• No results found

6. Mogelijkheden tot handhaven

2.6. Geschiktheid toezicht voor de algemene doelstelling: tus- tus-senconclusie tus-senconclusie

4.2.1. De regelgeving inzake toezicht in België

Van de drie in deze rechtsvergelijking betrokken landen heeft België de meest recent herziene regeling van toezicht op vermogensbeheer bij minderjarigen. De laatste grondige hervormingen inzake het ouderlijk gezag en de voogdij in Bel-gië stammen uit 2001.438

Toezichthoudend orgaan, doel toezicht en kosten

In België is in eerste instantie de familierechtbank belast met toezicht op het beheer van ouders over het vermogen van hun minderjarige kinderen.439 De familierechtbank kan in het belang van het kind verzocht worden om wijzigin-gen omtrent het ouderlijk gezag. Een dergelijke wijziging kan worden beperkt tot een bevel om informatie te verstrekken over bankrekeningen, dan wel om bepaalde geldsommen terug te storten op een bankrekening, die er onrechtmatig van werden afgehaald.440 De familierechtbank kan zich bij een dergelijke zaak laten bijstaan door de bevoegde sociale dienst door aan hen een welomschreven onderzoeksvraag voor te leggen, indien de rechtbank oordeelt dat het meege-deelde dossier onvoldoende informatie bevat.441

De vrederechter (in vergelijking met ons recht te beschouwen als een kanton-rechter, op lokaal niveau) treedt op als een tweede toezichthoudende instantie ten aanzien van de ouders. Ouders en voogden kunnen bepaalde handelingen betreffende het vermogen van de minderjarige slechts rechtsgeldig verrichten nadat zij daartoe uitdrukkelijk zijn gemachtigd door de vrederechter.442 De vre-derechter onderzoekt of de betreffende handeling het belang van de minderjarige dient. Hiertoe kan hij informatie inwinnen bij eenieder die hij daartoe geschikt acht,zoals een accountant. 443

437

Deze tekst is mede gebaseerd op de questionnaire ingevuld door Prof. dr. Frederik Swen-nen en dr. Sara Matthé, verbonden aan de Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep Per-sonen en Vermogen.

438

Wetten van 27 maart 2001, 29 april 2001, BS 31 mei 2001, zie overigens ook een repara-tiewet van 13 februari 2003, BS 25 maart 2003.

439

Art. 376 BW.

440 Wuyts 2005, nr. 421.

441

Art. 1253ter/6 Ger.W.

442

Art. 378 jo art. 410 BW.

443

146 De vrederechter is tevens belast met het toezicht op de voogdij.444 Hij wijst niet alleen een voogd aan, maar ook een toeziende voogd. Laatstgenoemde fungeert als informatiebron voor de vrederechter. De toeziende voogd moet de vrederech-ter op de hoogte brengen indien hij meent dat de voogd tekortschiet in de op-voeding van de minderjarige of het beheer van diens goederen.445

Iedere rechter die in het kader van een zaak die voor hem aanhangig is, in zijn

uitspraak een geldsom doet toekomen aan een minderjarige, moet ambtshalve de plaatsing van deze geldsom op een geblokkeerde rekening van de minderjarige bevelen. In die zin kunnen ten derde alle rechters als potentiële toezichthouders van ouders worden beschouwd.446 Bij dit bevel dient ook melding te worden gemaakt van de bijzondere toezichtstaak die met betrekking tot deze gelden toekomt aan de vrederechter. De ouders kunnen namelijk slechts beschikken over deze gelden na een uitdrukkelijke machtiging daartoe door de vrederech-ter.447

Het Belgische recht maakt in verschillende opzichten onderscheid tussen toe-zicht op vermogensbeheer van ouders enerzijds en dat van voogden anderzijds. Voogden zijn aan strenger toezicht onderworpen dan ouders. Dit onderscheid wordt hierna nader uiteengezet.

