• No results found

Religie als coping mechanisme

4 Resultaten

4.2 Verwerking & aanvaarding

4.2.4 Religie als coping mechanisme

Coping heeft betrekking op de gedachten en gedragingen die mensen gebruiken om het hoofd te bieden aan moeilijk te vervullen persoonlijke wensen of aan de vereisten van externe situaties die mensen als stressvol ervaren (Van der Stel, 2005). Onder niet-religieuze coping verstaan Bhui, King & Dein (2008) de methoden van coping die door zowel niet-moslims als moslims gebruikt worden. Een voorbeeld hiervan is hoop koesteren.

“Ik zie ook mensen die niet gelovig zijn, maar die zijn wel hoopvol. Ik denk zolang dat je leeft met een beperking, dan hoop je sowieso dat je gaat genezen, of je gelovig bent of niet.” (Nadia)

In de gesprekken die gevoerd werden, kan bij alle deelnemers met een beperking wel een methode van niet-religieuze coping ontdekt worden: huilen, ontkenning, praten over gevoelens, verbergen van emoties voor anderen, etc. Persoonlijk echter, legden de participanten in hun interview vooral een nadruk op de religieuze methoden van coping die voor hen als moslim belangrijk waren. De

resultaten vertellen ons iets meer over de waarde die de deelnemers hechten aan geduld, dankbaarheid, leven van dag tot dag en vertrouwen op Allah. Belangrijk om op te merken is dat hoewel er bij de onderzoekspersonen in deze thesis sprake is van positieve religieuze coping, er bij bepaalde moslims ook sprake kan zijn van negatieve religieuze coping. In dat geval kan de moslim zijn verplichtingen tegenover God eerder als een last ervaren. De gelovige kan zich zorgen maken over de mate waarin hij of zij zich inspant om een goed moslim te zijn en als gevolg daarvan negatieve gedachten of schuldgevoelens ontwikkelen (Van der Valk, Driessen, & Boering, 2009).

4.2.4.1 Sabr (geduldige volharding)

In de literatuurstudie werd sabr reeds beschreven als een noodzakelijk onderdeel van het geloof van een moslim. Op basis van een hadith van Bukhari en Moeslim, geloven moslims ook dat Allah het geduld doet toenemen van iedereen die geduldig probeert te zijn. Nora bracht dit als volgt aan bod in het interview:

“Ik weet het is heel moeilijk. Je wordt ook beproefd op je geduldigheid, op hoe je ermee omgaat, hoe je gaat reageren, maar Hamdoelillah [dank aan Allah]. Ik weet niet hoe dat ik die sabr heb gekregen en die mo’awana *hulp+ van Allah, subhanahu wa ta'ala [geprezen en verheven is Hij]. Echt waar, das prachtig. Ik weet niet hoe je dat kan beschrijven. (Nora)

47 Dat sabr voor moslims centraal staat in het leven, wordt ook in dit onderzoek bevestigd (Van der Valk, Driessen, & Boering, 2009). Geduldig volharden in tijden van tegenspoed wordt door de participanten aangebracht als een ‘vanzelfsprekende houding’. We vinden in de resultaten ook de verschillende invullingen van sabr uit het boek van Ibn Ql Qayyim (2009) terug. Sabr wordt daarin onder meer gedefinieerd als ‘kalm blijven wanneer ons iets slecht overkomt’, als ‘zich onthouden van klagen’ en als ‘zichzelf trainen om met moeilijkheden om te gaan’.

“Ik heb nooit gezegd ik heb last van dat of…Je hoort mij niet. Ook als ik ik weet niet hoeveel pijn heb. Je gaat mij nooit niet horen. Ik klaag niet. Ik kan dat niet. Je hebt het gekregen punt uit.”(Latifa)

“Ik loop ook niet van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat te kreunen van de pijn of auw te roepen of zo, nee, het is er en ik heb dat leren aanvaarden. Ik heb er mee leren leven.” (Nora)

4.2.4.2 Dankbaarheid

Geduld en dankbaarheid gaan in islam vaak hand in hand. Geduld wordt beschouwd als de helft van het religieuze leven en dankbaarheid als de andere helft (Jacobs, 2006). Er zijn verschillende

manieren waarop een moslim zijn dankbaarheid jegens God kan uiten. Een gebruikelijke uitdrukking van dankbaarheid en lofprijzing is ‘(Al)hamdoelillah’. Een uitspraak die ook terug te vinden is in de dagelijkse vocabulaire van de participanten. Doorheen de gesprekken werd de uitdrukking zeker veertien keer gebruikt, tussen het Nederlands taalgebruik door. In de Koran lezen we over dankbaarheid:

