• No results found

HOOFDSTUK 4. DE CASES

4.7 Case beschrijvingen

Om inzicht in de cases te verkrijgen wordt er kort een beschrijving gegeven van de individuele cases. Na een korte inleiding wordt per case aangegeven welk besluit er genomen moest worden. In hoofdstuk twee was al aangegeven dat een belangrijk deel van de verworven informatie deel uit maakt van interne bedrijfsvoeringinformatie van de Landmacht. Informatie over en van de krijgsmacht is gerubriceerd en is daarmee niet vrijelijk toegankelijk voor derden Dit was richtinggevend voor de gekozen casussen. Zo is er geen case opgenomen rondom de besluitvorming van de huidige operaties of gerelateerde zaken over personeel en materieel.

4.7.1 NEC

De totstandkoming van Network Enabled Capabilities (NEC) is gericht op het verbeteren van de samenhang in het optreden van een multinationaal coalitieverband. Dusdanig dat een beslissend voordeel wordt bereikt in vergelijking met tegenstanders. Bij NEC wordt militair vermogen beschouwd als een geïntegreerd dynamisch netwerk bestaande uit besluitvormers, sensoren en wapensystemen. Het basisidee is dat het beter delen en combineren van informatie binnen ‘het netwerk’ leidt tot een effectievere inzet van afzonderlijke militaire eenheden waardoor de operationele effectiviteit van het geheel wordt versterkt. De totstandkoming van NEC is een logische, onafwendbare en noodzakelijke ontwikkeling voor een moderne krijgsmacht. Defensie wil aansluiten op deze ontwikkeling om in alle delen van het geweldsspectrum een inpasbare, kwalitatief en technologisch hoogwaardige militaire bijdrage aan (internationale) operaties te kunnen blijven leveren. Een en ander is vastgelegd in de studie Netwerkend optreden, Beleidsontwikkelingstudie Network Enabled Capabilities (NEC). Met deze NEC-studie is een eerste aanzet gegeven voor een beleid gericht op innovatie van militair vermogen door implementatie van het Network Centric Warfare (NCW) -concept. De totstandkoming van NEC, op basis van het concept, is een incrementeel proces dat concreet invulling krijgt door modernisering van bestaande capaciteiten en de introductie van nieuwe capaciteiten. Het gaat om veel meer dan de introductie van nieuwe technologie en middelen. NEC krijgt vergaande consequenties voor de cultuur, organisatie, inrichting en werkwijze van de Krijgsmacht. Het tempo en de richting van de veranderingen worden grotendeels bepaald door de ontwikkelingen bij onze belangrijkste bondgenoten, met name de Verenigde Staten. De Landmacht heeft de ambitie om op kwalitatief gelijkwaardig niveau met deze bondgenoten op te kunnen treden. Om deze ontwikkelingen te kunnen blijven volgen zal de komende periode de verdere uitwerking van beleid en plannen ter hand genomen moeten worden. Hiervoor is extra geld ter beschikking gesteld. Indicatie omvang: 2 miljoen per jaar. Een nadrukkelijke en zichtbare commitment van de politieke leiding en het militair en ambtelijk management is daarbij een belangrijke voorwaarde voor succes. Een en ander heeft geleid tot:

4.7.2 Radio’s

Omstreeks 2012 bereiken de verschillende typen militaire radio’s het einde van hun levensduur. Met dit project wordt voorzien in de noodzakelijke vervanging van beide typen radio’s. Voorzien is dat de

Software Defined Radio (SDR) een mogelijke vervanger is van deze radio’s. Dit type radio is

internationaal in ontwikkeling. Met SDR is sprake van een hoge mate van interoperabiliteit. Het dynamische karakter van operationeel optreden drukt een belangrijk stempel op het ontwerp van

Command & Control (C2) systemen en infrastructuur. De Landmacht kent het concept van meervoudige

commandocentra in het inzetgebied. Zo heeft een brigade of bataljon een actieve en een reserve commandopost.

