• No results found

Belangrijke aspecten van de wijze waarop hobbydierhouders het houden van landbouwhuisdieren beleven

6. Conclusie en aanbevelingen

6.2 Belangrijke aspecten van de wijze waarop hobbydierhouders het houden van landbouwhuisdieren beleven

1. Hobbydierhouders houden landbouwhuisdieren vooral vanwege de ontspanning en om praktische redenen

Uit het onderzoek komt naar voren dat de meeste hobbydierhouders hun dieren vooral houden vanwege:

- de ontspanning (62%): de dieren betekenen onthaasting, afleiding van de dagelijkse

beslommeringen en in sommige gevallen actief bezig zijn (stallen uitmesten, schapen drijven);

- de praktische redenen (52%): de dieren worden gehouden om bijvoorbeeld het gras

kort te houden, vanwege de eieren en eventueel vanwege de melk en het vlees.

1

Bij de selectie van hobbydierhouders voor het kwantitatieve onderzoek is er geselecteerd op diersoort en het aantal dieren dat de hobbydierhouder heeft en niet op registratie of organisatie.

Minder vaak (ongeveer 30%) werden motieven als 'omdat ik ze zo mooi vind', 'omdat ik vind dat kinderen veel van de dieren kunnen leren', 'vanwege de warmte die ik in het contact ervaar' en 'omdat ik hierdoor de positieve sfeer van het platteland ervaar' naar vo- ren geschoven als belangrijkste reden om landbouwhuisdieren te houden.

2. De meeste hobbydierhouders ervaren dat dankzij het houden van landbouwhuisdie- ren meerdere sociale behoeften worden vervuld

Om zich adequaat gesteund en niet eenzaam te voelen dienen basale sociale behoeften van mensen in meer of mindere mate te worden vervuld (Weiss, 1974). Uit het onderzoek komt naar voren dat de helft tot meer dan de helft van de respondenten ervaart dat met het hou- den van landbouwhuisdieren hun behoeften aan 'bevestiging', 'het kunnen verzorgen', 'het hebben van betrouwbare relaties' en 'bescherming advies en informatie', worden vervuld. Een kleiner deel van de respondenten ervaart dat dankzij de hobby hun behoefte aan 'ge- hechtheid' en 'ingebed zijn in een sociaal netwerk' worden vervuld. Evenwel is bijna een derde van de hobbydierhouders het eens met de stelling dat hun dieren eigenlijk bijna kin- deren voor hen zijn!

Van alle hobbydierhouders ervaren varkenshouders in de sterkste mate dat, dankzij het houden van dieren, meerdere sociale behoeften worden vervuld. De kippenhouders ervaren dit in de minst sterke mate. Daarnaast blijkt dat laagopgeleiden meer dan hoogopgeleiden dit ervaren en dat hobbydierhouders die op het platteland zijn opgegroeid dit meer ervaren dan hobbydierhouders die niet op het platteland zijn opgegroeid. Eveneens geldt dat hob- bydierhouders die lid zijn van een (fok)vereniging het vervullen van basale sociale behoeften door het houden van dieren meer ervaren dan niet georganiseerde hobbydier- houders.

3. Bij de meeste hobbydierhouders mogen de dieren (gewoon) oud worden en gaan ze dood als gevolg van ouderdom

Maar liefst 88% van de hobbydierhouders herkent zich in de stelling dat bij hen de dieren gewoon oud mogen worden en overlijden als gevolg van ouderdom. Ongeveer een derde van de hobbydierhouders neemt afscheid van dieren wanneer ze niet meer productief zijn. Een kwart van de hobbydierhouders neemt afscheid van dieren omdat ze, vanwege het la- ten jongen, af en toe te veel dieren hebben om voor te kunnen zorgen. 14% van de hobbydierhouders doet af en toe dieren weg in het kader van selectie/fokkerij.

4. De meeste hobbydierhouders eten de eigen dieren niet op

De meerderheid van de hobbydierhouders (75%) eet de eigen dieren niet op. De meerder- heid is hier ook niet mee opgegroeid. Uitzondering vormen de koeienhouders; 88% van hen eet wel het vlees van de eigen dieren. Hobbydierhouders afkomstig van het platteland, hebben minder moeite met de dood en met het slachten van een hobbydier dan hobbydier- houders die in de stad zijn opgegroeid.

5. Wat er met dode dieren gebeurt, varieert afhankelijk van de doodsoorzaak en de diersoort

Wanneer het dier niet meer productief is, er een teveel aan dieren is of dieren geselecteerd worden in verband met fokkerijdoeleinden, wordt door kippen- en geitenhouders in de

meeste gevallen andere opvang gezocht voor de dieren, door schapen en koeien houders worden de dieren meegegeven aan de veehandelaar. Hobbydierhouders die zijn opgegroeid op het platteland laten overigens hun dieren in deze situaties eerder door een veehandelaar ophalen dan hobbydierhouders die niet zijn opgegroeid op het platteland. In geval van een natuurlijke dood worden koeien, schapen en geiten vaker door Rendac opgehaald in verge- lijking met kippen en varkens. Wanneer hobbydierhouders afscheid moeten nemen van het dode dier, kiezen leden van een (fok)vereniging vaker voor het destructiebedrijf dan niet- leden.

6. Hobbydierhouders vormen een diverse groep en laten zich daarom slechts tot op ze- kere hoogte segmenteren

Ten einde met de informatievoorziening en overige communicatie optimale aansluiting te vinden bij de doelgroep hebben we onderzocht of er onderscheidende groepen zijn onder de hobbydierhouders. Dit blijkt tot op zekere hoogte het geval te zijn. We constateren dat er onder de hobbydierhouders geen specifieke leef- of burgerschapstijl significant meer voorkomt dan een andere leef- of burgerschapstijl. Ook blijkt dat hobbydierhouders niet van elkaar te onderscheiden zijn op basis van clusters van sociale behoeften. Wel kunnen we - op basis van de resultaten uit hoofdstuk vier - concluderen dat hobbydierhouders in veel gevallen van elkaar onderscheiden kunnen worden naar het soort dier dat wordt ge- houden, in mindere mate naar het opleidingsniveau en op basis van op het platteland of in de stad opgegroeid zijn en in nog mindere mate naar al dan niet georganiseerd zijn.