“Hebt gij niet gezien dat God aan u dienstbaar gemaakt heeft wat in de hemelen is en wat op de aarde is en u Zijn weldaden volop gegeven heeft uiterlijk en innerlijk? En indien gij de weldaden Gods opsomt kunt gij die niet tellen.”(Koran: hoofdstuk 31, vers 19 en hoofdstuk 16, vers 18)

Deze verzen illustreren eigenlijk precies waarom de moslims in dit onderzoek alles behalve ondankbaar willen zijn tegenover God. Ondanks hun disability, vinden de deelnemers dat ze niet ontevreden mogen zijn, omdat ze los van hun beperkingen nog steeds gezegend zijn met vele gunsten van Allah.

“Ik heb heel veel moeten meemaken,ik heb heel veel moeten doorstaan en ik heb heel veel moeten aanvaarden, maar hamdoelillah [dank aan Allah], dat ik op mijn benen kan staan, dat ik kan praten, dat ik kan weggaan, dat ik dingen kan,…” (Nora)

“Toen ik da ziekte hoorde, heb ik nooit gezegd van Allah waarom ik? Of zo van ok ik geloof in Allah, waarom heeft die mij dat dan gegeven, waarom niet iemand anders? Dat heb ik nooit gezegd. Ik zei altijd er zal wel een uitweg zijn. Ik weet wel dat MS nooit geneest , maar ik zeg altijd Shukr [dank] dat ik altijd op mijn benen ben, dat ik naar de kinderen kan kijken, dat ik een man heb, dat ik een kop koffie kan drinken met vrienden en dat ik niet rolstoelafhankelijk ben. Dan ben ik gelukkig en blij en dan zeg ik ook zo van dank u [Allah].” (Gulperi)

Zeyneb geeft aan dat ze door het hebben van scoliose ook nieuwe dingen heeft geleerd. Wanneer ze denkt aan mensen die het nog moeilijker hebben dan zij zelf, vindt ze dat ze heel tevreden zou moeten zijn.

48

“Als je een beperking hebt, dan leert ge heel veel. Je leert echt heel veel. Je leert om geduldig te zijn, je leert om meer met je geloof bezig te zijn en zo te kijken van ja, er zijn nog ergere mensen dan ik, dus ik moet echt heel dankbaar zijn.” (Zeyneb)

We kunnen dit citaat linken met een overlevering, waarin de profeet Mohammed zegt dat wanneer mensen de gunsten van Allah willen zien, ze niet enkel moeten kijken naar al diegenen die financieel en fysiek beter af zijn dan hen, maar ook oog moeten hebben voor diegenen die minder fortuinlijk zijn dan zij zelf (Moeslim).

4.2.4.3 Leven van dag tot dag

In de literatuurstudie werd het advies ‘leven van dag tot dag’ toegelicht vanuit islamitisch standpunt. Er werd toen gesteld dat wanneer men zichzelf kan stimuleren om alle energie op de productiviteit van iedere nieuwe dag te concentreren, een eventuele verzwakking van de wilskracht vermeden kan worden (Al-Qarni, 2006). Het volgende citaat illustreert hoe Gulperi in de praktijk probeert om zich over ‘morgen’ inderdaad pas zorgen te maken als die ‘morgen’ er is.

“Ja, ik leef nu van vandaag, ale, ik ben er vandaag. Ik denk niet aan morgen, omdat ik niet weet wat mij morgen te wachten staat. Dan denk ik zo wat ik vandaag heb gedaan, heb ik vandaag gedaan en wat morgen gaat zijn weet ik toch niet, dus kan ik ook nog geen plannen maken. Vooral in de verre toekomst maak ik niet zoveel plannen. Van in de zomer gaan we naar daar en dit en dat, dat doe ik niet. Das zo als het erop aan komt dan zie ik wel, wat het gaat zijn. Dat wel.”

Gulperi geeft aan dat ze door haar beperking ook veel bewuster door het leven gaat. Ze probeert uit elke dag het beste te halen, omdat ze niet weet welke mogelijkheden ze in de toekomst nog zal hebben.

