• No results found

4. Kwantitatief onderzoek

5.2 Reflectie op de gehanteerde onderzoeksmethodes

Het verkennen van de belevingswereld van de hobbydierhouders in zowel de rationele als emotionele variabelen is invulling gegeven door creatieve sessies. Het karakter van een creatieve sessie ofwel groepsdiscussie waar gebruik is gemaakt van projectieve technieken, kan enig effect hebben op de resultaten zoals die gevonden zijn. Ten eerste vind er een se- lectie van een specifieke groep hobbydierhouders plaats. De deelnemers aan een groepsdiscussie kunnen gekarakteriseerd worden als een iets actievere groep van hobby- dierhouders, zij zijn immers bereid om tijd vrij te maken om mee te werken aan een workshop over hun hobby. Ten tweede kunnen er tijdens de groepsdiscussie allerlei groepsprocessen plaatsvinden. Hier is in de opzet van de sessies weliswaar rekening mee gehouden en ook de discussieleiders zijn hierop alert geweest, maar toch is niet helemaal te voorkomen. Er kan hierbij gedacht worden aan effecten van individuele kenmerken zoals bijvoorbeeld dominantie en sociale aspecten. Bovendien kan door herkenning en erkenning bij de deelnemers een onderwerp uitvergroot de aandacht krijgen. In het kader van dit on- derzoek was het persoonlijk contact met de hobbydierhouder waardevol omdat er in deze setting ruimte was voor het uiten van gevoelens en emoties.

Om te toetsen hoe de inzichten uit het kwalitatieve onderzoek gelden voor een grote- re groep van hobbydierhouders is een vragenlijst ingezet. Op deze wijze is het mogelijk een representatieve groep van hobbydierhouders te benaderen over de meest relevante on- derwerpen. Uit respect voor de respondent is het noodzakelijk dat de verwachte tijdsduur voor het invullen van de vragenlijst maximaal 20 minuten is. Dit betekent dat er een selec- tie van te toetsen inzichten uit het kwalitatief onderzoek heeft plaatsgevonden. Tevens moeten we ons realiseren dat het lastig is om middels een vragenlijst inzicht te krijgen in de mate waarin gevoelens en emoties een rol spelen. Bovendien is niet altijd duidelijk waarom bepaalde antwoorden gegeven zijn omdat er geen direct contact is met de hobby- dierhouder.

5.2.1 Reflectie op kwalitatief onderzoek (creatieve sessies)

De deelnemers aan de creatieve sessies zijn personen die bereid waren om mee te werken aan een workshop over hun hobby. Ondanks dat deze hobbydierhouders mogelijk iets ac- tiever zijn wat betreft hun hobby, toch bestaat het vermoeden dat deze deelnemers een redelijk volledig beeld hebben gegeven over de variabiliteit van de aspecten gerelateerd aan de onderwerpen die aan de orde zijn geweest. Zo blijken bijvoorbeeld de in de creatie- ve sessies naar voren gekomen motieven van hobbydierhouders overeenkomstig de literatuur.

Het laten kiezen van en associëren op basis van ansichtkaarten door de deelnemers heeft over het algemeen goed gefunctioneerd. Op deze wijze werden de deelnemers onder- steund bij het expliciteren van hun ideeën en emoties bij een onderwerp. Door niet direct te vragen naar bijvoorbeeld de motieven voor het houden van landbouwhuisdieren hebben we, zo is onze inschatting, de intuïtie en emoties van de deelnemers beter weten aan te spreken waardoor er meer inzicht is verkregen in de achtergronden van opvattingen van een aantal hobbydierhouders. Bovendien vonden de deelnemers het prettig om op deze 'an- dere' manier bezig te zijn met het onderwerp.

De onderzoekers hebben op een aantal momenten afgeweken van het draaiboek (zie bijlage 3). Dit was op momenten waarop bleek dat er onvoldoende animo bleek te zijn om bijvoorbeeld een tekening over een bepaald thema te maken. Sommige deelnemers voelden zich niet zeker over hun competenties in deze, anderen meenden dat het thema van de workshop een 'te serieus' onderwerp was om er op deze luchtige, kinderlijke manier mee om te gaan. Vanzelfsprekend hebben de onderzoekers respect getoond voor deze signalen uit de groep en hebben zij derhalve in die gevallen de aanpak van de workshop aangepast op deze reacties van de deelnemers. Tijdens workshops waar wel voldoende bereidheid was om te tekenen, leverde het raden van elkaars thema's en filosoferen over wat de teke- naar wilde uitdrukken met de tekening, vaak een leuke en vruchtbare discussie op. Soms kwamen deelnemers dan beter uit de verf dan eerder tijdens de workshop.

Het associëren (rondom de perceptie van de overheid) op antoniemen, woorden met een tegengestelde betekenis, leverde soms te weinig op. De onderzoekers hebben hiervan geleerd dat op deze wijze associëren van mensen vereist dat ze op een hoog abstractie ni- veau kunnen denken en het moeten durven om zeer vrij te associëren. Dit vond een deel van de deelnemers moeilijk.

Een ander opvallend punt is dat het erop lijkt dat beelden die de deelnemers hebben bij de politiek, de overheid, overheidsorganisaties, beleid, naleving en sanctionering, con- tinu door elkaar heen lopen. Om dit te voorkomen is een discussie in dit kader duidelijk gericht en ingericht.

Tijdens de sessies bleek ook dat de deelnemers onderlinge invloed op elkaar hebben. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de discussie over de beleving van de overheid. Er werden negatieve ervaringen uitgewisseld die vervolgens reacties en emoties opriepen. Deze onderlinge invloed is niet alleen negatief maar ook positief van aard. De hobbydier- houders spraken met veel enthousiasme en betrokkenheid (passie zelfs) over hun hobby. 5.2.2 Reflectie op kwantitatief onderzoek (vragenlijst uitgezet via internet)

In dit project is het uitzetten van een vragenlijst via internet een nuttige activiteit geweest. Het bleek een interessante mogelijkheid om dichter bij de daadwerkelijke doelgroep te komen.

In het onderdeel over de basale sociale behoeften zijn stellingen geformuleerd met termen die gevoelens uitdrukken die herkenbaar kunnen zijn voor hobbydierhouders. Ele- menten van gevoelens in de stellingen maakt dat hoger opgeleiden zich mogelijk minder goed herkennen in het beeld dat de stelling schetst. Dit beeld leeft ook bij Motivaction: ho- ger opgeleiden scoren minder op de uitersten van de schaal van dergelijke stellingen dan lager opgeleiden.

Bij de interpretatie van de resultaten van het kwantitatief onderzoek is niet te achter- halen welk dier men in gedachten heeft gehad bij het invullen van de vragenlijst. In de vragenlijst zijn respondenten herhaaldelijk gevraagd om bij de beantwoording van de vra- gen de landbouwhuisdieren in gedachten te nemen. Echter, veel hobbydierhouders zijn tevens in het bezit van gezelschapsdieren. De vraag is daarom of zij daadwerkelijk de landbouwhuisdieren in gedachten hebben gehad bij het beantwoorden van de vragen.