• No results found

5. Resultaten 1 Introductie 1 Introductie

5.5 Resultaten beursnotering in de Verenigde Staten en risicoverslaggeving

Om de relatie te leggen tussen wel of geen beursnotering in de Verenigde Staten en de omvang van de sectie risicoverslaggeving, zijn de hypothesen H3a en H3b doormiddel van een enkelvoudige regressie-analyse getest. Hieronder zullen de hypothesen worden weergeven, waarna wordt aangeven met welke regressievergelijking deze hypothesen zijn getest. Vervolgens zullen de resultaten van de regressie-analyse worden besproken.

Hypothese 3a. Er is een positief verband aanwezig tussen de omvang van de sectie risicoverslaggeving en het feit of een Nederlandse onderneming in ‘compliance’ moet zijn met de Sarbanes-Oxley Act.

Regressie 7. (R7) : # WOORDEN = B0 + B1 NOTERING VS + ε

Hypothese 3b. Er is een positief verband aanwezig tussen het aantal benoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving en het feit of een Nederlandse in ‘compliance’ moet zijn met de Sarbanes-Oxley Act.

5.5.1 Resultaten beursnotering in de Verenigde Staten en risicoverslaggeving 2007

Uit regressie R7 blijkt dat er een positief verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en de omvang van de sectie risicoverslaggeving, gemeten in het aantal woorden. Het significantie niveau van R7 bedraagt 0,002, dit niveau ligt lager dan het in de onderzoeksmethodiek vastgestelde niveau van α0,05 waardoor er geconcludeerd mag worden dat R7 significant is. De beta in de regressievergelijking is positief, derhalve gaat het hier om een positief verband. Daarnaast bedraagt de ‘Adjusted R-Square’ van R7 0,202, wat inhoudt dat 20,2% van de omvang van de sectie risicoverslaggeving, gemeten in het aantal woorden, wordt bepaald door een beursnotering in de Verenigde Staten. Op basis van deze resultaten dient hypothese H3a voor 2007 te worden aangenomen.

Op basis van regressie R8 blijkt dat er geen verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving. Het significantie niveau van R8 bedraagt 0,721, dit is veel hoger dan het significantie niveau van α0,05 dat is vastgesteld in de onderzoeksmethodiek, dus R8 is niet significant. Daarnaast bedraagt de ‘Adjusted R-Square’ van R8 -0,023 wat inhoud dat een beursnotering in de Verenigde Staten nauwelijks een verklarende factor is voor het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving. Op basis van deze gegevens zou hypothese H3b moeten worden verworpen.

5.5.2 Resultaten beursnotering in de Verenigde Staten en risicoverslaggeving 2008

De resultaten van regressie R7 zijn in overeenstemming met de resultaten van 2007. Het significantie niveau van R7 bedraagt 0,03, dit niveau is lager dan het in de onderzoeksmethodiek vastgesteld significantie niveau van α0,05 waardoor R7 significant is. Daarnaast is de beta voor R7 positief, wat inhoud dat het hier om een positief verband gaat. In tegenstelling tot 2007 is de ‘Adjusted R-Square’ kleiner, deze bedraagt voor R7 0,098 dus 9,8% in 2008 in plaats van 20,2% in 2007. Op basis van deze resultaten dient hypothese H3a voor 2008 te worden aangenomen.

De resultaten van regressie R8 komen niet geheel overeen met de resultaten uit 2007. R8 is nog steeds niet significant, het significantie niveau bedraagt 0,055. Echter ligt dit

significantie niveau heel dicht tegen het in de onderzoeksmethodiek vastgestelde significantie niveau van α0,05 aan. Eveneens wordt er bij statistische testen in plaats van een significantie niveau α0,05 wel eens een significantie niveau van α0,10 gebruikt, wat in zou houden dat de regressie wel significant is. De beta van de regressievergelijking is positief wat inhoud dat het gaat om een mogelijk positief verband. De verklarende factor van een beurnotering in de Verenigde Staten, de ‘Adjusted R-Square’, bedraagt 0,071. Op basis van deze resultaten dient hypothese H3b te worden verworpen. Echter is het niet onomstotelijk aangetoend dat er geen verband is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving, het significantie niveau van R8 ligt immers dicht bij het vastgestelde significantie niveau van α0,05.