Het bij tijd en wijlen fysiek verplaatsen van deze commandocentra is één van de belangrijkste beveiligingsmaatregelen. De staf van een eenheid wisselt op die grond gedurende de operatie regelmatig van fysieke locatie. De topologie van de infrastructuur is dus continu aan verandering onderhevig en draadloze transmissie is doorgaans de enige mogelijkheid om data te versturen. In het gevechtsveld zijn géén luxe transmissienetwerken met een hoge transportcapaciteit én een hoge beschikbaarheid voorhanden. Met uitzondering van de lokale netwerken binnen de commandocentra zijn tactische netwerken gebaseerd op satelliet-, straal- en radioverbindingen. Met name de systemen in pelotons-, teams- of bataljonsradionetten op basis van HF en VHF moeten efficiënt gebruik kunnen maken van deze nieuwe radio’s. Het project radio’s past in het streven om het vermogen op te treden in netwerken (NEC) verder te vergroten. Daarmee vergroot het de effectiviteit van de grondgebonden eenheden van de krijgsmacht, vooral door toegenomen interoperabiliteit. Het project draagt verder bij aan de volgende operationele capaciteiten van militair vermogen: hoogwaardige commandovoering. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om een nieuwe radio te verwerven.

4.7.3 BMS

Het BMS is onderdeel van een moderniseringsproces binnen de KL. Samen met het Integrated Staff

Information System (ISIS) en de Commanders Information Module (CIM) is dit een totaalpakket. Het

doel van BMS is het verbeteren van de informatievoorziening en commandovoering op bataljons- en afdelingsniveau en lager: vanaf de commandopost tot op het enkele voertuig. Het BMS is daarmee het toekomstige commandovoeringsysteem voor de afdeling/bataljons. BMS-terminals zullen worden geïnstalleerd in de meeste voertuigen; denk zowel aan de voertuigen van de staf als van de onderliggende eenheden. Het systeem biedt aan de gebruikers informatie over de situatie in hun omgeving. Daarnaast biedt het systeem de mogelijkheid om plannen te creëren, te bewerken en te verzenden tussen commandant en ondercommandanten. Het systeem is voornamelijk bedoeld voor gevechtseenheden van de Landmacht. Het BMS systeem ondersteunt de commandovoering binnen de eenheid, onder andere door de uitwisseling van plannen. Het BMS systeem vormt een geïntegreerd deel van het grotere geheel van commandovoeringondersteunende systemen. Daarin wordt o.a. een integratie met het informatiesysteem op brigadeniveau (ISIS) en het informatiesysteem op lager niveau (CIM) gerealiseerd. Het BMS project is afgestemd op zowel de huidige als toekomstige verbindingsmiddelen, voertuigen en wapensystemen. Gebruikers van het BMS krijgen de gegevens op een touch screen display gepresenteerd. BMS maakt het mogelijk te beschikken over een omgevingsbeeld dat is gebaseerd op actuele (real time) gegevens. Deze informatie wordt weergegeven op een elektronische kaart. Ook andere relevante informatie zoals vakgrenzen, mijnenvelden, events, etc. kan grafisch worden weer gegeven. BMS zorgt voor de uitwisseling van deze gegevens tussen de gebruikers binnen de eenheden en voor de verspreiding naar de hogere bevelniveaus. Op het niveau van brigade en hoger verzorgt ISIS de verwerking, presentatie en replicatie van deze gegevens.

Een belangrijk aspect in het BMS project is de installatie van de BMS apparatuur in de voertuigen en wapensystemen. Het project draagt bij aan het beleid om de operationele inzetbaarheid verder te verbeteren. Het past binnen het streven de inlichtingenketen te versterken en het vermogen om op te treden in netwerken verder te vergroten. Bovendien draagt de verbeterde situational awareness (inzicht in de omgeving) bij aan een grotere bescherming van eigen personeel. De totale kosten van het project

BMS ligt tussen de € 50 en 100 miljoen. De exploitatiekosten voor BMS worden geraamd op € 22 miljoen voor tien jaar. De potentiële leveranciers hebben bij het ministerie van Economische Zaken (EZ) voorstellen ingediend voor compensatie van de orders. Deze voorstellen stemmen tot tevredenheid. De opdrachten voor de apparatuur en de benodigde dataradio’s zullen voor 100% worden gecompenseerd bij de Nederlandse industrie. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om voor één leverancier te kiezen en het daar gerelateerde uitstel van het project.

