• No results found

Resultaten onderzoek

In document nationale cultuur (pagina 27-33)

3. Culture’s Consequences

3.3. Onderzoek Hofstede

3.3.3. Resultaten onderzoek

Op basis van een vergelijking van de ingevulde enquêtes in de verschillende landen komt Hofstede tot een indeling van cultuur in vier dimensies: machtsafstand (power distance), on-zekerheidsvermijding (uncertainty avoidance), individualisme (individualism), en masculini-teit (masculinity) (Hofstede 1982, p.39).

Machtsafstand

Bij deze dimensie van cultuur draait het in essentie om ongelijkheid tussen mensen, en om meer precies te zijn: om ongelijkheid in de verdeling van macht tussen mensen. In bijna elke organisatie is er sprake van hiërarchische verhoudingen. Dit wil zeggen dat er mensen zijn die meer macht hebben dan anderen. Met andere woorden: er zijn bazen en ondergeschikten. Machtsafstand geeft de afstand aan die er bestaat tussen bazen en ondergeschikten. Onderge-schikten zullen proberen deze afstand te verkleinen, terwijl bazen deze afstand juist willen vergroten. Deze tegengestelde krachten vinden in elke samenleving een evenwicht. De index van machtsafstand (PDI) zoals deze door Hofstede is opgesteld, geeft aan op welk niveau van machtsafstand dit evenwicht tot stand gekomen is. De belangrijkste vraag wat betreft het me-ten van machtsafstand uit de enquête van Hofstede luidde als volgt: “Hoe vaak, naar uw erva-ring, doet het volgende probleem zich voor: werknemers die bang zijn om te uiten dat ze het oneens zijn met hun manager”. Deze vraag diende beantwoord te worden op een 5-punts schaal variërend van ‘erg vaak’ (very frequently) tot ‘bijna nooit’ (very seldom). Daarnaast werd er in de enquêtes gevraagd naar de leiderschapsstijl van managers zoals deze door werk-nemers werd ervaren, en naar de leiderschapsstijl die werkwerk-nemers wensten bij hun managers. De resultaten van zijn onderzoek wijzen er op dit evenwicht niet voor elke land op een zelfde niveau van machtsafstand is gevonden. Dit wil zeggen dat er landen zijn die hoog scoren op de machtsafstand index, en landen die laag scoren. Landen die hoog schoren op de PDI zijn de Filippijnen, Mexico en Venezuela. Landen die laag scoren zijn Oostenrijk, Israël en De-nemarken. Nederland scoort iets lager dan gemiddeld op de PDI. Hofstede geeft een over-zicht van de waarden die horen bij een hoge score op de PDI en waarden die horen bij een lange score op deze index. Deze waarden zijn terug te vinden in bijlage I.

In paragraaf 3.3.1 is reeds ter sprake gekomen dat naar het idee van Hofstede de waarden die een samenleving collectief bezit, niet zonder consequenties blijven. Een lage score op de PDI vertaald zich onder andere in een politiek systeem dat gericht is op het bereiken van

consen-28

sus (Hofstede 1982, p.102). Ook op het terrein van religie, filosofie en ideologisch denken werken de heersende waarden door in de samenleving. Zowel religie als ideologie en filosofie zullen in landen met een lange machtsafstand het belang van gelijkheid en pluralisme bena-drukken. In landen met een hoge machtsafstand zal religie eerder ongelijkheid tussen mensen benadrukken en het ideologische denken meer gepolariseerd zal zijn (Hofstede 1982, p.105). Tenslotte heeft de mate van machtsafstand consequenties voor organisaties. In landen die laag scoren op de PDI zal meer sprake zijn van decentralisatie, platte organisaties en kleine loon-verschillen. Voor landen die hoog scoren op de machtsafstand geldt juist dat er meer sprake is van centralisatie, hiërarchische organisaties en grote loonverschillen (Hofstede 1982, p.106). In bijlage II wordt een overzicht gegeven van de consequenties voor organisaties van de mate van machtsafstand op het nationale niveau. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier con-sequenties betreft die gelden voor de extremen wat betreft machtsafstand. Voor de meeste landen geldt dat ze ergens tussen deze twee extremen in zullen zitten.

