• No results found

Resultaten leerlingen middelmatige schrijvers

In document “Een spaatie tussen twee kopjes” (pagina 65-71)

4 Resultaten

4.3 Resultaten leerlingen middelmatige schrijvers

4.3.1 Leerling 18

Leerling 18 is een jongen die valt in de categorie van middelmatige schrijvers. De eerste versie van zijn e-mail 1 scoort 1-9, wat betekent dat het één blok tekst is en dat er geen zichtbare alinea’s aanwezig zijn. De tekst kan daardoor helaas niet verder geanalyseerd worden. Leerling 18 maakt in het maken van het eerste self-assessment geen gebruik van verdrietige smileys, maar van neutrale (waarde 0,5). Die komen voor bij vraag 3 en bij beide vragen van de signaalwoorden, de overige vragen heeft leerling 18 met positieve smileys

65 beantwoord. Hij trekt na het self-assessment de conclusie dat categorie B als

hulp-op-maatopdracht gemaakt moet worden. Leerling 18 maakt echter hulp-op-hulp-op-maatopdracht C en oefent dus met verwijswoorden. De tweede tekst scoort wel beter op de afbakening van de alinea door witregels (namelijk 1-0), maar nog niet consistent. Omdat de inleiding en kern en ook het slot en kern verweven zijn, blijven er geen alinea’s over om te analyseren. De

leerling had de eerste versie in het self-assessment positief beoordeeld op de afbakening van de alinea, terwijl de onderzoekers dus constateren dat de tekst niet goed scoort op de afbakening van de alinea.

De eerste versie van de tweede e-mail scoort weer een 1-9 en kan dus niet verder beoordeeld worden. Het tweede self-assessment heeft de leerling niet gemaakt, maar wel een hulp-op-maatopdracht en dat is opdracht A. De leerling boekt wel vooruitgang als we kijken naar de gereviseerde versie van deze schrijfopdracht. De tekst scoort hier de norm 1-1, wat betekent dat witregels consistent worden toegepast. Ondanks dat de leerling met oefening A bezig is geweest (deelonderwerpen en kernzinnen) scoort de tweede versie hier nog niet optimaal. Eén van de twee alinea’s heeft geen goed deelonderwerp en dus geen aanwijsbare kernzin. Ook scoort de leerling in de tweede versie nog wat fouten wat betreft signaal- en verwijswoorden. De tweede versie van de tweede e-mail is dus nog niet helemaal vlekkeloos.

Voorafgaand aan het betoog maakt de leerling alle vragen In het werkboekje en schrijft hij ook een volledig bouwplan. Er lijken twee versies van het betoog te zijn, al is er op het eerste gezicht geen verandering tussen de twee teksten wat betreft de alineanormen te zien. De tekstvergelijkingsfunctie van Word toont dat het om twee identieke teksten gaat. Wat te zeggen valt over deze tekst, is dat twee van de drie alinea’s lang genoeg zijn om te analyseren en dat de tekst op deelonderwerp en kernzinnen goed scoort. Signaal- en verwijswoorden leveren in beide alinea’s (10-c2) een grammaticale fout. De leerling heeft geen self-assessment ingevuld en hij heeft ook geen hulp-op-maatopdracht gemaakt in deze toolbox.

In de vragenlijst over self-efficacy gaf de leerling al aan het moeilijk te vinden om alinea’s te maken van meer dan twee zinnen. In de nameting van diezelfde vragenlijst geeft hij aan meer vertrouwen in zichzelf te hebben en in alle onderdelen genoeg vertrouwen te hebben. Leerling 18 heeft voldoende interesse gehad in het werken met de toolbox en vond het niet te moeilijk of te makkelijk. Ook wist hij goed wat er van hem verwacht werd.

4.3.2 Leerling 28

Leerling 28 is een jongen die valt in de categorie van middelmatige schrijvers. De eerste tekst van de leerling scoort volgens de onderzoekers niet consistent qua witregels. De ene alinea die analyseerbaar is, heeft twee zinnen of meer. Deze alinea scoort goed op de

aanwezigheid van een deelonderwerp en kernzin, alleen sluit de informatie op globaal niveau niet helemaal aan. Er zijn geen fouten in signaal- of verwijswoorden. Leerling 28 scoort bij het eerste self-assessment alles positief, behalve vraag 11. Deze valt onder de categorie van de afbakening van de alinea en hij gaat ook met deze hulp-op-maatopdracht (D) aan de slag. Deze maakt hij volledig en er is sprake van revisie. De tweede versie van de e-mail lijkt veel op de eerste tekst, maar nu is de coherentie op globaal niveau wel aanwezig. De tekstvergelijkingsfunctie van Word laat vooral een verschil in opmaak zien en niet per se in inhoud: de alinea is kleiner geworden. Dit verklaart ook waarom in de tweede versie de inleiding en kern niet zijn verweven en in de eerste versie wel. De informatie wordt in de gereviseerde versie van elkaar gescheiden. Dat kan wel maken dat de alinea nu beter

aansluit bij de centrale boodschap van de tekst. In hulp-op-maatopdracht D gaat het over de afbakening van de alinea, maar deze heeft tot doel dat het deelonderwerp van de alinea zichtbaar wordt. Het lijkt alsof de leerling hier iets van opgestoken heeft.

