• No results found

Illustratie resultaten leerling 5

In document “Een spaatie tussen twee kopjes” (pagina 51-59)

4 Resultaten

4.1 Illustratie resultaten leerling 5

De analyse van de eerste versie van de eerst geschreven e-mail laat zien dat de

onderzoekers de tekst van leerling 5 met de norm 1-0 scoren. Dat betekent dat de leerling niet op een consistente manier witregels toepast. De norm 1-0 wordt toegekend omdat de leerling niet alle zinnen binnen een alinea achter elkaar door schrijft. De hele tekst scoort verder positief op de aanwezigheid van een inleiding, slot en verzoek. Er zijn vervolgens drie alinea’s die mogelijk overblijven om te analyseren.

Twee van de drie alinea’s bevatten twee zinnen of meer. De tweede alinea helaas niet, omdat een opsomming door middel van opsommingstekens (onder elkaar) niet als

51 lopende zinnen gelden. Deze alinea krijgt de norm 2-0 en kan niet verder geanalyseerd worden. De twee alinea’s die verder geanalyseerd kunnen worden, scoren vervolgens niet goed op de categorie van thematische samenhang (norm 6 t/m 9). Alinea 1 scoort positief op de aanwezigheid van één deelonderwerp (6-1), maar dit onderwerp wordt niet ondersteund door één duidelijk geformuleerde kernzin. De alinea scoort de norm 7-0 (er is geen kernzin aanwezig, of juist meerdere). Dat betekent dat norm 8 als 8-9 gescoord wordt. In deze alinea komt geen nieuwe informatie aan bod die uitgelegd had moeten worden, dus normen 9a-1 en 9b-1 worden positief gescoord. De andere alinea die beoordeeld wordt is alinea 3. Alinea 3 scoort een 6-0, dat betekent dat de alinea geen of juist meerdere deelonderwerpen

behelst. Dit heeft automatisch tot gevolg dat er geen kernzin aangewezen kan worden en norm 7 en 8 beide niet van toepassing zijn. In deze alinea komt ook geen nieuwe informatie aan bod die uitleg betrof. Gesteld kan worden dat er in twee van de drie alinea’s negatief gescoord wordt op de categorie van thematische samenhang en dat dit overeen komt met de score van het self-assessment door leerling 5 (zie verderop).

Naast de thematische samenhang, worden ook de verwijs- en verbindingswoorden gescoord. Volgens de analyse van de onderzoekers levert de tekst geen problemen op wat betreft signaal- en verwijswoorden (norm 10a en 10b) in de eerste alinea. De derde alinea scoort positief op norm 10a-2b en 10b-2b en 10c2, wat betekent dat er ten onrechte geen verwijswoord is gebruikt, er is ten onrechte geen verbindingswoord gebruikt en één van de gebruikte verwijs- of verbindingswoorden levert een fout in de alinea.

Na de analyse van de eerste versie van de tekst, heb ik gekeken naar de gemaakte stappen in de toolbox voor de e-mail. Leerling 5 heeft bij de eerste e-mailopdracht (H2-01-I-M-1-005) het self-assessment ingevuld. Ze scoort de tekst op één alinea binnen haar

geschreven tekst. Welke alinea dit is, is voor mij als onderzoeker onduidelijk. De score per categorie ziet er als volgt uit:

Afbakening van alinea (groen): 3/3 goed (blije smiley)

Thematische samenhang (oranje): 1/4 goed (blije smiley) en 3/4 slecht (verdrietige smiley) Verbindingswoorden (rood): 2/2 goed

Onderstaand Figuur geeft het ingevulde self-assessment in de eerste toolbox door leerling 5 weer.

Vervolgens trekt deze leerling de conclusie dat het handig is om met hulp-op-maatopdracht A aan de slag te gaan (zie hieronder).