Onzekerheidsvermijding

Deze tweede dimensie van cultuur die Hofstede noemt is onzekerheidsvermijding. Hierbij draait het in essentie om de vraag hoe mensen omgaan met onzekerheid. Aangezien het niemand gegevens is precies te weten wat er in de toekomst zal gebeuren, is onzekerheid iets waar we allemaal mee te maken hebben. Bij een te grote onzekerheid ontstaat er bij mensen een angst die ongewenst is. Om die reden hebben mensen methodes ontwikkeld om zich tegen deze onzekerheid te beschermen. De manieren die we hiervoor gebruiken liggen op het terrein van de technologie, wetten en religie (Hofstede 1982, p.111). Technologie kan mensen bij-voorbeeld beschermen tegen onzekerheid van natuurkrachten. Wetten beschermen mensen tegen het gedrag van anderen, terwijl religie als bescherming dient tegen onzekerheid waar we ons niet op een andere manier tegen kunnen wapenen, met als ultieme onzekerheid de onze-kerheid die met de dood gepaard gaat. Binnen de organisatietheorie speelt onzeonze-kerheidsver- onzekerheidsver-mijding eveneens een grote rol. Organisaties verminderen onzekerheid door het gebruik van regels, beslissingsprocedures en contracten (Hofstede 1982, p.113). Niet iedereen heeft een even grote behoefte aan het vermijden van onzekerheid. Niet alleen personen, maar ook cultu-ren verschillen in de behoefte aan onzekerheidsvermijding. Om cultucultu-ren op dit punt van el-kaar te onderscheiden heeft Hofstede de onzekerheidsindex (UAI) opgesteld. Uit de afgeno-men enquêtes heeft Hofstede drie componenten van onzekerheidsvermijding op het nationale niveau weten te destilleren: georiënteerd zijn op regels (rule orientation), stabiliteit van werk

29

(employment stability), en stress (Hofstede 1982, p.18). De eerste van deze componenten

werd gemeten met de vraag: “Bedrijfsregels moeten niet worden overtreden, ook al denkt de werknemers dat dit in het belang van het bedrijf is.” Deze vraag diende beantwoord te worden op een 5-punts schaal variërend van erg ‘sterk mee eens’ (strongly agree) tot ‘sterk mee on-eens’ (strongly disagree). Hierbij duidt het oneens zijn met deze stelling op een hoge toleran-tie voor onzekerheid, en daarmee een lage UAI score. De employment stability component werd gemeten met de vraag naar het aantal jaren dat de werknemer denkt nog voor hetzelfde bedrijf te zullen werken. De antwoorden varieerden bij deze vraag van ‘hoogstens twee jaar’ tot ‘tot mijn pensioen’. Een lage verwachting van het aantal jaren dat de werknemer nog bij hetzelfde bedrijf denkt te zullen werken, komt overeen met een lage UAI score. De laatste van de drie componenten (stress) werd gemeten met de vraag: ‘Hoe vaak voelt u zich zenuwachtig tijdens uw werk’. De antwoorden op deze varieerden van ‘Zo voel ik me altijd’ tot ‘Zo voel ik mij nooit’. Landen waarin werknemers vaak stress voelen tijdens hun werk scoren hoge op de UAI , terwijl landen waar werknemers hier weinig last van ondervinden laag scoren op deze index. Griekenland, Portugal en België zijn de landen met hoogste mate van onzekerheids-vermijding, terwijl Singapore, Denemarken en Zweden de laagste score op de UAI laten zien. Nederland scoort ook op deze dimensie iets lager dan het gemiddelde (Hofstede 1982, p.122). De waarden die horen bij een hoge mate van onzekerheidsvermijding en een lage mate van onzekerheidsvermijding zijn terug te vinden in bijlage III.

De gevolgen van deze waarden zijn onder andere terug te vinden in het wetenschappelijke denken. In landen met een hoge score op de UAI wordt in de wetenschap gezocht naar zeker-heid te zoeken naar absolute waarheden. In landen met een lagere UAI score neemt de weten-schap een meer relativistische houding aan (Hofstede 1982, p.138). Ook wordt in landen met een hoge UAI score zekerheid gezocht in nationalisme, terwijl in landen waar onzekerheids-vermijding minder sterk speelt, ook minder sprake zal zijn van nationalisme (Hofstede 1982, p.142). Ook binnen organisaties hebben de waarden die gepaard gaan met een hoge dan wel een lage UAI score consequenties. Deze komen bij een hoge UAI score onder andere naar voren in meer regels, meer structurering, en meer ritueel gedrag. Bij een lage UAI score geldt dit hier minder sprake van zal zijn (Hofstede 1982, p.142). In bijlage IV wordt een overzicht gegeven van de consequenties voor organisaties van de mate van onzekerheidsvermijding op het nationale niveau.

