• No results found

Om meer duidelijkheid te krijgen over de motivaties van de groep journalisten die overstapte naar de communicatiebranche zijn interviews afgenomen met acht huidige communicatieprofessionals van gemeenten die een verleden hebben in de journalistiek. De antwoorden op de vragen die de

communicatiemedewerkers gaven zijn onder te verdelen in de deelgebieden salariëring, baanzekerheid en doorgroeimogelijkheden/persoonlijke ontwikkeling, stand en sfeer van de (regio)journalistiek, werkplezier, overheidscommunicatie versus marketingcommunicatie, de relatie tussen voorlichting en journalistiek, de beïnvloeding van communicatie op journalistiek, de veranderde blik op de

(regio)journalistiek, verschil en overlap tussen journalistiek en communicatie en terugkeer naar de journalistiek. Deze onderwerpen zullen in deze paragraaf verder onder de loep worden genomen.

4.2.1. Salariëring, baanzekerheid en doorgroeimogelijkheden/persoonlijke ontwikkeling Uit de wetenschappelijke literatuur over overstappers is de hoogte van het salaris een veelgenoemd overstapmotief. Recentere literatuur noemt ook een gebrek aan doorgroeimogelijkheden en de baanzekerheid op redacties als reden voor een carrièrestap naar de communicatiebranche. Het is dus de vraag wat de geïnterviewden in dit onderzoek als overstapmotieven aanvoeren.

Salaris

Voor de geïnterviewden was salaris geen hoofdmotivatie voor de overstap. Over het algemeen waren de overstappers tevreden over hun salaris in de journalistiek. Een communicatiemedewerkster van een grote gemeente in de Zuid-Holland die voorheen werkte als chef bij de regionale omroep, vond dat de journalistiek ‘best wel goed’ betaalde. ‘Ja, misschien niet als freelancer als je net op een bureau komt

35 te zitten, maar waar ik zat kreeg ik echt goed betaald.’ Een woordvoerder van een Limburgse

gemeente: ‘Ik verdiende bij de krant niet slecht, ik verdien hier niet slecht.’

Drie communicatiemedewerkers gaven aan zelfs in salaris achteruit te zijn gegaan. De voormalig chef van de regionale omroep zei dat zij ‘wel een of twee schalen naar beneden gegaan’ is. ‘En ik had mezelf er ook op ingesteld dat ik een nieuw vak zou leren, dus dan moet ik ook lager instromen.’ Een krantenjournalist die bij een grote gemeente in Overijssel ging werken leverde aanvankelijk ook salaris in. ‘Salaris is voor mij ook nooit een factor geweest. Ik verdien nu niet heel veel meer dan toen ik wegging als journalist. Dat vond ik prima.’ Een voormalig omroepjournalist uit Drenthe die nu als woordvoerder in een Groningse gemeente werkt, zei dat salaris ook voor hem geen factor was. Hij leverde ook wat loon in. ‘Want ik kom nog wel uit de tijd dat de cao voor journalisten ook nog erg goed was.’

Twee personen meldden dat salaris om verschillende redenen wel meespeelde. Een regionale dagbladjournalist uit Friesland die vanwege een reorganisatie werd ontslagen, zei dat hij nog overwoog zijn journalistencarrière als freelancer door te zetten alvorens bij een Friese gemeente aan de slag te gaan.

‘Maar het gaat ook om de centen natuurlijk. En als freelancer word je vreselijk uitgekleed. Je verdient weinig, de uurtarieven vind ik schandalig. Dus wilde ik dat? Nou, nee. Ik dacht: ik kan mezelf altijd nog in de uitverkoop doen.’

Volgens een journalist die voor een landelijke commerciële omroep werkte en nu woordvoerder is van een Zuid-Hollandse gemeente, was geld op het moment van de overstap geen motief. Wel zei hij dat salariëring mogelijk een rol was gaan spelen als hij nog drie of vier jaar bij de journalistieke

werkgever was gebleven. ‘Dan was ik wel vast komen te zitten in de motivatie van: oke, waarom zou ik beter mijn best doen als er niet beter verdiend kan worden?’