Figuur 3: Ingevuld self-assessment in eerste toolbox door leerling 5

53 Hulp-op-maatopdracht A is de opdracht die gaat over thematische samenhang. Leerling 5 gaat vervolgens ook daadwerkelijk aan de slag met hulp-op-maatopdracht A, maar maakt deze niet volledig. Opdracht 6 binnen deze hulp-op-maatopdracht is niet gemaakt en van opdracht 7 en 8 kan ik dit niet controleren. Ook is er geen sprake van nakijken en wat betreft revisie is er één fout door Tipp-Ex hersteld. De Tipp-Ex impliceert dat er tijdens het maken van de opdracht direct correctie heeft plaatsgevonden en niet na afloop van het maken van de opdracht met het nakijken of bespreken. Om deze reden is er in het overzicht van de gemaakte stappen bij sporen van revisie een ‘0’ ingevuld.

Het verband dat hier zichtbaar wordt is dat de leerling haar tekst terecht

onvoldoende scoort op thematische samenhang, want volgens analyse van de onderzoekers van de eerste versie van de tekst voldoet de tekst niet aan de alineanormen die horen bij thematische samenhang. De fouten die in de analyse van de tekst naar voren komen op het gebied van relaties tussen zinnen (signaal- en verwijswoorden) komen niet overeen met de positief gescoorde vragen in het self-assessment van leerling 5. Het kan zo zijn dat de leerling een andere alinea dan alinea 3 heeft gekozen om te beoordelen en daardoor geen fouten is tegengekomen. Ook is opvallend dat de leerling van mening is witregels goed toe te passen, terwijl de onderzoekers dit met een norm 1-0 scoren en het gebruik van witregels niet consistent vinden. Het self-assessment komt dus niet helemaal overeen met wat de onderzoekers constateren, maar het lijkt wel dat deze leerling een conclusie heeft getrokken met betrekking tot de categorie van alineanormen die in verhouding de meeste aandacht nodig had.

Leerling 5 heeft na het maken van het self-assessment en hulp-op-maatopdracht A haar e-mail herschreven tot een tweede versie (H2-01-I-M-z-005). Als we kijken naar het verschil tussen de eerste en tweede versie van deze e-mail, is er wat betreft de normen voor de gehele tekst niets veranderd. Voor de tweede versie van de e-mail scoort leerling 5 nog steeds 1-0 op de tekst en inleiding, slot en verzoek zijn aanwezig. In deze versie van de e-mail zijn opnieuw drie alinea’s aanwezig die mogelijk voor analyse in aanmerking komen. Nu bestaan alle drie de alinea’s uit twee zinnen of meer (2-1). Dat is een verbetering ten

opzichte van de eerste versie van de e-mail. Deze norm valt onder de categorie van afbakening van de alinea (kleur groen).

Als we voor deze drie alinea’s kijken naar de thematische samenhang, scoren twee van de drie alinea’s positief op de aanwezigheid van 1 deelonderwerp. Alinea 1 krijgt de

score 6-0, wat betekent dat er geen of meerdere deelonderwerpen aanwezig zijn. De normen 7 en 8 zijn hierdoor niet meer van toepassing in de analyse van deze alinea.

Alinea 2 en 3 scoren positief op de aanwezigheid van een deelonderwerp en dit wordt binnen de alinea ondersteunt door een duidelijke kernzin (norm 7-1). De overige informatie in de alinea sluit bij beide alinea’s aan bij de kernzin (norm 8-1). Norm 11 geeft nog aan welke plek de kernzin binnen de alinea heeft. Voor alinea 2 is dit in het midden van de alinea en bij alinea 3 staat de kernzin achteraan. In alle drie de alinea’s komt geen nieuwe informatie aan bod die uitleg nodig had. Je zou kunnen stellen dat leerling 5 op het gebied van thematische samenhang vooruitgang heeft geboekt omdat in de tweede versie van haar tekst twee van de drie alinea’s een duidelijk deelonderwerp en kernzin hebben. In haar eerste versie had één van de twee geanalyseerde alinea’s een duidelijk deelonderwerp, maar had geen enkele alinea een duidelijke kernzin. Wat daarnaast nog opvalt is dat de eerste twee geanalyseerde alinea’s nu positief scoren op de samenhang tussen zinnen: de verbindings- en verwijswoorden leveren hier geen fouten op. In de derde alinea scoort 10a-3 positief, wat betekent dat er geen verwijswoorden zijn gebruikt. Ondanks dat de leerling in de toolbox niet heeft geoefend met verwijs- of verbindingswoorden heeft ze met het herschrijven van haar tekst toch een paar fouten opgelost/verbeterd.

