• No results found

4. Kwantitatief onderzoek

4.8 Perceptie overheid

Aan de hobbydierhouders is een aantal stellingen voorgelegd over de rol van de overheid in het algemeen, in relatie tot I&R, preventieve gezondheidszorg en dierziektebestrijding. Achtereenvolgens worden de antwoorden van hobbydierhouders op deze stellingen be- sproken in de paragrafen 4.8.1, tot en met 4.8.4. Paragraaf 8.5 sluit af met een deel- conclusie.

4.8.1 De rol van de overheid

Uit het kwantitatieve onderzoek onder de hobbydierhouders blijkt dat:

- 60% van de hobbydierhouders vindt dat de overheid zich niet moet bemoeien met hun dieren;

- 77% van de hobbydierhouders vindt dat mensen met maar een paar dieren geen ge- vaar vormen voor de intensieve veehouderij;

- 73% van de hobbydierhouders vindt dat ze geen ruimte krijgen om de (gevoelde) ei- gen verantwoordelijkheid te laten zien aan de overheid;

- 72% van de hobbydierhouders begrip heeft voor het feit dat de overheid regels heeft voor houders met enkele hobbydieren;

- 65% van de hobbydierhouders liever zelf bepaalt wat er met hun dieren gebeurt.

Stellingen m.b.t. overheid

2,7

De overheid hoort zich niet te 13% 27% 34% 26%

bemoeien met mijn dieren Mensen met enkele dieren zijn

3,2

geen gevaar voor intensieve 8% 15% 30% 47%

veehouderij

De hobbydierhouder krijgt geen

3,0

ruimte om de (gevoelde) eigen 4% 23% 39% 34%

verantwoordelijkheid te laten aan de overheid

Ik begrijp dat de overheid regels

2,9 11% 17% 43% 29%

heeft voor houders met enkele landbouwhuisdieren

Ik bepaal zelf wel wat er met mijn

2,8 10% 26% 35% 30%

dieren gebeurt, daar heeft de overheid niets mee te maken

mee oneens meer mee oneens dan eens eens meer mee eens dan oneens mee eens

Diersoort

- vooral koeienhouders (88%) hebben begrip voor het feit dat de overheid regels heeft voor houders met enkele hobbydieren (ns, in tegenstelling tot 72% van het totaal aan- tal hobbydierhouders);

- varkenshouders zijn het vaker dan kippen- geiten- schapen- en koeienhouders eens met de stelling dat de hobbydierhouders geen ruimte krijgt van de overheid om eigen verantwoordelijkheid te nemen (s.);

- varkenshouders zijn meer dan kippen- en schapenhouders van mening, dat de over- heid niets met hun dieren te maken heeft. Ze bepalen zelf wel wat er met hun dieren gebeurt (s.).

Opleidingsniveau

- laagopgeleiden vinden meer dan hoogopgeleiden dat de overheid zich niet moet be- moeien met hun dieren (s.);

- laagopgeleiden vinden meer dan hoogopgeleiden dat mensen met maar een paar die- ren geen gevaar vormen voor de intensieve veehouderij (s.).

Overig

- van leden van (fok)verenigingen is bekend dat zij significant vaker dan niet-leden vinden dat ze geen ruimte krijgen om hun eigen verantwoordelijkheid te laten zien; - de jongste categorie hobbydierhouders (<24 jaar) is significant minder van mening

dat de overheid zich niet hoort te bemoeien met hun dieren dan de oudere hobbydier- houders.

4.8.2 I&R

Volgens 65% van de hobbydierhouders heeft de registratie van hobbydieren geen nut. Ech- ter, 80% van de hobbydierhouders vindt wèl dat de herkomst van een dier bekend moet zijn. De overgrote meerderheid van de hobbydierhouders vindt oormerken daar geen goed middel voor gezien de lelijk- en onhandigheid ervan en omdat het zielig is voor het dier.

Identificatie en Registratie 10% 5% 13% 6% 4% 25% 16% 26% 12% 23% 31% 35% 26% 20% 32% 62% 40% 34% 45% 36% 2,9 3,2 2,8 3,4 3,1 Registratie van

hobbydieren heeft geen nut

De herkomst van een dier moet bekend zijn Oormerken zijn zielig

voor het dier

Oormerken zijn lelijk

Oormerken zijn onhandig (scheuren uit)

mee oneens meer mee oneens dan eens eens meer mee eens dan oneens mee eens Figuur 4.15 Stellingen met betrekking tot I&R

Tabel 4.12 Percentage van houders eens met de stelling (het 'meest positieve' percentage is in het blauw weergegeven, het 'meest negatieve' percentage is in het rood weergegeven)

Stellingen/Houders van… Kippen Geiten Schapen Koeien Varkens Gemiddelde.

