• No results found

HOOFDSTUK 5 RESULTATEN EMPIRISCH ONDERZOEK

5.2 Resultaten

Per vraag wordt een beschrijvende samenvatting gegeven van de antwoorden die door de interviews en enquête zijn verzameld. De samenvatting is alleen een samengevoegde weergave van de antwoorden. In hoofdstuk 6 worden deze antwoorden geëvalueerd en geanalyseerd. Om doublures in de tekst in hoofdstuk 5 te voorkomen wordt in hoofdstuk 6 bij de analyse een onderverdeling per case gemaakt van de antwoorden.

8

Op de vraag, handelden de beslissers doelgericht?, wordt door de beslissers aangegeven dat ze doelgericht handelen. Dit in tegenstelling tot de staffunctionarissen die daar in veel gevallen vraagtekens bij zetten. Dezelfde antwoorden werden op hoofdlijnen ook gegeven op de vraag of alle beschikbare informatie kon worden verwerkt. Beslissers vonden van wel en de staffunctionarissen gaven aan dat niet alle (beschikbare) informatie werd gebruikt. Op de vraag of de problemen werden opgelost door vuistregels gaf meer dan 90% aan dat dit niet het geval is geweest. Dit beeld geldt ook voor de vraag of de commandant zich bewust was welke beslissingsstrategie hij toepaste. Ook hier was ongeveer 90% zich niet van bewust. Verder was er een grote meerderheid (95%) die aangaf van tevoren criteria te hebben vastgesteld en dat de commandant verschillende oplossingen en/of opties in beschouwing had genomen. Ook gaf de commandant aan dat alle criteria binnen de besluitvorming hadden gewogen.

Bij de vragen, komt het voor dat u een beslissing neemt zonder dat er een echt probleem is en de vraag of het voor komt dat er zich een oplossing aandient zonder dat er echt probleem is gaf ook meer dan 90% aan dat dat zo het geval was. De beslissers gaven verder aan dat zij alle opties in overweging had kunnen nemen bij besluitvorming. Terwijl de staffunctionarissen aangaven dat er meerdere opties waren. Op de vraag of er externe factoren waren die de beslissingen hebben beïnvloed waren alle respondenten vrij unaniem.

- Gewenste politieke richting die vaak niet ook de meest militaire oplossing in zich draagt. - Niet rationele/operationele argumentatie zoals politieke gevoeligheid en interdepartementale

gevoeligheden.

- Invloed van de bestuursstaf, eigen organisatie en personeel maar ook media/politieke gevoeligheid. Op de vraag of de beslisser onder tijdsdruk stond en of dit de beslissing heeft beïnvloed stellen we vast dat dit niet het geval is. Dit werd zowel door de beslissers als ook de staffunctionaris gevoelt. Verder kwalificeerde iedereen de genomen beslissing als acceptabel. Ook werden voor zover mogelijk alternatieven overwogen. Op de vraag of er meer uit de beslissing was te halen stellen alle beslissers dat dit niet het geval was. Daar staat tegenover dat een groot deel van de staffunctionarissen vond dat er meer uit te halen was. Dezelfde verdeling was er ook op de vraag of er tijdens de besluitvorming doelen waren geformuleerd. Ook hier was er een verschil tussen de beslissers en de staffunctionarissen. De beslissers vonden dat er geen doelen waren gesteld terwijl de staffunctionarissen werden geconfronteerd met doelen.

Alle respondenten hebben aangegeven dat potentiële oplossingen en de consequenties tegen elkaar zijn afgewogen. Verder gaf 70% aan dat ze de besluitvorming in kleine stappen hadden genomen. Alle beslissers waren tevreden met de beslissing en hebben verder aangegeven dat er niet meer uit te halen was. Dit in tegenstelling tot de staffunctionarissen die niet tevreden waren en vonden dat er meer uit te halen was. Immers staffunctionarissen bereiden de beslissingen voor en hebben doorgaans meer inzichten dan de beslisnemer. Ook bij de vraag of de beslisser in een dilemma heeft gestaan of werd gedwongen wordt door de beslissers aangegeven dat ze niet in een dilemma hebben gestaan. Ook hier hadden de staffunctionarissen een andere mening omdat zij in de voorbereiding vaak meerdere invalshoeken (kunnen) beschouwen.