Het hoofddoel van de Belgische wetgever bij de toezichthoudende instanties is toezien op de eerbiediging van het belang van het kind door de ouder(s), respec-tievelijk voogd(en), bij de uitoefening van de bevoegdheden over het vermogen van de minderjarige.448 Het toezicht laat toe om na te gaan of de ouder, respec-tievelijk de voogd, het onder bewind gestelde vermogen ‘in stand houdt, niet-speculatief vermeerdert en voor redelijke vruchtdraging zorgt’.449

De procedures voor de vrederechter zijn overigens vrijgesteld van rolrechten en griffierechten. 450 444 Art. 390 en 410 BW. 445 Art. 403 BW. 446 Art. 379, lid 2 BW. 447 Art. 410, § 1, 14° BW.

448 Swennen, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen: Intersentia 2015, 183, nr. 279.

449

Swennen, F. en Robert, T. ‘De toezichthouders op het beheer (de beheerders) van ander-mans vermogen – capita selecta’, RW 2003-04, (1614) 1614, nr. 1.

450

147

Onderscheid ouders en voogden

De Belgische wet maakt, zoals hiervoor gemeld, onderscheid tussen toezicht op bewind van ouders en op dat van voogden.

Op het bewind van de voogd wordt voortdurend toezicht gehouden. De voogd is - anders dan de ouders - verplicht tot verslaglegging bij aanvang van, tijdens, en aan het einde van het bewind. Hij is bij aanvang van de voogdij gehouden tot het opmaken van een boedelbeschrijving met waardeschatting van de roerende en onroerende goederen van de minderjarige.451 Indien hij geen boedelbeschrijving indient binnen een termijn van één maand, respectievelijk een verlengde termijn van maximaal zes maanden, zal de vrederechter zelf een notaris aanduiden die wordt belast met het opmaken van de boedelbeschrijving, dit op kosten van de voogd.452 Bij de aanvang van de voogdij bepaalt de vrederechter bij welke bank-instelling de gelden van de minderjarige moeten worden geplaatst. Hij bepaalt tevens het bedrag dat door de voogd van het vermogen mag worden afgehaald en onder welke voorwaarden.453

De voogd is verplicht om tijdens zijn bewind jaarlijks de rekening van het door hem gevoerde beheer over te leggen aan zowel de vrederechter als de toeziende voogd.454 Hij dient binnen dertig dagen na de beëindiging van zijn mandaat, in aanwezigheid van de vrederechter en de toeziende voogd, een definitieve reke-ning over te leggen aan de minderjarige die meerderjarig is geworden of ont-voogd is.455 Deze verplichting raakt de openbare orde, zodat de voogd er niet van kan worden vrijgesteld.456

Op het bewind van ouders wordt geen voortdurend toezicht uitgeoefend. Wel gelden er regels voor het beleggen van gelden en zijn ouders onderworpen aan voorschriften op grond waarvan zij - evenals de voogd - voor het aangaan van verschillende rechtshandelingen de goedkeuring van de vrederechter behoeven. Deze regels worden hierna nader uiteengezet.

Ouders zijn niet steeds gehouden om bij de meerderjarigheid van hun kind ver-antwoording af te leggen over hun beheer. Slechts indien hun meerderjarig 451 Art. 406 BW. 452 Art. 406, § 1 BW; Wuyts 2005, 25, nr. 42. 453

Wenst de voogd een hoger bedrag af te halen of over gelden te beschikken zonder aan de vastgelegde voorwaarden te voldoen, dan heeft hij hiertoe een voorafgaande machtiging nodig van de vrederechter, art. 407 BW; Wuyts 2005, 81, nr. 138.

454

Art. 413 BW.

455 Art. 415 BW. In België kan een minderjarige vanaf vijftien jaar onder bijzondere omstan-digheden door de rechter worden ontvoogd. Hierdoor wordt de minderjarige bevrijd van verschillende beperkingen die normaal gesproken voortvloeien uit minderjarigheid.