De eerste versie van de tweede e-mail scoort 1-9, wat betekent dat deze niet verder geanalyseerd kan worden. In het self-assessment dat hoort bij de tweede e-mail scoort de leerling zijn tekst in het self-assessment redelijk positief. Er zijn wat neutrale smileys op het gebied van lokale coherentie en verwijswoorden. Ondanks dat hij de tekst binnen categorie D helemaal positief scoort, gaat hij met deze hulp-op-maatopdracht (D) aan de slag. Het is opmerkelijk dat de leerling zijn tekst positief heeft gescoord op de afbakening van de alinea, maar toch met deze hulp-op-maatopdracht aan de slag gaat. Gezien de codering door de onderzoekers van de eerste tekst, is dit een meevaller. De tweede versie van de tekst laat wel consistentie zien op het gebied van witregels, er is dus vooruitgang geboekt. De ene alinea die analyseerbaar is, heeft een duidelijk deelonderwerp, maar geen aanwijsbare kernzin. Signaal- en verwijswoorden scoren wel positief. Wat betreft de afbakening van de alinea heeft de leerling vooruitgang geboekt, maar kan hij nog wat leren in de categorie van lokale coherentie.

67 Voorafgaand aan het schrijven van het betoog heeft leerling 28 alle vragen

beantwoord en is ook begonnen aan het bouwplan voor het betoog. Dit bouwplan is niet volledig. De eerste versie van het betoog scoort positief op norm 1-1, wat betekent dat de witregels consistent zijn toegepast. Drie alinea’s zijn analyseerbaar, waarvan er één geen duidelijk deelonderwerp heeft. Eén van de drie alinea’s heeft wel een deelonderwerp, maar geen aanwijsbare kernzin. De eerste alinea scoort op zowel een deelonderwerp als een goede kernzin wel positief. In de tweede alinea wordt een fout ontdekt op het gebied van verbindingswoorden. In het self-assessment van het betoog scoort leerling 28 zijn tekst gemiddeld het laagst op de categorieën van lokale coherentie en dan met name categorie B. De leerling concludeert dit ook en gaat met deze hulp-op-maatopdracht bezig. De opdracht is niet volledig, maar er is wel sprake van revisie.

Als we kijken naar de tweede versie van het betoog, dan vindt er verbetering plaats op het gebied van kernzinnen: Twee van de drie alinea’s hebben een goed deelonderwerp en allebei alinea’s hebben nu ook een aanwijsbare kernzin. De laatste alinea ontbreekt het nog aan een deelonderwerp. Er blijft een fout wat betreft verbindingswoorden aanwezig in de tweede alinea. De vooruitgang op het gebied van deelonderwerpen en kernzinnen laat zien dat de leerling baat heeft gehad bij het maken van hulp-op-maatopdracht B (kernzinnen en –argumenten).

Leerling 28 heeft de self-assessments en hulp-op-maatopdrachten serieus gemaakt, al trekt hij niet altijd even goede conclusies in vergelijking met de codering van

alineanormen door de onderzoekers. De leerling laat op het gebied van de geoefende alineanormen wel verbetering zien in de teksten. Vanaf de eerste naar de laatste tekst laat hij ook verbetering zien op het gebied van afbakening van de alinea. De informatie uit de vragenlijst van self-efficacy toont dat de leerling tijdens de voormeting weinig vertrouwen in zichzelf had wat betreft alineaschrijven. Daar is in de nameting weinig van terug te zien en hij scoort zichzelf overal dan ook een stuk beter en in ieder geval overal hoger dan de waarde 50. Hij vond het werken met de toolbox interessant en dacht ook dat hij het goed zou kunnen.

4.3.3 Leerling 5

Leerling 5 is een meisje dat valt in de categorie van middelmatige schrijvers. Het proces van de gemaakte stappen in de toolbox van leerling 5 is aan het begin van het hoofdstuk

uitgebreid besproken. Hier volgt een korte samenvatting. Leerling 5 heeft een kleine vooruitgang geboekt op de thematische samenhang, waarmee ze ook heeft geoefend in de eerste en laatste toolbox. Ze scoort zichzelf in de laatste twee self-assessments laag op signaal- en verwijswoorden en oefent met de laatste categorie. Dit oefenen levert eigenlijk geen resultaat op en als je iets zou kunnen zeggen over de teksten op dit gebied, lijkt het er juist op achteruit te zijn gegaan. Leerling 5 heeft geoefend met categorie A bij de eerste schrijfopdracht (thematische samenhang), categorie C (verwijswoorden) bij de tweede schrijfopdracht en categorie D (verwijswoorden) in de toolbox van het betoog. Ook in de vragenlijsten van de self-efficacy scoort ze wisselvallig. Ze lijkt in de tussenmeting

vooruitgang te hebben geboekt volgens zichzelf, maar komt hier in de nameting toch op terug. Ze is zelf het meest onzeker over een kernzin formuleren. De kleine vooruitgang die ze boekt op thematische samenhang zou in verband kunnen worden gebracht met de kleine vooruitgang in de vragenlijst van self-efficacy. Op het gebied van signaalwoorden en verwijswoorden scoort ze zichzelf in alle self-efficacy vragenlijsten zeer positief en in de vragenlijst van de nameting zelfs 100 op beide vragen. Dit strookt niet met de analyse van haar teksten door de onderzoekers. Leerling 5 heeft voor haar gevoel voldoende geoefend in de toolbox en vond het niet makkelijk of moeilijk.