Baanzekerheid/ journalistieke arbeidsmarkt

Voor de meeste geïnterviewden was baanzekerheid en/of de onzekere journalistieke arbeidsmarkt een overstapmotief. Voor de ontslagen krantenjournalist uit Friesland die nu werkt bij een middelgrote Friese gemeente is dit de directe aanleiding voor zijn overstap. Hij moest op zoek naar ander werk. Al voor zijn ontslag had hij gesolliciteerd op communicatievacatures bij gemeenten, maar dat was ‘nooit wat geworden’. Volgens vijf andere geïnterviewden droeg de onzekere journalistieke arbeidsmarkt bij aan hun besluit over te stappen. Voor de krantenjournalist uit Limburg, die zijn loopbaan vervolgde bij een Limburgse gemeente, was baanzekerheid ‘doorslaggevend’. Hij zei het zo:

36 ‘Het belangrijkste is: ik ben 35. En, ja, de toekomst in de media is gewoon heel erg onzeker. Bij de krant zat ik safe. Ze waren ook heel tevreden, ze waren bijna geschokt dat ik wegging. Maar toch, je weet niet hoe het er over tien jaar uitziet [in de journalistiek]. En over tien jaar zal de gemeente [huidige werkgever] zeker nog bestaan. En het communicatievak

waarschijnlijk ook nog.’

Vier andere geïnterviewden wezen ook op de onzekere positie van de redactie. Volgens de

Overijsselse krantenjournalist die daarna woordvoerder werd, was het ‘bezuiniging op bezuiniging’ bij zijn voormalige werkgever. Hij kreeg naar eigen zeggen altijd een goede beoordeling en had plezier in zijn werk, maar op een gegeven moment was er ‘altijd het gevaar’ van ‘nou, kan maar zo zijn dat ik eruit vlieg’. De omroepjournaliste uit Zuid-Holland zei ‘dat het allemaal steeds minder’ werd. ‘Meer onzekerheid’ en ‘minder banen’. Voor een voormalig redacteur van een huis-aan-huisblad in de provincie Utrecht die nu communicatieadviseur is voor een Utrechtse gemeente, is de verkoop van ‘haar’ blad aan een grote uitgeverij en de daarmee opdoemende onzekerheid aanleiding voor de overstap. ‘We werden overgenomen door [uitgever]. Nou, dat was voor mij de grootste cultuurschok die ik kon hebben.’ De redacteur, verantwoordelijk voor de totstandkoming van het huis-aan-huisblad, moest twee kranten ‘in elkaar schuiven, ook qua redactie’ en ze dacht: ‘over twee jaar bestaat mijn titel niet meer. […] Alles wordt onder mijn voeten weggemaaid, wat ik heb gemaakt.’

Voor twee geïnterviewden was baanzekerheid juist geen motivatie voor de overstap. De voormalig journalist bij een landelijke commerciële omroep meldde bijvoorbeeld dat hij achtenhalf jaar bij zijn werkgever werkte ‘en als ik had gewild had ik er zo nog achtenhalf jaar kunnen zitten. […] Sterker nog, bij de overstap die ik nu doe, ga ik naar een jaarcontract’, zei hij.

Doorgroeimogelijkheden

In de recentere literatuur komt veelal een gebrek aan doorgroeimogelijkheden in de journalistiek naar voren als veelgenoemd overstapmotief. Deelnemers noemden die factor ook veelvuldig als

overstapmotief. Dan gaat het vaak niet zozeer om de groei binnen de journalistiek, maar wel vaak over de persoonlijke ontwikkeling die vijf van de acht geïnterviewden niet meer zagen in de journalistiek.

Volgens de redactiechef bij een omroep in Zuid-Holland die daarna als woordvoerder in dezelfde provincie aan de slag ging, zag zij veel als journalist, maar werd het na 25 jaar ook wel ‘een kunstje op een gegeven moment. En het is wel heel leuk om weer iets nieuws te leren’. De krantenjournalist uit Overijssel die daarna bij een Overijsselse gemeente ging werken omschreef het gevoel dat het ‘langzaamaan meer vormpjes vullen’ werd bij de krant. De journalist van de landelijke commerciële omroep die ging werken als voorlichter bij een grote Zuid-Hollandse gemeente, vond het een

37 ‘opvallende openbaring’ dat ondanks zijn toenemende journalistieke deskundigheid en specialisatie in bepaalde onderwerpen ‘de ontwikkeling ophield’.