456

148 worden kind daartoe uitdrukkelijk verzoekt, dienen zij rekenschap af te leg-gen.457 Wel kunnen eventuele fouten van ouders in hun beheer reeds tijdens het ouderlijk gezag worden vastgesteld door de rechtbank.458

Sinds de hervorming van de voogdijwet in 2001 kent het Belgische recht overi-gens geen onderscheid meer tussen toezicht dat wordt uitgeoefend op het be-wind van één ouder of op het bebe-wind van twee ouders.459

Voorschriften voor belegging vermogen en beperking vertegenwoordigingsbe-voegdheid

De Belgische wetgever heeft zowel voor de ouders als voor de voogd voorzien in een algemene verplichting om het kapitaal van de minderjarige te plaatsen op een geblokkeerde rekening op naam van de minderjarige.460 Deze regeling wordt voor ouders en voogden anders uitgewerkt. In geval van voogdij bepaalt de vre-derechter in het algemeen op welke rekening de voogd om het even welke gel-den die aan de minderjarige pupil toekomen, moet laten storten, en onder welke voorwaarden hij daarover kan beschikken.461

Bij de aanvang van de voogdij legt de vrederechter de richtlijnen vast voor het beheer door de voogd in een wijzigbare basisbeschikking. Deze basisbeschik-king bepaalt onder andere een aantal maatregelen met betrekbasisbeschik-king tot de financi-ele bfinanci-elegging van het kapitaal van de minderjarige. De vrederechter wijst ten eerste de instelling aan waar rekeningen moeten worden geopend waarop even-tuele kapitaalstortingen aan de minderjarige dienen plaats te vinden en effecten of waardepapieren van de minderjarige moeten worden gedeponeerd. Ten twee-de bepaalt twee-de vretwee-derechter twee-de voorwaartwee-den waarontwee-der twee-de gestorte kapitalen of titels kunnen worden teruggenomen of herbelegd. De vrederechter bepaalt ten derde het bedrag dat moet worden belegd en de voorwaarden waaraan de beleg-ging moet voldoen. Zo kan de vrederechter vastleggen hoe speculatief een be-legging mag zijn, respectievelijk of de bebe-legging dient gericht te zijn op vermo-gensgroei dan wel op renteopbrengst.462 Deze voorschriften worden

457

Art. 379 BW; Wuyts 2005, 237, nr. 471.

458

Cass. 14 oktober 1957, Arr. Cass. 1958, 79.

459

Daarvóór kende de wet een dergelijk onderscheid wel. Was er maar één ouder beschikbaar, dan ontstond vóór 2001 de voogdij. De beschikbare ouder werd dan als wettelijke voogd aangeduid. Als voogd was zijn bewind dan onderworpen aan een strenge controle door de (inmiddels afgeschafte) familieraad en de vrederechter, Swennen 2015, 180.

460 Art. 379, lid 2 en lid 3 BW; art. 407, 4° BW; art. 776 BW; art. 68 Wet 4 april 2014 betref-fende de verzekeringen, BS 30 april 2014.

461

Art. 407, § 1, 1°- 4° BW.

462

149 haafd door de bevoegdheid van de vrederechter om de voogd te ontzetten in geval van schending.463 De voogd kan slechts geld van de rekening van de min-derjarige afhalen onder de voorwaarden en binnen de grenzen die de vrederech-ter in de basisbeschikking heeft vastgelegd. Hij vereist voor het afhalen zelf zodoende geen medewerking van de vrederechter, maar moet wel de grenzen en voorwaarden respecteren die de vrederechter vooraf daaromtrent heeft vastge-legd. Wenst de voogd bijkomende bedragen af te halen, dan vereist dat een machtiging door de vrederechter.464