30

Individualisme

Individualisme is de derde component van nationale cultuur zoals Hofstede die onderscheidt. Deze component draait om de verhouding tussen het individu en het collectief. Hoe leven mensen samen en hoe groeperen ze zich. Is dat in de vorm van gezinnen, clans of stammen? Landen verschillen van elkaar in de mate waarin individuen zich in deze samenlevingsvormen groeperen, en de manier waarop ze dit doen (Hofstede 1982, p.149). Daarnaast heeft indivi-dualisme te maken met het idee van een ‘zelf’ (self-concept). Ook hierin zijn verschillen per cultuur te onderscheiden. Zo bestaat in de Chinese cultuur het concept van een persoonlijk-heid als losse entiteit niet (Hofstede 1982, p.150). Om te meten in hoeverre een land individu-alistisch dan wel collectivistisch is ingesteld, zijn door Hofstede vragen opgesteld waarbij werknemers worden gevraagd naar hoe belangrijk bepaalde werkgerelateerde zaken voor hen waren. Twee vragen waren hierbij in het bijzonder van belang. Allereerst was dat de vraag naar hoe belangrijk het voor werknemers is om een baan te hebben die genoeg tijd overlaat voor het persoonlijk- of familieleven. De tweede belangrijke vraag was in hoeverre het voor de werknemers belangrijk is dat er voldoende mogelijkheden zijn om trainingen te volgen voor het aanleren of verbeteren van hun vaardigheden. De wens naar tijd voor persoonlijk- en familieleven zorgt voor een positieve score op de index van individualisme (IDV), terwijl de wens voor training voor een negatieve score zorgt. Landen die hoog scoren zijn de Verenigde Staten, Australië en Groot Brittanië (Hofstede 1982, p.158). Nederlands kent eveneens een hoge mate van individualisme en heeft de op vier na hoogste score op deze index. Venezuela, Colombia en Pakistan zijn de landen met de laagste score voor individualisme. De waarden die horen bij een hoge mate van individualisme en een lage mate van individualisme zijn terug te vinden in bijlage V.

Ook de mate van individualisme die een land kenmerkt blijft niet zonder consequenties. On-der anOn-dere de vrijheid van pers wordt door Hofstede veronOn-dersteld beïnvloedt te worden door de mate van individualisme. (Hofstede 1982, p.173) Daarnaast kenmerken landen met een lage IDV score zich door meer instabiliteit van het politieke systeem (unbalanced power). Op het gebied van religie en filosofisch en ideologisch denken zullen in landen die sterk indivi-dualistisch georiënteerd zijn religieuze bekeringen vaak een individuele keuze zijn, terwijl bekeringen in collectivistische culturen vaak de bekeringen van een hele groep of familie tot gevolg zullen hebben (Hofstede 1982, p.173). Voor organisaties heeft een lage IDV score tot gevolg dat werknemers van een organisatie verwachten dat deze voor hen zal zorgen zoals

31

een familie dit doet. Voor werknemers in individualistische samenlevingen is er geen sprake van een dergelijke verwachting. In bijlage VI wordt een overzicht gegeven van de consequen-ties voor organisaconsequen-ties van de mate van individualisme op het nationale niveau.

Masculiniteit

De vierde dimensie van nationale cultuur die Hofstede onderscheidt is masculiniteit. Hierbij draait het om de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de samenleving. Deze rolverde-ling maakt onderdeel uit van de kern van onze culturele waarden (Hofstede 1982, p.177). De-ze rolverdeling wordt mede bepaald door de biologische verschillen tussen mannen en vrou-wen. Mannen zijn fysiek niet in staat tot het baren en zogen van kinderen. Voor de meeste andere activiteiten zijn echter zowel mannen als fysiek voldoende toegerust. Desondanks worden bepaalde rollen voor vrouwen meer geschikt geacht dan voor mannen, en visa versa. Binnen de meeste samenlevingen wordt van vrouwen meer verzorgende activiteiten, waaron-der het verzorgen van kinwaaron-deren, verwacht. Van mannen wordt meer verwacht dat zij econo-misch actief zijn (Hofstede 1982, p.177). De mannelijk rol is hierbij meer gericht op assertivi-teit en prestatie, terwijl de vrouwelijke rol meer verzorgend en verantwoordelijk van karakter is. Voor het opstellen van de masculiniteit index (MAS) is gebruik gemaakt van de vragen in de enquête waarbij werknemers gevraagd wordt naar wat ze belangrijk vinden in hun werk. Voor mannen zijn dit: beloning, erkenning, vooruitgang en uitdaging. Voor vrouwen zijn dit: de manager, samenwerking, prettige omgeving en baanzekerheid. (Hofstede 1982, p.186) Op basis hiervan is door Hofstede een index gemaakt van landen die hoog schoren op MAS en die laag scoren. Hoog scoren Japan, Oostenrijk en Venezuela. Nederland scoort juist erg laag, met alleen Noorwegen en Zweden met lagere scores (Hofstede 1982, p.189). De waarden die horen bij een hoge mate van masculiniteit en een lage mate van masculiniteit zijn terug te vinden in bijlage VII.