In Figuur 5 is het overzicht van de gemaakte stappen in de toolbox van leerling 5 te zien. De tabel is vanwege de opmaak van dit verslag opgedeeld in twee delen. In de linker kolom staan de toolboxen die horen bij de schrijfopdrachten. M1 staat voor de eerste e-mail, M2 staat voor de tweede e-mail en Betoog staat voor het ingezonden stuk. De overige

kolommen tonen welke stappen er in het werkboekje te maken zijn. Voor de toolboxen van de e-mail begint dit bij de kolom van het ‘self-assessment gemaakt’. De codering ‘1’ staat voor ‘ja’ als antwoord en de codering ‘0’ staat voor ‘nee’. Vervolgens zijn er voor de self-assessments in de toolbox van de e-mail elf vragen die beantwoord moeten worden. Wanneer leerling 5 met een blije smiley heeft geantwoord op de vraag, uit zich dat in de tabel als een ‘1’ en wanneer de leerling met een verdrietige smiley heeft geantwoord uit zich dat in een ‘0’.

Na de elf vragen volgt een kolom met de conclusie van het self-assessment zoals de leerling dit in het werkboekje heeft ingevuld. Vervolgens toont de tabel hoe de leerling stappen heeft gemaakt betreffende de maatopdracht(en): is er een maatopdracht gemaakt, welke maatopdracht is dit geweest, is die

hulp-op-55 maatopdracht volledig gemaakt en zijn er sporen van revisie/ nakijken binnen de opdracht? Tevens staat er in de tabel de kolom met de vraag of er meer dan één hulp-op-maatopdracht (HOM) is gemaakt, welke hulp-op-maatopdracht dit is geweest, of die hulp-op-maatopdracht volledig is gemaakt en of er sporen van revisie of nakijken aanwezig zijn in de gemaakte opdracht.

In de rij van het betoog zijn de kolommen hetzelfde qua inhoud, behalve dat er voorafgaand aan de schrijfopdracht en het self-assessment in de toolbox van het betoog nog vragen beantwoord moeten worden en een bouwplan ingevuld kan worden. De codering ‘1’ staat voor antwoord ‘ja’, de codering ‘0’ staat voor ‘nee’. Ook hier volgt dan de vraag of het self-assessment is gemaakt en vervolgens de ingevulde antwoorden van de leerling in het self-assessment. Bij het ingezonden stuk gaat het om 10 stellingen die op een schaal van 0 tot 100 beantwoord worden. Aansluitend volgt de conclusie van het self-assessment en vervolgens de kolommen met dezelfde vragen over de hulp-op-maatopdrachten als bij de toolbox van de e-mail.

In de tabel staat een aantal keer de waarde 8 (of 888), dat betekent dat die vraag niet van toepassing is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kolommen voorafgaand aan het

self-assessment over beantwoorde vragen en het ingevulde bouwplan, omdat deze bij de toolbox van de e-mail niet aanwezig zijn. Vraag 11 bij het betoog is ook niet van toepassing, omdat het self-assessment behorend bij het betoog slechts uit tien stellingen bestaat. In de tabel geven de verschillende kleuren de verschillende categorieën weer die corresponderen met alineanormen. Op deze manier kun je snel herkennen welke hulp-op-maatopdracht correspondeert met welke vragen uit het self-assessment. De toepassing van kleuren is uitgelegd in paragraaf 3.3.2 op bladzijde 39 van deze scriptie.