4.7.4 Otoplastieken.

Militairen binnen de krijgsmacht komen tijdens hun loopbaan in omstandigheden terecht waarbij zij blootgesteld worden aan hoge geluidsniveaus. Afhankelijk van de omstandigheden, de blootstellingfrequentie en blootstellingduur kan een en ander op korte of op lange termijn leiden tot tijdelijke en/of blijvende gehoorschade. Indien deze schade is opgelopen tijdens de uitvoering van het werk, kan er sprake zijn van een beroepsziekte en kan resulteren in tijdelijke en/of blijvende dienst ongeschiktheid en/of arbeidsongeschiktheid. Defensie kan in die gevallen als werkgever aansprakelijk worden gesteld geleden of nog te lijden (im)materiële schade. De huidige situatie in Irak en Afghanistan is zodanig, dat militairen geconfronteerd worden met gevechtsacties in het hoogste geweldsspectrum. Dit heeft momenteel tot gevolg dat diverse militairen met een tijdelijke of blijvende beperking van het gehoor, uit het uitzendgebied terugkeren. Het is wenselijk om structurele aandacht voor gehoor en gehoorschade in relatie tot de militaire taken te hebben. Op basis van diverse, binnen Landmacht uitgevoerde onderzoeken, zijn de volgende beheersmaatregelen mogelijk. Binnen de bewustwording het personeel adviseren over de risico’s van schadelijk geluid en de mogelijke beheersmaatregelen die genomen kunnen worden. Daarnaast door het periodiek audiometrisch onderzoek te laten ondergaan bij een periodiek arbeid gezondheidskundig onderzoek. Op deze wijze kan getoetst worden of het gehoor van de militair stabiel blijft of achteruit gaat. Een ander voordeel is dat het bijdraagt aan de bewustwording van de militair over de risico’s van schadelijk geluid. Een derde punt is innovatie. De huidige op de markt verkrijgbare gehoorbeschermingsmiddelen hebben een beperkte bescherming en zijn in de diverse situaties moeilijk toepasbaar door de vermindering van het waarnemingsvermogen. Voor de korte termijn wordt, om de kans op gehoorschade te beperken, aanbevolen alle militairen van de Landmacht te voorzien van uniforme gehoorbeschermingsmiddelen. Aangezien de middelen in een uitzendgebied soms langdurig en onder warme condities gebruikt moeten kunnen worden en met de middelen ook gecommuniceerd moet kunnen worden moet de beslissing genomen worden om één type gehoorbescherming te kiezen. Na een inventariserende studie wordt geadviseerd om individueel op maat gemaakte otoplastieken te verstrekken. Verder zal er een budget beschikbaar moeten komen voor de ontwikkeling van innovatieve middelen. Het Soldier Modernisation Program, de Arbo-dienst KL en de Defensie Materieel Organisatie zouden met externe partijen aan deze ontwikkeling richting kunnen geven. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om otoplastieken ter beschikking te stellen en aanvullende gelden beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling (innovatie) van nieuwe middelen.

4.7.5 GLA

Het project ‘Richtkijker Wapen Schutter Lange Afstand’ voorziet het Geweer Lange Afstand (GLA) van de noodzakelijke waarnemingsapparatuur om in alle omstandigheden effectief ingezet te kunnen worden. Het GLA-team, bestaande uit een schutter en een waarnemer, beschikt na uitvoering van het project over drie soorten waarnemingsapparatuur: normaal, helderheidversterking en warmtebeeld. Beide teamleden beschikken daarmee over zicht op het doel. Bovendien is met de geleverde apparatuur het GLA-team in staat op te treden als gelegenheidswaarnemer. Het GLA-team kan doelen aanwijzen en deze laten bevuren door derden. Het project is een samenvoeging van al lopende kleinere projecten. Het project draagt bij aan de verbetering van de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht. Het project

past in het streven om de informatiepositie van ingezette eenheden te verbeteren en het vermogen om op te treden in netwerken (NEC) verder te vergroten. De apparatuur is hierop voorbereid. Voorts past het in het beleid om op te kunnen treden in het gehele geweldsspectrum. Het stelt commandanten in staat divers en proportioneel te reageren op diverse dreigingen. Het gaat hierbij om een investering van meer dan 25 miljoen Euro. Het heeft een directe relatie met veel andere projecten maar staat als verwervingsproject op zich zelf. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om meerdere kleinere projecten samen te voegen.