‘Ik zat aan een bureau en of dat nu bij [deelredactie] of bij [deelredactie] of bij [deelredactie] was, ik was eigenlijk alleen maar bezig met het uitzoeken van een onderwerpje, het

verzamelen van informatie, wegen, wel of niet nieuwswaardig of wel of niet geschikt voor de uitzending, en dat door te geven aan de verslaggever. Er zat vrij weinig persoonlijke

ontwikkeling in.’

De redactiechef van een Zuid-Hollandse omroep had een soortgelijke ervaring als verslaggever. Ze omschreef het als ‘fabriekswerk’ dat later ‘is teruggekomen’.

‘Het is een beetje itempje poepen. Je komt binnen, en het is: wat gaan we doen vandaag? En dan hup, hup, hup, racen, racen, racen. Zorgen dat het op tijd af is. Heb je je itempje af en de volgende dag begint het weer opnieuw. En elke dag is wel wat anders, maar in de kern komt het op hetzelfde neer.’

De redacteur van het huis-aan-huisblad laat in het interview weten dat ze er nog niet helemaal zeker van was of ze in de journalistiek was gebleven als de fusie niet was doorgegaan. Haar viel de herhaling in het werk ook op.

‘Want er zit ook altijd wel iets, dat je denkt: oh god, er komen dingen terug in het werk. De herhalingen, waarvan je denkt: dit heb ik nu wel gezien. Of de specials die je moet maken. […]. Op een gegeven moment heb je het ook wel een beetje gezien. Dus wil je ook wel de uitdaging van: ik wil iets totaal anders.’

Volgens de eindredacteur van een Drentse omroep die bij een gemeente in de provincie Groningen werkt als woordvoerder, waren er weinig mogelijkheden binnen de journalistiek. ‘Ja, je kan nog een keer hoofdredacteur of redacteur worden. Die ambitie had ik eigenlijk niet. […] Maar ja, om dan nog 25 jaar in hetzelfde functie te blijven hangen: ik wist niet of dat nou heel gezond zou zijn.’ De Overijsselse krantenjournalist zei dat hij bij de redactie ‘alles wel behandeld had uiteindelijk, ook wel als politiek verslaggever’. Als hij wilde doorgroeien bij de krant zou hij ‘of het schrijven blijven doen of als ik leidinggevende’ aan de slag. In dat geval moest hij weg uit zijn woonplaats. ‘En dat vond ik ook weer zonde.’ De voormalige Zuid-Hollandse redactiechef antwoordde dat na 25 jaar journalistiek de doorgroeimogelijkheden binnen de sector beperkt waren. Ze was adjunct-hoofdredacteur en vroeg zich af: ‘wat zit er dan boven? Of landelijk een leidinggevende functie of hoofdredacteur bij een regionale.’ Opnieuw verslaggever of bureauredacteur worden zag ze niet zitten.

38 ‘Naarmate je ouder wordt moet je een bepaalde meerwaarde uit je senioriteit halen. En dat kan dus bijvoorbeeld zijn als onderzoeksjournalist. Maar ja, daar is bijna geen geld voor, er zijn bijna geen programma’s meer die dat doen. Plus dat ik zelf dacht: ik denk ook niet dat dat mijn sterkste kant is. Dus die ruimte is beperkt. […] Maar ik denk dat alles wat verslaggeving of bureau is, dat kunnen jongeren ook heel goed. En moet ik dan gaan zitten concurreren met jongens die net van school afkomen en die ook graag een carrière willen opbouwen?’

De Limburgse krantenjournalist zag ook beperkte ontwikkelingsmogelijkheden in de journalistiek. Hij had naar eigen zeggen niet de ‘ambitie’ om voor een landelijke krant te gaan werken, vooral vanwege de afstand tot zijn huidige woonplaats. ‘Daarbij, ja, heel veel kansen krijg je niet in de journalistiek.’ Zijn nieuwe baan biedt volgens hem wel ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. ‘En ik ben nu bezig met een communicatieopleiding op kosten van de gemeente en tijd van de gemeente. Dus ja, ik kan mezelf nu verbreden, verdiepen, hoe je het wilt noemen.’