Ouders mogen volgens de hoofdregel zonder machtiging van de vrederechter

gelden van de rekening van hun minderjarig kind afhalen met het oog op finan-ciële beleggingen.465 Dit is vanzelfsprekend anders als gelden op een geblok-keerde rekening zijn gestort, onder de voorwaarde dat de wettelijke vertegen-woordiger er slechts met goedkeuring van de vrederechter over mag beschikken. Ouders zijn verplicht om de gelden te besteden en te beheren ‘als een goede huisvader’.466 De handhaving van dit principe ligt in de mogelijkheid voor de familierechtbank om in het belang van het kind beslissingen betreffende het ouderlijk gezag te wijzigen of op te leggen, waaronder het bevel om de afge-haalde gelden terug te plaatsen.467 Hierbij dient te worden opgemerkt dat de ouders wel de voorafgaande machtiging van de vrederechter nodig hebben, in-dien zij de gedane financiële beleggingen later willen vrijmaken.468

Voor zowel ouders als voogden geldt dat belegging in onroerend goed (het aan-kopen van onroerend goed) altijd onderworpen is aan machtiging door de vrede-rechter.469

Zowel ouders als voogden behoeven voor het aangaan van een limitatief opge-somd aantal rechtshandelingen de machtiging van de vrederechter.470 Het betreft onder meer het vervreemden van goederen, het aangaan van een lening, het verhypothekeren of in pand geven van goederen, het aankopen van een onroe-rend goed, het verwerpen van een nalatenschap en verschillende andere rechts-handelingen. Opvallend is vooral dat ouders en voogden ook de machtiging van de vrederechter nodig hebben voor het aanvaarden van een schenking, een 463 Art. 399 BW. 464 Art. 407 BW; Wuyts 2005, 81, nr. 138. 465 Wuyts 2005, 78, nr. 134. 466 Wuyts 2005, 79, nr. 134.

467 Art. 387 bis BW; Wuyts 2005, 211, nr. 421.

468 Art. 410, 1° BW. 469 Art. 378 en art. 410, § 1, 9° BW. 470 Art. 378 BW; art. 410 BW.

150 genaamschap of legaat.471 In de andere in de rechtsvergelijking betrokken rechtsstelsels geldt dit voorschrift niet.

De sanctie voor het verrichten van rechtshandelingen zonder de voorgeschreven machtiging van de vrederechter is de ‘relatieve nietigheid’.472 Dat betekent dat de rechtshandelingen geldig zijn, maar van de zijde van de minderjarige vernie-tigd kunnen worden. Het meerderjarig geworden kind kan gedurende tien jaren na zijn meerderjarigheid de nietigverklaring van deze rechtshandelingen vorde-ren.473

Bepaalde handelingen waarvoor de voogd een vrederechterlijke machtiging nodig heeft, bijvoorbeeld de vertegenwoordiging van de minderjarige in rechte, zijn voor ouders uitdrukkelijk vrijgesteld van het machtigingsvereiste.474 De wetgever beschermt de activa van de minderjarige door de toezichthoudende instantie al bij de ontvangst van de activa te betrekken. Om deze reden kunnen ouders of een voogd - zoals hiervoor al aangegeven - een nalatenschap die aan de minderjarige toekomt slechts (beneficiair) aanvaarden na machtiging daartoe door de vrederechter en behoeven zij deze machtiging ook voor de ontvangst van een schenking.475 Overigens kent het Belgische recht verschillende bepa-lingen op grond waarvan gelden ten behoeve van een minderjarige op een ge-blokkeerde rekening gestort dienen te worden. Een voorbeeld hiervan is de reeds genoemde wettelijke bepaling dat bij iedere rechterlijke beslissing waarbij uit-spraak wordt gedaan over geldsommen die toekomen aan een minderjarige, geldt dat die geldsommen moeten worden gestort op een rekening die op zijn naam is geopend.476 De gelden worden automatisch geblokkeerd tot het kind meerderjarig wordt of tot de uitdrukkelijke machtiging tot vrijmaking van de gelden door de vrederechter is verkregen.477

Ook fondsen en waarden die uit nalatenschappen toekomen aan een minderjari-ge, moeten rechtstreeks op een rekening worden gestort die geblokkeerd blijft

471 Art. 410 BW. 472 Wuyts 2005, 147, nr. 292. 473 Art. 1304 lid 1 BW. 474

Art. 378, § 1, lid 1 BW juncto art. 410 BW.