4.7.6 Adaptatie.

Militairen die hebben deelgenomen aan de operatie in Afghanistan adapteren op het eiland Kreta. Adapteren is opgebouwd uit drie deelaspecten. Ten eerste een waardering van de krijgsmacht voor de bewezen diensten in het inzetgebied. Hiertoe wordt er overnacht in een luxe sterrenhotel. Ten tweede de militairen te laten “onthaasten” na het verblijf in het inzetgebied. De soldaat kan zo stoom afblazen. En ten slotte om de organisatie in de gelegenheid te stellen om door het voeren van gesprekken een indicatie te krijgen welke personen na terugkeer specifieke (geestelijke) gezondheidszorg nodig hebben. Gezien het karakter van de operatie of vanwege incidenten gedurende de operatie worden de uitgezonden militairen verplicht onderworpen aan een (tweedaagse) adaptatieperiode. Dit vindt plaats direct na vertrek uit het operatiegebied, maar voor aankomst in Nederland. Een adaptatieperiode is bedoeld om de uitzendperiode als groep te verwerken en dient als voorbereiding op de terugkeer in de thuissituatie. Daarom is deze periode in beginsel bestemd voor alle militairen die gedurende de operatie deel waren van een uitgezonden (samengestelde) eenheid (schip, bataljon, compagnie, etc.). Alle militairen, die deel uit maken van de eenheid nemen deel aan de adaptatieperiode. Individueel uitgezonden militairen die aan dezelfde operatie hebben deelgenomen, nemen deel aan de adaptatieperiode. Tenzij zij roteren buiten het rotatieschema van de hoofdmacht. Uitgezonden militairen die niet deelnemen aan het adaptatieprogramma dienen vlak voor vertrek uit het operatiegebied zo spoedig mogelijk na terugkeer in Nederland gedebriefd te worden. Belangrijk criterium is de tijdsduur die de soldaat heeft doorgebracht in het inzetgebied. Zo geldt op voor de missie in Afghanistan een verblijfsduur van langer dan 30 dagen. Tijdens deze adaptatieperiode moeten de uitgezonden militairen zich volledig kunnen concentreren op het adaptatieproces. Gedurende de adaptatieperiode vinden er daarom geen (werk)bezoeken aan de adaptatielocatie plaats, tenzij hier echt dringende redenen toe zijn. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing was tweeledig. Enerzijds de keuze voor het eiland Kreta. Anderzijds de keuze om militairen te laten adapteren die langer dan 30 dagen in het inzetgebied zijn geweest.

4.7.7 Locaties van de staf

Het besturingsmodel Defensie geeft aan dat de besturing uitgaat van resultaatgerichte oftewel prestatiegerichte sturing. Hiermee wordt invulling gegeven aan de door de politiek opgelegde kaders en antwoord gegeven op de vragen: wat willen we bereiken, welke activiteiten zijn daarvoor nodig en wat kost dat aan middelen. De afstemming tussen primaire en ondersteunende processen van Defensie vindt plaats door klant - leverancier relaties. Binnen de Landmacht onderhouden de staf en de eenheden deze relaties. Respectievelijk het afsluiten en afroepen van contracten. De eenheden van de Landmacht kennen een dergelijke relatie, echter zonder contracten en zonder verrekenen. Voor de Landmacht wil het zeggen dat de staf sturing geeft aan het proces (het besturend proces op niveau Landmacht: (in)richten, sturen en bijsturen) en dat de ondercommandanten de concrete uitvoering ter hand nemen. Het primaire proces binnen de Landmacht bestaat uit vijf onderling verwante subprocessen. Betreft het initieel opleiden en trainen van militairen zoals vorm gegeven in de algemene militaire opleiding en initiële functieopleiding. Het tweede subproces is het opleiden en trainen van eenheden (operationeel gereed stellen). Het derde sub-proces betreft de missiegerichte opleiding en training (inzetgereed stellen). In het proces worden de standaard operationeel gerede eenheden geformeerd tot tailor-made

eenheden voor specifieke nationale en internationale operaties en inzet binnen de nationale taken. Het vierde subproces is het uitvoeren van missies (inzet). Dit vindt plaats in opdracht van de CDS en onder zijn verantwoordelijkheid. De instandhouding van deze eenheden is een verantwoordelijkheid van de Landmacht. Het vijfde subproces is de afwikkeling van een missie. Het proces is het omgekeerde proces van “inzetgereed stellen” en omvat in dit geval de redeployment van de eenheid. Parallel loopt dan ook het eerste subproces om er voor te zorgen dat de eenheid weer kan opwerken naar de “operationeel gereed” en eventueel “inzet gereed” status. Deze processen moeten centraal worden aangestuurd. De praktijk is dat het proces wordt aangestuurd vanuit twee geografisch gescheiden locatie (Apeldoorn en Utrecht). Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om vanuit twee gescheiden locaties het primaire proces van de Landmacht aan te sturen.