4.2.2. Stand en sfeer van de (regio)journalistiek

De geïnterviewde overstappers vonden een gebrek aan persoonlijke ontwikkeling en de onzekerheid van de journalistieke arbeidsmarkt belangrijke beweegredenen voor de zoektocht naar een andere baan en de daaropvolgende overstap naar de communicatiesector. Maar uit het LinkedIN-onderzoek kwam ook naar voren dat veel overstappers afkomstig zijn uit de regionale journalistiek. Die heeft het afgelopen decennium te maken met een transformatie en veel bezuinigingen. Die ontwikkeling hielden zeven van de acht geïnterviewde journalisten op enigerlei wijze in het achterhoofd bij de overstap. Zo gaf de wegbezuinigde regiojournalist uit Friesland aan dat het tijdens de laatste periode van zijn carrière bij het dagblad ‘heel lastig’ was ‘door al die bezuinigingen’ en dat het werk daarmee ‘wel minder leuk geworden’ was. Volgens hem kwam de krant niet meer aan zijn ‘core business’ toe door bezuinigingen. Hij zei daarover:

‘En het regionale werk, zet daar op in. Zorg dat dat je core business is en je dat goed inricht. […] Maar goed ik heb daar op die eindredactie gezeten en het is echt een beetje vakjes vullen. De passie ontbreekt, of ontbrak, althans bij velen.’

De journalist bij het huis-aan-huisblad merkt op dat de cultuur omsloeg nadat het blad waar zij voor schreef werd overgenomen door een andere uitgever en ze daarmee andere collega’s kreeg:

‘Het was een totaal andere cultuur. Wij gingen erop uit, ik vind dat je als journalist de deur uit moet en dingen moet doen. En ik vond bij de [andere bladen], daar hadden ze veel meer de houding: we doen het van negen tot vijf achter ons bureau. Ik dacht: dat is niet mij ding. […]

39 Ja, die cultuur onder die redacteuren. Ik dacht: dit gaat niet goed. Ik had natuurlijk jaren journalistiek gedaan en dacht: ik ga wat anders doen.’

De krantenjournalist die bij een Overijssels dagblad werkte, maakte nog vier jaar van de ‘gouden tijd’ mee als regiojournalist van de krant. ‘Tot die tijd was alles mogelijk, de goede oude tijd dat je als journalist kon doen wat je wilde. En min of meer eigen baas was.’ Vanaf 2000, toen zijn krant werd overgenomen door een grotere uitgever, verdween die ruimte, kwam er volgens hem meer nadruk te liggen op vorm, de ‘werkdruk werd hoger’ en de stukken korter. De ‘vormpjes werden steeds kleiner’ en dat zorgde voor ‘frustratie’:

‘[…] dat wordt allemaal niet beter en niet op basis van kwaliteit. Je had ook nog wel goede collega’s die eruit vlogen en collega’s waarvan we allemaal zagen: die functioneren niet, die bleven dan toch zitten. Ja, weet je, dat je denkt als dit de werkomgeving is en moet worden en dat wordt niet beter, dan nouja, dan kijk ik maar eens verder.’

4.2.3. De keuze voor het overheidscommunicatievak

Bovenstaande factoren, met name een combinatie ervan, zorgen ervoor dat geïnterviewden de keuze maakten de journalistiek te verlaten. Maar welke factoren zorgen ervoor dat zij kozen voor het communicatievak bij een gemeente?

Kennis van de organisatie

Voor vier van de acht geïnterviewde voormalig journalisten is de overstap naar de gemeente vergemakkelijkt en/of in de hand gewerkt door het feit dat zij als journalist de gemeentelijke

organisatie en politiek volgden, dat zij er een netwerk opbouwden en dat de organisatie hen (daarom) aansprak.

Twee journalisten werden zelfs actief benaderd door de gemeentelijke organisatie om te komen werken. De Limburgse journalist was politiek verslaggever en volgde actief de gemeente waar hij nu woordvoerder voor is.

‘Maar een wethouder hier in [gemeente] die belde mij, vorig jaar zomer, van ja, mijn bestuurs- en communicatieadviseur gaat weg, wij hebben altijd goed contact gehad. […] En hij vroeg: is dat niets voor jou? Wil je niet voor mij komen werken? Ja, toen ben ik daarover na gaan denken.’