5.5.3 Resultaten beursnotering in de Verenigde Staten en risicoverslaggeving 2009

De resultaten van regressie R7 zijn in overeenstemming met de resultaten uit 2007 en 2008. R7 is significant het significantie niveau bedraagt 0,007, dit niveau ligt onder het in de onderzoeksmethodiek vastgestelde significantie niveau van α0,05. De beta van de regressievergelijking is positief, waardoor het hier gaat om positief verband. De verklarende factor, de ‘Adjusted R-Square’, bedraagt 0,16. Deze 16% verklarende factor in 2009 ligt tussen de gevonden waarden in 2007 en 2008, namelijk 20,2% en 9,2%. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat er een positief verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en de omvang van de sectie risicoverslaggeving, gemeten in het aantal woorden. Hypothese H3a dient dus te worden aangenomen.

De resultaten van regressie R8 borduren voort op de resultaten uit 2008. Het significantie niveau van R8 is 0,012, het significantie niveau vastgesteld in de onderzoeksmethodiek bedraagt α0,05, derhalve is R8 significant. De beta van R8 is positief, waardoor er sprake is van een positief verband. De ‘Adjusted R-Square’ van R8 bedraagt 0,138, de verklarende factor een beursnotering in de Verenigde Staten bepaald dus voor 13,8% het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving. Op basis van deze resultaten dient hypothese H3b te worden aangenomen. Er is in 2009 dus een positief verband

aanwezig tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving.

5.5.4 Samenvatting / discussie resultaten

Op basis van de resultaten van regressie R7 in 2007, 2008 en 2009 kan geconcludeerd worden dat er een positief verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en de omvang van de sectie risicoverslaggeving, gemeten in het aantal woorden. Hypothese H3a wordt dus aangenomen. De verklaring voor dit resultaat is te vinden bij de code Tabaksblat en de Sarbanes-Oxley Act. Ondernemingen die in zowel Nederland als de Verenigde Staten beurs genoteerd zijn dienen aan beide wetgevingen te voldoen. Zoals uit de literatuur blijkt dient er voor de code Tabaksblat heel breed te worden gerapporteerd over de gehele interne beheersing, voor de Sarbanes-Oxley Act daarentegen dient heel diepgaand gerapporteerd te worden over de ‘internal controls over financial reporting’ (Renes, 2004). Kort gezegd komt het erop neer dat ondernemingen die in beide landen beursgenoteerd zijn naast breed te rapporteren over de interne beheersing, diepgaand moeten rapporteren over de ‘internal controls over financial reporting’, waardoor het in lijn der verwachting ligt dat de gehele rapportage van de ondernemingen omvangrijker is.

Op basis van de resultaten van de regressie R8 in 2007 en 2008 dient hypothese H3b te worden verworpen. Op basis van de resultaten van R8 in 2007 kan gesteld worden dat er geen verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving. Echter op basis van de resultaten van R8 in 2008 kan geconcludeerd worden dat positieve verband mogelijk wel aanwezig is. In 2009 wordt R8 bevestigd waardoor er in dat jaar een positief verband aanwezig is tussen een beursnotering in de Verenigde Staten en het aantal genoemde risico’s in de sectie risicoverslaggeving. De resultaten met betrekking tot deze hypothese lopen uiteen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, zoals gezien bij bovenstaande hypothese, onderneming die in beide landen genoteerd zijn in hoeveelheid meer rapporteren, maar dat deze ondernemingen niet per definitie een groter aantal risico’s rapporteren. Op basis

van deze resultaten twee keer verworpen en één keer aangenomen dient voor dit onderzoek hypothese H3b te worden verworpen.