilm) en onwetendheid (jahiliyya) worden gebruikt als elkaars tegengestelden, het goede en het slechte. Met het gebruik van deze dichotomieën onderstrepen de salafi’s de verhevenheid van de ‘juiste’ islam. In maatschappijen van jahiliyya heerst immoraliteit en shirk. De onwetendheid onder de moslims en hun gebrek aan praktisering is de oorzaak van de slechte status van de islam. Alleen opvoeding van de umma zal voor verbetering zorgen op religieus, cultureel, sociaal, politiek en economisch vlak, aldus de salafi’s. Traditioneel wordt de islam als een verlichting gezien in de duistere periode van jahiliyya. Zo gebruiken de salafi’s de term in hun eigen context. De ‘juiste’ islam zal de huidige maatschappij met al haar dwalingen verlichten, geloven ze. Daarbij is het de bedoeling dat hetgeen gehoord wordt ook gepraktiseerd moet worden in de ogen van de salafi’s.

Het belang van onderwijs en andere vormingsactiviteiten wordt dus in het kader van de da’wa en als aanbidding van Allah gezien. De gedachte is dat de moslim hasanat verdient bij het bezoeken van deze activiteiten. Toch vinden de predikers het niet voldoende om sec aan de activiteiten deel te nemen. Ze leggen sterk de nadruk op de leermomenten die moeten doorklinken in het dagelijks leven van de gelovigen. Ze verwachten dat ze de ‘kennis in daden omzetten’. De predikers benadrukken dat onderwijsactiviteiten en lezingen om Allah te aanbidden, met de ‘juiste’ intentie gevolgd moeten worden.

43 Wellicht ten overvloede: steeds als we in de tekst het woord ‘juist’ gebruiken (bijvoorbeeld ‘juiste’ islam, ‘juiste’ kennis, ‘juiste’ gedrag), dan bedoelen we hiermee de betekenis die salafi’s zelf aan het woord ‘juist’ geven. ‘Juist’ betekent volgens

salafistisch jargon, al datgene dat conform de salafistische methode ‘juist’ is. Het woord moet dus gezien worden als een native term. Ook alle andere woorden die tussen aanhalingtekens staan, zijn native terms, dat wil zeggen woorden zoals salafi’s die gebruiken en interpreteren, zoals bij het woord kennis wanneer het een salafistische betekenis betreft.

Omdat ‘kennis’ van de ‘juiste’ islam belangrijk is in het salafisme, hebben zogenaamde ‘leerlingen van de islam’ een bijzondere positie. De salafistische centra proberen binnen hun vermogen zoveel mogelijk leerlingen te trekken. Sommige centra hebben meer vraag dan aanbod, waardoor er wachtlijsten ontstaan. Het onderwijs wordt in het belang gezien voor de gelovige op individueel niveau, maar er wordt (soms stilzwijgend) verwacht dat de kennis die de gelovige opdoet ook actief wordt uitgedragen. ‘Mensen met de juiste kennis’ zijn geschikt om da’wa te doen volgens (politieke) salafi’s, door bijvoorbeeld advies (nasiha) te geven aan andere moslims of door zelf lessen en lezingen te organiseren. Sommige gelovigen voelen zich hierdoor erg aangesproken; het kan hun positie binnen de groep immers verbeteren. Het Instituut voor Opvoeding en Educatie biedt specifieke da’wa-cursussen aan. Sommige jongeren geven hun studie ervoor op om deze intensieve lessen te kunnen volgen. Iemand die aan da’wa doet, wordt da’i genoemd. Sommige apolitieke salafi’s hebben kritiek op deze gang van zaken. Ze vinden dat sommigen te snel deze taak krijgen toebedeeld. Zij vinden dat da’wa de nodige kennis en ervaring vereist; een moslim die pas een paar jaar aan het leren is, kan dat nooit. Binnen de niet-salafistische islam in het algemeen wordt da’wa veel enger uitgelegd, en is deze taak alleen bestemd voor religieuze voorgangers zoals de imam.

Veel salafi’s beleven het doen van da’wa als een belangrijke verplichting binnen hun islam. Ook al wordt het als een belangrijke taak gezien als iemand zich verdiept in de islam en zich met ‘kennis’ verrijkt, toch heerst er een cultuur van bescheidenheid onder salafi’s onderling. Gelovigen vinden het moeilijk om over de islam te praten. Ze vinden dat ze niet genoeg ‘kennis’ hebben en verwijzen een vragensteller liever naar geleerden of drukken een boek in je hand. Als ze stelling nemen over de islam doen ze dit aan de hand van verzen uit de Koran of overleveringen van Mohammed en de metgezellen, vaak gecombineerd met de uitdrukking allahu a'lam, God weet het het beste. Ze zullen nooit een stelling over de islam beginnen met de woorden: ‘ik vind’ of ‘ik denk’. Het idee is dat alleen God bepaalt wat waarheid is. Via de ‘betrouwbare’ bronnen is deze waarheid kenbaar, niet door menselijke overwegingen en gedachtes. De menselijke rede wordt niet toereikend bevonden om de goddelijke waarheid te kennen en te begrijpen. Sommige lezingen worden door predikers afgesloten met de woorden:

‘Ik hoop dat Allah mij vergeeft, dat wat ik fout heb gezegd.’

‘Alles wat ik goed heb gezegd is van Allah, alles wat ik fout heb gezegd is van mij of de shaitan.’

Ook hiermee wordt aangegeven dat de mens niet de waarheid kan spreken, maar alleen God. De kennis die een mens kan hebben, schiet altijd tekort. Veel salafi’s stellen dan ook:

‘In de islam ben je nooit klaar met leren.’

Met deze uitspraak illustreren ze de noodzaak van het intensief volgen van onderwijs, de nederigheid van de mens en de grootsheid van Allah. We hebben gezien dat de salafi’s het opdoen van ‘kennis’ veel gewicht geven. ‘Kennis’ is in salafistische context altijd een synoniem voor salafistische interpretaties van de islam. Ze zien het als taak van elke moslim. Ze vinden dat deze ‘kennis’ uiteindelijk wel moet uitmonden in gedrag; de ‘kennis’ moet gepraktiseerd worden. Ze geloven dat het gedrag en de intentie (ikhlas) van de gelovige uiteindelijk doorslaggevend is op de dag des oordeels, als elke mens getuigenis moet afleggen voor zijn daden.