Ook de Overijsselse journalist werd actief benaderd door de gemeentelijke organisatie die hij volgde als politiek journalist. In zijn journalistieke werk uitte hij regelmatig kritiek op de manier waarop de

40 gemeente omging met woordvoering, ‘dat kan echt niet’, vond hij. ‘En toen zei een van de wethouders ook van […] als je denkt dat het beter kan, doe het dan maar.’

Wat vervolgens hielp, zei de Limburgse journalist, was dat hij al veel kennis van de organisatie had:

‘Ja, door die band met de wethouder heeft hij mij gebeld, ja. Ik heb hier al met al, met de tijd van het weekblad erbij, heb ik denk ik tien jaar journalistiek hier rondgelopen. Dus ik kende alle dossiers die spelen, ik kende de mensen, ik kende de wethouder goed.’

Ook de voormalige Overijsselse journalist benadrukte dat. Hij had ook zijn netwerk in de gemeente.

‘[…] ik was al politiek verslaggever, ik kende de dossiers goed, de bestuurscultuur goed, ik kende de bestuurders goed. […] maar ook als woordvoerder was mijn kapitaal toen al de dossierkennis, want ik las al die collegestukken in de jaren ervoor al, ik volg alle

raadsvergaderingen, dus ik had in die zin ook wel een basis om hier als woordvoerder aan de gang te gaan.’

Twee andere journalisten die niet actief werden benaderd, gaven ook aan dat hun kennis van de organisatie bijdraagt aan de keuze voor het gemeentewoordvoerderschap. De huis-aan-

huisbladjournalist had ‘heel veel contacten hier in huis’, zei ze, doelend op de gemeente waar ze nu werkt. Ze vond dat ‘gewoon heel erg leuk. Ik volgde de politiek, ik vond alles leuk. En ik vond de organisatie leuk. Ik vond het uitdagend wat hier gebeurde’. De Friese journalist die werd ontslagen ging eerst bij een gemeente aan de slag waar hij ‘ook voor de krant gewerkt’ had en daar had hij nog een ‘bestuurscrisis meegemaakt’, dat vond hij al ‘erg interessant’.

Geografische nabijheid

Toen de Friese journalist een baan kreeg als communicatieadviseur bij een andere, nabijgelegen gemeente speelde mee dat hij daar ‘geboren en getogen’ is. De geografische nabijheid is daarin belangrijk. ‘Dat scheelt wel. Kijk, er veranderen natuurlijk veel dingen, maar je kent wel een heleboel van oudsher en dat houdt ook je interesse’. Die nabijheid van het nieuwe werk was voor nog zes andere geïnterviewden van belang voor hun keuze om bij een gemeente aan de slag te gaan. De televisie- en internetjournalist die voor een Noord-Hollandse gemeente ging werken vond het ‘heel leuk om voor de stad te werken waar je woont’. Voor de Overijsselse journalist die werd gevraagd te gaan werken voor de gemeente waar hij verslag over deed was het ook van belang dat zijn nieuwe baan in die gemeente lag. Hij had nog weleens nagedacht over een baan in een andere stad, ‘maar voor mij was dat het in [huidige gemeente] kon wel een belangrijke factor’. De Limburgse journalist was naar eigen zeggen ook te ‘te zeer verknocht’ en verbonden aan de gemeente waar hij werkte om ergens

41 anders aan de slag te gaan. ‘En ik heb kinderen hier, dan zou ik alles moeten verhuizen’, zei hij over een beroep elders. ‘Dat was het me waarschijnlijk niet waard geweest.’ De journalist van de landelijke commerciële omroep liet een vervolgberoep ook afhangen van de regio waarin hij woonachtig werd. ‘Ik heb vooral gekeken naar de regio en welke bedrijven zijn er waar ik mezelf zie werken en welke leuke overheden zijn er in deze regio?’, zei hij.

Andere sectoren

Dat wil niet zeggen dat de voormalige journalist van de commerciële omroep en huidig voorlichter van een grote Zuid-Hollandse gemeente niet heeft gekeken naar werk in andere sectoren dan enkel de gemeente. ‘Zo heb ik ook gekeken naar andere vacatures, ook wel bij bedrijven’, zei hij. ‘Maar wel allemaal in de wat hardere sector. Niet bij zorg, niet bij, onderwijs, maar wel bij netbeheer of bij stroomleveranciers’.

Ook drie andere voormalig journalisten gaven aan dat het niet per se vanzelfsprekend was dat ze als