4.7.8 PRM

Bij de reorganisatie van het personele functiegebied binnen de Landmacht is er een scheiding ontstaan tussen de personeelszorg op de vredeslocatie en de personeelszorg in relatie tot operationele inzet. Binnen de Landmacht wordt het ook wel de ‘witte’ en de ‘groene P’ genoemd. Alle personeel- en organisatie (P&O) aspecten zijn ondergebracht in regionale personeelsdiensten en de operationele personeelszorg valt nu onder de personeelssecties bij de eenheden nieuwe stijl. In de nieuwe situatie is het personeel risicomanagement (PRM) onderdeel van het Defensiebrede veiligheid managementsysteem als een specifieke taak bij deze secties ondergebracht. Verder zijn ook alle Arbo-coördinatoren van deze eenheden (brigades) aan deze secties toegevoegd. Veiligheid management richt zich in het algemeen op de systematische beheersing van risico’s door het treffen van organisatorische maatregelen. Bijvoorbeeld in de vorm van procedures (handboek) en werkinstructies.Personeel risicomanagement richt zich primair op de operationele risico’s, waarbij als (belangrijk) uitgangspunt voor het PRM geldt dat het beheersen van risico’s gaat voor het strikt handhaven van (wettelijke) regels. De PRM-visie sluit zich in dat opzicht goed aan bij de train as you fight gedachte en de aanpak zoals die tot uiting komt in de risicoanalyse van de Landmacht gericht op het behoud of verbeteren van het operationeel vermogen. Het Defensiebrede veiligheid managementsysteem (VMS) richt zich feitelijk in de eerste plaats op de verplichtingen die voortvloeien uit de Arbo-wet en de normen die gelden voor Arbo-managementsystemen. Het VMS spreekt wel de intentie uit om operationele risico’s mee te nemen, maar slaagt daar in de huidige opzet nog niet in. Het is de vraag of het handig en mogelijk is om voor de operationele situaties uit te gaan van normen en richtlijnen die gelden voor “gewone” bedrijven. Het volgen van het PRM-gedachtengoed heeft als belangrijke consequentie dat risicomanagement binnen de Landmacht primair wordt belegd in de operationele lijn en daarmee wordt opgehangen aan het operationeel besluitvormingsproces. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om PRM integraal aan Personeelsfunctionaris van de eenheden toe te wijzen

4.7.9 Personeelsdossier

Centraal binnen persoonsdossiers staat de arbeidsverhouding tussen de werknemer en de organisatie. Een persoonsdossier is een map met documenten die betrekking hebben op de individuele medewerker. Het persoonsdossier vormt de complete geschiedenis van het arbeidsverleden rekening houdend met de wettelijke bewaartermijnen. Het persoonsdossier wordt aangemaakt bij aanvang indiensttreding. Het bevat alle officiële correspondentie en documenten inzake de status van de werknemer gedurende zijn of haar loopbaan. Wanneer er zich wijzigingen in de status voordoen gedurende het dienstverband van betrokkene wordt dit opgenomen in het persoonsdossier. De status kan enerzijds door persoonsgebonden omstandigheden (huwelijk, verhuizing e.d.) en anderzijds door toepassing van wet- en regelgeving (bevordering, verplaatsing e.d.) worden gewijzigd. Vroeger was een dossier een papieren map, tegenwoordig worden de personeelsbescheiden gescand en elektronisch opgeslagen. Aan de hand van aanwezige documenten in een dossier van een medewerker wordt beoordeeld of de medewerker voldoet aan de voorwaarden zoals die in de regelgeving gesteld zijn. Deze mondt uit in een beschikking

ondertekend door het "bevoegd gezag". De beschikking is het eindproduct van de fase "beschikken" en geeft de medewerker het recht op, dan wel de verplichting tot, financieel, materieel en/of immaterieel handelen. De bevoegdheid tot het aanmaken van het persoonsdossier is voorbehouden aan het bevoegd gezag waar betrokkene worden geplaatst. Voor militair personeel wordt het persoonsdossier aangemaakt door het personeelscommando (als onderdeel van de Landmacht). Het beheer van het (elektronische) dossier is echter voor een deel terug gegeven aan de werknemer via het systeem PeopleSoft. Een en ander heeft geleid tot:

De beslissing om verantwoordelijkheid bij de werknemer neer te leggen.

4.7.10 LOT

De taakstelling van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het Landmacht personeel. Om die kwaliteit te kunnen garanderen moet personeel individueel en in