Deze waarden komen onder andere tot uitdrukking in het belang dat in een samenleving wordt gegeven aan een betere milieu ten opzichte van economische groei. In landen met een lage MAS score wordt meer belang gehecht aan een beter milieu, terwijl in landen met een hoge MAS score economische groei als belangrijker wordt gezien (Hofstede 1982, p.207). In femi-niene landen zal daarnaast een groter geloof zijn in de gelijkheid van de sekses. Voor organi-saties heeft een lage MAS score minder werkgerelateerde stress tot gevolg, terwijl in landen met een hoge MAS score juist sprake is van meer stress (Hofstede 1982, p.207). In bijlage VII

32

wordt een overzicht gegeven van de consequenties voor organisaties van de mate van mascu-liniteit op het nationale niveau.

De vijfde dimensie: Confuciaanse Dynamiek

De eerste vier dimensies van nationale cultuur maken onderdeel uit van het raamwerk dat Hofstede heeft uitgewerkt in zijn boek ‘Culture’s Consequences’. De vijfde dimensie, Confu-ciaanse Dynamiek (Confucian dynamism) is hier later aan toegevoegd (Hofstede, 1988). Deze toevoeging vindt zijn oorsprong in het ‘Chinese Value Survey’ uitgevoerd onder leiding van Michael Bond. Binnen dit onderzoek vormen Chinese waarden de basis voor het opstellen van een enquête met 40 vragen die vervolgens door studenten in 22 landen is ingevuld. Uit de antwoorden op de enquêtes wist Bonds vier dimensies van nationale cultuur te onderscheiden. Drie van de vier dimensies van Bonds kwamen overeen met drie van de dimensies van Hof-stede, namelijk machtsafstand, individualisme en masculiniteit. De door Hofstede onderschei-den dimensie onzekerheidsvermijding kwam niet naar voren als een afzonderlijke dimensie in het onderzoek van Bonds. Uit het onderzoek kwam echter wel een andere dimensie naar vo-ren, welke weer niet uit het onderzoek van Hofstede was gebleken. Deze vierde dimensie van Bonds kreeg de titel Confuciaanse Dynamiek (Hofstede 1988, p.15). Deze titel dankt het aan het feit dat de waarden die er mee beschreven worden voor een belangrijk deel overeenkomen met de waarden zoals deze in het Confuciaanse denken terug te vinden zijn. Hierbij moet ech-ter wel opgemerkt worden, dat zowel de waarden die als belangrijk worden gezien als de waarden die als onbelangrijk worden gezien in landen die hoog scoren op deze dimensie ont-leend zijn aan Confucius (Hofstede 1988, p.17). In landen met een hoge score op deze dimen-sie worden de volgende waarden als belangrijk gezien: volharding, het ordenen van relaties op basis van status, en het respecteren van deze rangorde, spaarzaamheid en het hebben van schaamtegevoel. De volgende waarden worden in deze landen juist als onbelangrijk gezien: persoonlijke vastheid en stabiliteit, vermijden van gezichtsverlies, respecteren van tradities, en het nakomen van verplichtingen bij begroetingen, gunsten en giften (Hofstede 1988, p.17). De waarden die als belangrijk worden gezien horen bij een dynamische, toekomstgerichte mentaliteit, terwijl de waarden die als onbelangrijk worden gezien passen bij een statische, traditiegerichte mentaliteit. Een hoge score op deze dimensie wordt dan ook wel geassocieerd met lange termijn gerichtheid en een lage score met korte termijn gerichtheid. Hong Kong, Taiwan en Japan scoren het hoogst op deze dimensie, terwijl de Filippijnen, West Afrika en Pakistaan het laagst scoren. Nederland neemt een middenpositie in. Waar door Hofstede voor

In document nationale cultuur (pagina 27-33)