Verder is door iedereen aangegeven dat er diverse belangen waren te onderkennen tijdens de besluitvorming. Voor 80 % van de respondenten was dit een reden om het gedrag tijdens de besluitvorming te wijzigen. 10% geeft aan dat ze door mensen uit de omgeving zijn gemanipuleerd. Denk hierbij aan keuzes die bij materiaalprojecten met een nationaal industrieelbelang. Opgemerkt moet worden dat niemand vanuit eigen belang heeft gehandeld tijdens deze besluitvorming. Alle respondenten hebben aangegeven dat er sprake was van conflicterende belangen. Dit was voor de respondenten geen aanleiding om te onderhandelen over de te nemen beslissing. Wel werd door een groot deel (77%) aangegeven dat ze moesten toegeven in de beslissing. Op de vraag of er in enige mate sprake was van consensus in de uiteindelijke beslissing gaf 90% aan dat dit het geval was. Hierbij lagen de uitkomsten dicht bij de wensen van de respondenten. De beslissers gaven allen aan zich bewust te

zijn van de consequenties van de beslissing die ze hebben genomen. Hierbij hebben ze rekening gehouden met de directe omgeving, hebben de risico’s inzichtelijk gemaakt en vonden het op zich geen moeilijke beslissing. In tabel 1 staat weer gegeven wat de onderlinge samenhang is van de gegeven antwoorden.

Verder is door de respondenten aangegeven dat besluitvorming wordt gestuurd door regelgeving. Dit loopt van interne defensieregels voor reorganisatie, interne en externe regelgeving op gebied verwerving en wettelijke regels. Belangrijke genoemde factoren waren de Arbo-regelgeving, en de financiële regels en de controle door de rekenkamer. Milieuregels worden wel als belangrijk geacht maar hier is geen rekening mee gehouden tijdens de besluitvorming. Andere belangrijke aspecten die de beslissingen hebben gestuurd zijn te herleiden naar begrippen zoals veiligheid, wetten en aanvullende regelgeving. Een andere belangrijke factor voor alle respondenten was de beschikbaarheid van financiële middelen. De beslisser moest binnen de van tevoren opgedragen financiële kaders blijven Een ander belangrijke factor van invloed die is aangegeven is de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Een nieuwe technologie geeft wel richting aan het proces maar is niet de doorslaggevende factor waarop wordt besloten. Met betrekking tot beïnvloeding door andere organisaties zoals de NAVO en de andere krijgsmachtdelen is verdeeld gereageerd. Regelgeving van de NAVO wordt gepercipieerd als richtinggevend voor de Landmacht. Of dit de nationale besluitvorming beïnvloed was voor 90% van de respondenten niet helemaal zeker.

Dat de NAVO, door internationale afspraken, richting geeft aan de besluitvorming staat buiten kijf. Wat wel als belangrijke factor van invloed is geïdentificeerd door 80% van de respondenten is de rol van de vakbonden en de politiek. De druk die werd uitgeoefend door de politiek is door de beslissers als niet relevant gekwalificeerd, terwijl de staffunctionarissen deze druk als zichtbaar kwalificeerden.

Op de vraag of er sprake was van onzekerheid over factoren tijdens de besluitvorming kwamen de volgende elementen naar voren. Enerzijds de onzekerheid vanwege de onvoorspelbare gevoelige politieke context. En aan de ander kant wat nu de precieze standpunten van hogere echelons zijn. Enerzijds intern en anderzijds extern (politiek) Verder werd het gefaseerd ontvangen van informatie als verstorend voor de te nemen beslissingen ervaren. Ondersteuning vanuit de omgeving, zoals TNO, werd als voldoende ervaren. Op deze wijze werd voor veel beslissingen de informatie aangedragen. Onzekerheid door gebrek aan informatie uit de omgeving is geen punt van zorg geweest voor zowel de

beslissers als de staffunctionarissen. Verder werden potentiële gebruikers en andere specialisten uit de omgeving geconsulteerd.

Op de vraag in welke mate de beslisser werd beïnvloed vanuit de omgeving kwam de rol van “politiek den Haag” manifeste naar voren. Hiermee worden de hogere echelons van de Defensieorganisatie bedoeld en niet zo zeer de politieke partijen en dergelijke. Verder waren er initiatieven op de werkvloer die nauwelijks nog terug te draaien waren. Met name de flexibiliteit of juist niet van zowel interne als externe organisatiedelen beïnvloeden de snelheid van het proces. Verder stelde 70% van de respondenten dat dit zo was. De beslisser ervoer dit als een normale gang van zaken. Het nemen van beslissingen is meestal afgestemd op de invloed van de omgeving van de beslisser.

Op de vraag of de omgeving stabiel dan wel dynamisch was de grootse gemeenedeler dat de omgeving niet stabiel was. De omgeving wordt beïnvloed door de internationale ontwikkelingen en de wensen en eisen van de bestuursstaf en de daar aan gerelateerde media en politieke invloed. Op de vraag of de beslisser met de genomen beslissing de omgeving heeft kunnen beïnvloeden hebben alle respondenten het gevoel dat ze invloed hebben gehad op de omgeving.