4.3.4 Leerling 34

Leerling 34 is een meisje dat valt in de categorie van middelmatige schrijvers. De eerste versie van de eerste e-mail scoort positief op consistentie van witregels. Van de vijf mogelijk analyseerbare alinea’s zijn er drie lang genoeg om te analyseren. Alle alinea’s hebben een deelonderwerp, maar bij één van de drie alinea’s ontbreekt het aan een aanwijsbare kernzin. In de laatste alinea wordt een fout geconstateerd betreffende verbindingswoorden, omdat deze niet zijn gebruikt. Leerling 34 heeft alle vragen van self-assessment in de eerste toolbox positief beantwoord, behalve de vragen over de verbindingswoorden. Hier scoort ze beide vragen negatief. De conclusie van het self-assessment ontbreekt, maar ze gaat aan de slag met hulp-op-maatopdracht B. Dit komt overeen met de negatieve score in het

self-69 assessment. Naast deze hulp-op-maatopdracht maakt ze ook hulp-op-maatopdracht E. Beide opdrachten zijn volledig gemaakt en bij beide opdrachten is er sprake van nakijken en/of revisie. De gereviseerde versie van de tekst laat op het gebied van alineanormen geen verbetering zien. Als de tekstvergelijkingsfunctie van Word wordt toegepast, zien we dat er qua opmaak veel verwijdering van tekst heeft plaatsgevonden, maar dat dit niet in een heel andere tekst resulteert. Het betreft veelal opmaak (lettertype) in plaats van woorden of zinnen die verwijderd of toegevoegd zijn. Dit verklaart dat er geen verschil is tussen beide teksten als we kijken naar de analyse van alineanormen. Wat wel opvallend is, is dat er één alinea naar voren is gehaald en dat daarmee een witregel verdwijnt. De gereviseerde tekst krijgt hierdoor de normscore 1-0 en gaat er binnen de categorie van afbakening van de alinea op achteruit.

De twee versies van de tekst die horen bij de tweede schrijfopdracht verschillen qua score niet wat betreft de mate waarin ze aan alineanormen voldoen. De

tekstvergelijkingsfunctie van Word toont dat er een enkele komma en een aantal woorden zijn aangepast of verwijderd. Dit levert een minimale revisie van de tekst op. De beide teksten scoren verder positief op alle alineanormen. Ten opzichte van de vorige

schrijfopdracht, boekt leerling 34 dus vooruitgang. Het tweede self-assessment in de toolbox voor de e-mail is niet ingevuld en er is ook geen hulp-op-maatopdracht gemaakt.

Voorafgaand aan het schrijven van het betoog heeft de leerling geen vragen beantwoord die horen bij de voorbeeldtekst, maar ze heeft wel een volledig bouwplan geschreven. De eerste versie van het betoog laat consistente witregels zien, maar twee van de vier alinea’s zijn te kort om te analyseren. De overige twee alinea’s scoren verder op alle alineanormen positief, dus deze leerling lijkt het alineaschrijven (wanneer de alinea 2 of meer zinnen bevat) onder de knie te hebben. Het self-assessment is vervolgens overal redelijk positief ingevuld, met de laagste scores (vanaf 70) in de categorieën A en B. Woordelijk geeft ze een conclusie die bij categorie A of C past, maar ze maakt vervolgens geen hulp-op-maatopdracht. De tweede versie van deze schrijfopdracht ontbreekt, dus een verschil tussen twee versies valt niet aan te kaarten.

Leerling 34 heeft te weinig in de toolbox gewerkt om een duidelijk verband aan te kunnen kaarten. Over de gehele tijdlijn heeft de leerling wel vooruitgang geboekt en zijn de alinea’s in de tweede e-mailopdracht en het betoog van betere waarde als gekeken wordt naar de mate waarin de teksten voldoen aan de alineanormen. Uit de informatie van de

vragenlijst over self-efficacy blijkt dat leerling 34 aan het begin niet veel vertrouwen had in het formuleren van een juiste kernzin en het foutloos formuleren van zinnen, maar zij krijgt hier later wel meer vertrouwen in. Haar vertrouwen in verwijs- en verbindingswoorden keldert van de voor- naar de tussenmeting. De nameting van leerling 34 ontbreekt helaas. Ze is positief te spreken over de leerbaarheid van de toolbox en heeft goed kunnen oefenen met wat ze moest doen. Zij vond het, als één van de weinige leerlingen, interessant om met de toolbox te werken.

In document “Een spaatie tussen twee kopjes” (pagina 65-71)