Antwoo rd vragen voor tekst Alle vragen beantw oord Bouwpl an betoog ingevuld Bouwpl an volledig Self-assessm ent gemaakt 1 2 3 4 5 6 M 1 8 8 8 8 1 0 0 0 1 1 1 M 2 8 8 8 8 1 1 1 1 1 1 1 Betoog 1 0 1 1 1 100 100 80 100 100 0

Voor de gemaakte stappen in de toolbox van de tweede e-mail en betoog en de

bijbehorende geschreven teksten, heb ik dezelfde methode van analyse toegepast. In de analyse van de tekst die hoort bij de tweede schrijfopdracht is te zien dat de alinea’s nu consistent worden gemarkeerd met witregels – een verbetering ten opzichte van de eerste opdracht. De eerste versie van de tekst toont overeenstemming met de alineanormen op het gebied van deelonderwerpen (3/3 alinea’s) en kernzinnen (2/3 alinea’s) en bevat wat de onderzoekers betreft geen fouten in de normen voor verwijswoorden.

Bij het tweede self-assessment dat hoort bij de tweede schrijfopdracht binnen het genre e-mail is te zien dat leerling 5 haar alinea uit de tekst het laagst beoordeelt op vraag 7 en 8. Die horen bij de categorie van verwijswoorden en hulp-op-maatopdracht C. Leerling 5 maakt deze hulp-op-maatopdracht, maar maakt deze niet volledig.

Het is bijzonder te ontdekken dat de leerling haar tekst laag scoort op verwijswoorden, terwijl de onderzoekers op dit gebied geen fouten in haar tekst hebben ontdekt. Hieruit kan worden opgemaakt dat leerling 5 zelf niet goed in kan schatten waar nog winst te behalen valt in haar geschreven werk.

In de gereviseerde versie van de tweede schrijfopdracht komt er een alinea bij om te analyseren. Daardoor ontstaat er in de tekst een grammaticale fout met één van de

gebruikte signaal- of verwijswoorden. Het lijkt er dus op dat de informatie uit de hulp-op-maatopdracht niet helemaal doorgedrongen is.

7 8 9 10 11 Concl usie self-assess ment Hulp- op-maato pdrac ht gema akt Welke hulp- op-maato pdrac ht? Hulp- op-maato pdrac ht volled ig Revisi e hulp- op-maato pdrac ht Meer dan 1 hulp- op-maato pdrac ht Zo ja, welke ? 2de HOM volled ig 2de HOM revisie M 1 1 1 1 1 1 A 1 A 0 0 0 8 8 8 M 2 0 0 1 1 1 C 1 C 0 0 0 8 8 8 Betoo g 55 100 100 100 888 D 1 D 1 1 1 B 1 1

57 Bij de schrijfopdracht van het betoog start ik met bestuderen van de invulling van het werkboekje voorafgaand aan de eerste versie van het betoog: de vragen voorafgaand aan het bouwplan en het bouwplan voor het schrijven van de tekst. Leerling 5 doet een poging de vragen te beantwoorden, maar beantwoordt ze niet allemaal. Ze heeft het bouwplan voor haar tekst wel volledig ingevuld. De analyse van de eerste versie van het betoog toont dat de code 10c2 van toepassing is: in alle drie de alinea’s van de tekst leveren de gebruikte signaal- en verwijswoorden grammaticale fouten op. Zelf scoort de leerling haar tekst in het self-assessment goed op alle fronten, behalve op signaal- (0/100) en verwijswoorden (55/100). Opvallend is dat ze op signaalwoorden 0 scoort, maar dat ze vervolgens kiest om hulp-op-maatopdracht D van de verwijswoorden te maken. Op de verwijswoorden scoort ze haar tekst positiever dan op signaalwoorden. Ze maakt de hulp-op-maatopdracht helemaal en kijkt de opdracht na en maakt tevens een extra hulp-op-maatopdracht, namelijk opdracht B die gaat over kernzinnen en –argumenten. In haar self-assessment heeft ze voor deze categorie twee keer de waarde 100 ingevuld.