475 Tenzij er sprake is van aanvaarding door grootouders (bij gebreke van ouders), art. 410, § 1, 5° en 6° BW.

476 Art. 379 BW.

477

De rechtsleer is overigens verdeeld over de vraag of deze bepaling inzake het ouderlijk gezag tevens dient te worden toegepast op de voogdij; Wuyts 2005, 128-129, nrs. 245-246.

151 tot de meerderjarigheid van de betrokkene.478 Tot slot kent de wet de verplich-ting dat de betalingen die op grond van een (levens)verzekeringsovereenkomst toekomen aan een minderjarige, rechtstreeks gestort worden op een geblokkeer-de rekening op naam van geblokkeer-de mingeblokkeer-derjarige.479

Maatregelen

De familierechtbank kan beslissingen nemen betreffende het ouderlijk gezag bij slecht bewind door de ouders. De rechtbank kan het ouderlijk gezag zelfs toe-wijzen aan slechts één van de ouders en de taak van de andere ouder beperken tot alleen een toezichthoudende taak.480 De familierechtbank kan de exclusieve gezagsuitoefening door één ouder uitdrukkelijk beperken tot het beheer over de goederen van de minderjarige.481

De vrederechter kan bij slecht bewind de voogd ontzetten uit zijn functie.482 Een minder vergaande ingreep is de splitsing van de voogdij in een voogd voor de persoon van de minderjarige en een voogd die het bewind voert over zijn goe-deren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden bevolen indien de voogd zich niet houdt aan zijn verplichting om jaarlijks een verslag over het door hem gevoerde beheer over de goederen van de minderjarige in te dienen bij de vrederechter. De vrederechter herleidt dan als het ware zijn opdracht tot de persoon van de min-derjarige.483

De vrederechter kan van het wanbeheer van de voogd op de hoogte worden gebracht door de toeziende voogd. Tevens kan het wanbeheer blijken uit de jaarlijkse verslagen die de voogd moet indienen of uit het ontbreken van deze verslagen.484 De vrederechter kan tot slot alle maatregelen nemen om zich te informeren over de familiale, morele en materiële toestand van de minderjarige, alsook over diens leefomstandigheden.485 In het bijzonder kan hij de procureur des Konings verzoeken om, door de bemiddeling van de bevoegde sociale dienst, over al deze punten alle dienstige inlichtingen in te winnen.

478

Art. 776 BW; Swennen 2015, 183, nr. 279.

479

Art. 68 Wet 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, BS 30 april 2014.

480

Art. 387bis BW.

481

Wuyts, T., ‘Eens onbekwaam, voor alles onbekwaam? Over de gevolgen van de plaatsing van een ouder onder voorlopig bewind voor de uitoefening van het ouderlijk gezag’, noot onder Brussel 3 april 2007, T. Fam. 2007, 97-100.

482 Art. 398-399 BW. 483 Wuyts 2005, 16, nr. 20. 484 Art. 413 BW. 485 Art. 412 BW.

152 Een belangentegenstelling tussen de voogd en het kind wordt opgelost door de vertegenwoordiging van het kind over te laten aan de toeziende voogd. Ingeval de belangen van de toeziende voogd ook tegenstrijdig zijn met de belangen van het kind, dan wijst de vrederechter ambtshalve of op verzoek van een belang-hebbende een voogd ad hoc alsook een toeziende voogd ad hoc aan.486 Indien er

een belangentegenstelling bestaat tussen de ouders en hun kind, dan stelt de vrederechter ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende een voogd ad

hoc (vergelijkbaar met een bijzondere curator in ons recht) aan.487 Zijn slechts de belangen van één ouder tegengesteld aan die van het kind, dan zal de andere ouder het kind vertegenwoordigen. De aanstelling van een voogd ad hoc is dan niet vereist.488