Voor veel van de beslissingen is als ondersteuning en/of voorbereiding tot het nemen van beslissingen een projectorganisatie opgericht. Grotendeels is dit een bestaande structuur (kenniscentrum) maar is enkele gevallen wordt daar een aparte organisatiestructuur voor opgezet. Deze organisatie onderzoekt per definitie de gebruikerswensen. Ook wordt er van buiten de organisatie informatie verzameld en wordt informatie naar buiten afgegeven om voldoende basis voor een te nemen beslissing te formuleren. Nagenoeg alle respondenten onderschreven deze gang van zaken. Bij een dergelijke organisatie structuur legt de projectorganisatie verantwoording af aan de projectleider. Omdat vanuit de gehele organisatie functionarissen worden onttrokken lijkt de organisatie op een matrix.

In tabel 2 staat weergegeven wat de onderlinge relatie is van de factoren in relatie tot de cases.

Op de vraag welke belanghebbenden er bij de beslissingen betrokken waren kwam een groot aantal op de specifieke casussen gerichte personen en functionarissen naar voren. Samengevat zijn deze

stakeholders als volgt te benoemen.

- Gebruikers zoals de bedienaar van een radio,schutter lange afstand e.d. - Commandanten van gebruikers - Kenniscentra

- Interne dienstencentra zoals de Defensie Materieel Organisatie

- Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk Werk (DCBMW)

- Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ)

- Arbo-dienst - Projectleiders

- Organisatieonderdelen zoals het personeelscommando

- Directie Planning & Control

- Directie Operaties met inbegrip van alle stafsecties (zie bijlage 3)

- Beslissers

- Onderzoeksinstellingen zoals TNO, Thales - Vertegenwoordigers van de industrie - Vertegenwoordigers van de andere

krijgsmachtdelen

- Rekenkamer

- Staffunctionarissen binnen de Landmacht op de deelgebieden doctrine,

commandovoering, opleiding en training, organisatie, materieel en personeel. - Medezeggenschapscommissies en

medezeggenschapsraden - Vakbonden

- Media

In tabel drie staat weergegeven wie in welke case voorkomt.

Kortom een grote groep functionarissen die zijn in te delen naar de kenmerken zoals Mitchel deze heeft gerubriceerd in “Theory of stakeholder identification and salience". De indeling van de stakeholders op basis door hen genoemde criteria; macht, legitimiteit en urgentie vindt plaats in het volgende hoofdstuk. Op de vragen welk potentieel gedrag kunnen deze stakeholders vertonen en heeft u dit gedrag van een stakeholder uw beslissing beïnvloed stelden de respondenten in algemene termen het volgende: De kans bestaat dat de diverse stakeholders stokpaardjes hebben en/of een tunnelvisie krijgen. Verder ziet de beslisser opportunisme maar ook doorzettingsvermogen en de wil om het doel te bereiken. Verder kunnen gedragingen zich uiten in erg formeel opstellen tot en met de beïnvloeding andere beslissers. Veel respondenten gaven aan zich hier niet door te willen laten beïnvloeden. Dit heeft soms geleid tot enkele ethische dilemma’s bij de besluitvorming. Ongeveer 75% gaf aan dat dit geen invloed heeft gehad op de voorbereiding van de beslissing (staffunctionarissen) of het nemen van de beslissing (beslissers)

Op de vraag in relatie tot ondernemersschap gaf 90% aan dat ze zich verantwoordelijk voelden voor de beslissing, maar niet het gevoel hadden dat ze ondernemer waren. Niemand heeft nagedacht over het vraagstuk mensenrechten. Een enkeling stelde dat bij het werken binnen een geweldsorganisatie zoals

de Landmacht dit erg moeilijk is te kwantificeren. Tijdens inzet moet soms de beslissing worden genomen om op mensen te schieten. Nagenoeg niemand heeft ervaren dat tijdens het besluitvormingstraject de regelgeving is aangepast. Een enkeling heeft aangegeven dat wel eindeisen gedurende het verloop werden herijkt. Dit had echter meer te maken met de technologische veranderingen dan met de aanpassing van de regelgeving. Als laatste heeft 100% aangegeven dat de beslisser zijn of haar persoonlijke mening betrok bij de besluitvorming.

5.3 Samenvatting

In dit hoofdstuk is aangegeven wat het doel is van het uitgevoerde empirische onderzoek en hoe de formulering van de enquêtevragen tot stand is gekomen. Daarna zijn de resultaten gepresenteerd van de gesprekken en enquêtevragen die verkregen zijn uit het empirisch onderzoek. Per cluster van vragen is aangegeven wat de geïnterviewden en respondenten samengevat hebben beantwoord. Op hoofdlijnen is er inzicht in de achtergronden van de besluitvorming rond de 12 cases weergegeven. Antwoorden gekoppeld aan de individuele cases zijn opgenomen in hoofdstuk 6. De resultaten van de cases vormen de inleiding van de analyse en interpretatie van de verkregen gegevens.