“Vroeger, als me iets stoorde, dan zei ik dat ook, zo van oh dat stoort mij, ik vind dat niet leuk. Maar nu is dat zo van, oh ik ga die mens pijn doen. Ik hou liever mijn mond. Ik zeg niet dadelijk alles rechtuit. Omdat ik ook denk zo van stel dat ik die vandaag pijn heb gedaan en morgen herinner ik mij dat niet meer, ale morgen ben ik dan dement of dit en dat,ja, dan kan ik mij niet terug excuseren. Dan zeg ik liever zo van pff laat maar, dat heb ik wel. Vroeger als ik iets eruit flapte, dan stond je daar ook niet zo bij stil, terwijl dat je eigenlijk toen ook vandaag of morgen kon sterven als je het zo bekijkt, maar daar sta je dan niet bij stil als je niet zo ziek zijt.”

4.2.4.4 Zich richten tot Allah

In tijden van moeilijkheid, kan de verbinding met Allah veel betekenis hebben voor de gelovige hulpvrager. Moslims ervaren dat Allah hen helpt en dat ze op Hem kunnen vertrouwen. Zich richten tot God kan daardoor empowerend werken en de mentale kracht versterken (Van der Valk, Driessen, & Boering, 2009).

“Zeg: Niet zal ons iets anders treffen dan wat God voor ons beschreven heeft. Hij is onze beschermheer en dus is het op God dat de gelovigen hun vertrouwen moeten stellen.” (Koran: hoofdstuk 9, vers 51).

De resultaten tonen aan dat de moslims die geïnterviewd werden de verbinding met God vooral lijken te vinden via het gebed, het lezen van Koran en het uitspreken van smeekbeden. Voor Gulperi

49 bracht het vertrouwen op Allah bijvoorbeeld innerlijke rust op de momenten dat ze door haar

depressie aan zelfdoding dacht.

“Die gedachten waren er, want soms als ik auto reed dan dacht ik zo van, als ik nu zo heel hard tegen die boom aan rijd, wat zou er dan gebeuren? Zo de gedachten die er allemaal kwamen he, maar dan was dat, ik bidde, ik zei ook zo van help mij [Allah], doe die gedachten weg en ik las de Koran en zo,en dat maakte mij zo een beetje rustiger.“

Ook Nora ziet het geloof als een krachtbron. Dankzij haar geloof kan ze optimistisch door het leven gaan. Niet-gelovigen, zoals haar lotgenoten in het ziekenhuis, zijn echter veel pessimistischer zegt ze. Zij demotiveren elkaar met hun gepraat.

“Alhamdoelillah [Dank aan Allah]: we geloven. Dat is wat ik ook soms zei tegen die oude dames in het ziekenhuis. Die zeggen amai hoe doe jij dat? Je bent nog maar 23! Oh my God, als ik dat was, was ik al lang uit het raam gesprongen. Je hebt nog een heel leven te gaan en je hebt dat en je hebt dat. Ik zeg ja, maar één ding hebben jullie niet en ik heb dat wel: ik heb mijn geloof. Ik hou mij daaraan vast. Dat houdt mij sterk en daardoor ga ik ook verder. Daarom ga ik verder met een lach en niet zoals jullie.”(Nora)

Amal en Latifa sluiten aan bij Nora en beschrijven hoe de psychospirituele boodschap van islam ook voor hen de aanzet vormt tot een optimistische kijk op het leven (Bogaert, 2005).

“Ik vind, ons geloof sterkt ons eigenlijk echt. Tis eigenlijk iets positiefs in ons leven, wat eigenlijk de nadelen van de beperking verzacht, want je kunt u altijd zo, tot God keren en je hebt altijd steun. Tis niet voor niets ofzo. Je denkt van: het is iets wat dat je hebt die beperking, maar het feit dat je gelooft, zorgt ervoor dat je niet in een dip geraakt. Dat je niet negatief gaat worden. Dus het geeft sowieso een positieve wending aan alles. Mijn visuele beperking zorgt er niet voor dat ik ga vluchten van mijn geloof, maar het duwt mij meer naar mijn geloof toe, omdat het een soort hoop is. Het is nooit uitzichtloos als je blijft geloven.” (Amal)

“Pas op ik wil graag genezen insha Allah [als Allah wil]. Iedereen zegt van ja dat is een

ongeneeslijke ziekte en dit en dat, maar ik zeg zo je weet nooit, wat God voor mij in petto heeft. Je weet nooit wat mijn weg is. Misschien ga ik genezen, gaat er een mirakel komen of wat dan ook. Daarom zeg ik van ok, Allaho a’lam *Allah weet het beter+.” (Latifa)