Kritiek

In de rechtsliteratuur wordt opgemerkt dat de regels inzake de verplichte recht-streekse storting van ontvangen gelden op een geblokkeerde rekening, geen sluitende bescherming aan de minderjarige bieden, omdat er betalingen zijn die hier niet onder vallen.489 Dit betreft met name betalingen in het kader van rechtshandelingen waarvoor geen machtiging van de vrederechter nodig is. De toeziende voogd wordt als een particuliere toezichthoudende instantie be-schouwd. Indien het bewind over het vermogen van het kind wordt uitgeoefend door slechts één ouder, dan heeft de andere ouder ook een particuliere toezichts-taak. Heeft het kind slechts één ouder, dan bestaat er geen vergelijkbare particu-liere toezichtinstantie. De rechtsliteratuur stelt dan ook voor om voor dat geval in de wet voor te schrijven dat een toeziende voogd moet worden aangesteld.490 De toepassing van machtigingsvereisten op de ouders wordt soms als te ver-gaand ervaren. Het betreft echter geen algemeen gedeelde kritiek. Een andere rechtsleer benadrukt dat de afschaffing van machtigingsvereisten bij het ouder-lijk gezag zou getuigen van een al te groot vertrouwen in ouders, bij wie net zoals bij de voogd een gevaar voor misbruik bestaat.491

486 Art. 404 BW. 487 Art. 378 BW. 488 Wuyts 2005,162-163, nr. 313.

489 Zo valt het aandeel van de minderjarige in de verkoopsom van de openbare verkoping van een onroerend goed waarin hij door een nalatenschap medegerechtigd is en dat op initia-tief van de bekwame mede-eigenaars werd verkocht, niet onder het toepassingsgebied van de regeling. Swennen & Robert, RW 2003-04, (1614) 1616, nr. 5 en 1617, nr. 10.

490

Swennen & Robert, RW 2003-04, (1614) 1623, nr. 31.

491

153 De rechtsliteratuur betreurt de afwezigheid van een verplichting voor de ouders om tussentijds verantwoording af te leggen van het gevoerde beheer.492

Gesuggereerd wordt om de splitsing van het gezag over de persoon en het ver-mogen van de minderjarige als sanctie in te voeren bij het ouderlijk gezag. De ouders zouden dan het ouderlijk gezag over de persoon van het kind kunnen behouden, terwijl het bewind over het vermogen tegelijkertijd zou kunnen wor-den uitgeoefend door een voogd.493

Waarborgen in het erfrecht

In de situatie waarin één van de met elkaar gehuwde ouders van een kind over-lijdt en er geen testament is, erft een kind de blote eigendom van de nalaten-schap. De langstlevende ouder erft het recht van vruchtgebruik hiervan. Dat betekent in feite dat het kind de eigenaar van de nalatenschap wordt, maar dat het moet gedogen dat de langstlevende ouder de nalatenschap levenslang in gebruik houdt. De minderjarige ondervindt waarborgen in het erfrecht doordat ouders en voogden namens het kind slechts rechtsgeldig een nalatenschap kun-nen aanvaarden of verwerpen indien zij hieraan voorafgaand de machtiging hebben verkregen van de vrederechter. De vrederechter kan aan deze aanvaar-ding bepaalde voorwaarden verbinden. De wet bepaalt tevens dat de verwerping of aanvaarding van een nalatenschap voor een minderjarige slechts beneficiair kan geschieden.494

Het Belgische recht kent een legitieme portie voor kinderen. Als wettelijke