In de tweede versie van het betoog blijven de fouten in de grammaticale structuur veroorzaakt door verkeerd gebruikte signaal- en verwijswoorden staan. Ook komt er in één van de drie alinea’s ook nog een fout in signaalwoorden bij (norm 10b-2b). Met Word heb ik de functie tekstvergelijken gebruikt en de twee versies van de tekst naast elkaar gelegd. Hierdoor wordt duidelijk dat vooral de eerste woorden van elke alinea zijn verwijderd en zijn vervangen door een soortgelijk woord, maar dan met een toevoeging van signaalwoorden. Het lijkt erop dat de leerling, ondanks het maken van de hulp-op-maatopdracht die oefening met verwijswoorden biedt, op het gebied van verwijswoorden geen vooruitgang laat zien tussen de twee teksten.

De aanvullende informatie uit de vragenlijsten toont dat leerling 5 bij de eerste vragenlijst over domeinspecifieke kennis al een idee heeft van wat een alinea is, hoe die eruit hoort te zien en dat het gebruik van alinea’s een tekst duidelijker maakt. In de nameting met diezelfde vragenlijst zien we bij de open vragen een verschil met de

voormeting: leerling 5 is nu veel uitgebreider in haar antwoorden en weet heel precies en correct uit te leggen wat een alinea is en waar die voor bedoeld is. Wat betreft de self-efficacy van leerling 5 is ze heel gemiddeld in haar scores: er zijn weinig pieken en dalen. Ze heeft het minst vertrouwen in haar eigen kunnen als het gaat om het formuleren van een kernzin en de rest van de informatie in de alinea hier bij te laten aansluiten. In de nameting

van de vragenlijst van self-efficacy laat de leerling vooruitgang zien en zijn alle scores, op één na, boven de 50. De laagste score is nu weer op vraag 14 die gaat over de kernzin, met een waarde van 40 (i.p.v. 35 in vragenlijst 1). Het bijzondere van het antwoord op vraag 14 in de tussenmeting vragenlijst, is dat ze de vraag daar met 100 beantwoordt. Ze heeft dus even gedacht het goed toe te kunnen passen, maar komt daar toch op terug. De lijst van de tussenmeting is voor leerling 5 van de drie vragenlijsten veruit het meest positief. Dat leerling 5 in de tussenmeting positiever is over het juist toepassen van de kernzin, kan zijn omdat ze in de eerste toolbox geoefend heeft met de thematische samenhang van een tekst. Verderop in de toolbox oefent ze vooral met verwijswoorden en bij de toolbox van het betoog nogmaals met kernzinnen. Na het herschrijven van het betoog is in de nameting van de vragenlijst te zien dat haar vertrouwen keldert als het om het formuleren van kernzinnen gaat. Gesteld kan worden dat leerling 5, ondanks dat ze hulp-op-maatopdrachten maakt die oefening bieden met alineanormen die ze lastig vindt, er voor haar gevoel niet beter in wordt. Op het gebied van signaal- en verwijswoorden scoort ze zichzelf in alle self-efficacy vragenlijsten zeer positief en in de vragenlijst van de nameting zelfs 100 op beide vragen. Dit komt niet overeen met de analyse van haar beide versies van het betoog, waar juist op het gebied van signaal- en verwijswoorden fouten worden geconstateerd, die ondanks het oefenen met een hulp-op-maatopdracht over verwijswoorden, niet worden opgelost. Wat betreft de vragenlijst voor de leerbaarheid van de toolbox van de e-mail is leerling 5 alleen maar positief. Ze denkt voldoende te hebben geoefend met wat ze moest kunnen en wist wat er van haar werd verwacht. De stellingen ‘ik vond het niet te moeilijk of te

makkelijk’ en ‘ik kreeg tijdig feedback als ik dat nodig had’ beantwoordt ze met goed. Ze voelde zich voldoende begrepen en gewaardeerd.

In document “Een spaatie tussen twee kopjes” (pagina 51-59)