'Ik zie niet het nut in van registratie' 65 67 60 44 72 65 'De herkomst van het dier moet be-

kend zijn'

81 75 76 100 79 80

'Oormerken zijn zielig' 61 68 59 51 64 62 'Oormerken zijn lelijk' 82 87 86 94 93 82¹ 'Oormerken zijn onhandig ivm uit-

scheuren'

73 79 79 73 73 72

'Door I&R wordt mijn plezier ontno- men'

72 80 74 75 86 72

'Met I&R ontbreekt het aan respect voor het dier'

66 66 67 69 71 66

'I&R-wetten zijn niet te controleren' 51 52 52 37 57 51 'De kans op controle op naleving van

I&R is klein

76 70 59 56 79 76

'Ik houd mijn dieren alleen op mijn erf en heb dus geen oormerken nodig

81 77 65 63 86 80

'Ik begrijp dat hobbydieren geïdentifi- ceerd en geregistreerd moeten worden'

74 69 74 88 72 74

¹ 'Van de rest van de hobbydierhouders met dieren die oormerken zouden moeten dragen vindt ruim 80% de oormerken lelijk' (kippenhouders zijn dus niet meegenomen).

Diersoort

- koeienhouders vinden met 100% sterker dan het gemiddelde (80%) dat de herkomst

van een dier bekend moet zijn (ns). Echter, 44% van de koeienhouders ziet niet het nut in van registratie. Geitenhouders zien met 67% het nut van registratie het minst in (ns);

- geitenhouders vinden met 68% de oormerken het meest zielig, koeienhouders vinden

met 51% de oormerken het minst zielig (ns). De varkenshouders vinden met 93% de oormerken het lelijkst (ns);

- ongeveer driekwart van de varkens-, koeien-, geiten-, èn schapenhouders vinden de oormerken onhandig in verband met uitscheuren;

- driekwart van de hobbydierhouders vindt dat de overheid met de I&R-regelgeving het plezier van de hobbydierhouders ontneemt. Geitenhouders vinden dit overigens significant vaker dan kippenhouders;

- de koeienhouders vinden het minst dat de I&R-wetten niet te controleren zijn (ns);

- vooral kippen- en varkenshouders vinden dat de kans op controle van I&R- regelgeving klein is, de koeienhouders zijn hier het minst van overtuigd. Het zijn te- vens vooral de varkenshouders die hun dieren alleen op hun erf houden en daarom denken geen oormerken nodig te hebben. Dit in tegenstelling tot schapenhouders (s.).

Opleidingsniveau

- hoogopgeleiden vinden meer dan laagopgeleiden de registratie van hobbydieren nut- tig (s.);

- laagopgeleiden vinden meer dan hoogopgeleiden dat het met de I&R-regeling aan respect voor het dier ontbreekt (s.);

- de laagopgeleiden vinden meer dan het gemiddelde dat de I&R-wetten niet te contro- leren zijn (ns);

- laagopgeleiden vinden oormerken significant zieliger voor het dier dan hoogopgelei- den;

- ook zijn laagopgeleiden vaker van mening dat hun dieren geen oormerken nodig hebben aangezien ze op het eigen erf worden gehouden (s.).

Leeftijd

- de leeftijdscategorie <25 jaar denkt meer dan de hobbydierhouders van 25 - 50 dat de regels betreffende I&R wel te controleren zijn (s.). Ook zijn de oudere hobbydier- houders meer van mening dat de herkomst van een dier bekend moet zijn. Wel vinden ze de oormerken zieliger en lelijker (s.) en zij ze van mening dat de oormer- ken makkelijk kunnen uitscheuren (s.);

- hobbydierhouders die zijn opgegroeid op een boerderij, zijn minder van mening dat regels betreffende I&R niet te controleren zijn (s.). Ook zijn ze minder vaak van me- ning dat hun dieren geen oormerken nodig hebben aangezien ze alleen op het eigen erf worden gehouden (s.).

Al dan niet georganiseerd

Leden van (fok)verenigingen vinden significant vaker dan niet-leden dat oormerken lelijk en onhandig zijn en dat het bij I&R-regelgeving aan respect voor het dier ontbreekt.

4.8.3 Preventieve gezondheidszorg

De meerderheid van de hobbydierhouders lijkt zorgvuldig om te gaan met de regels over preventieve gezondheidszorg. Daarnaast schat de meerderheid van de hobbydierhouders de kans dat zij gecontroleerd worden op de naleving van wetten en regels over preventieve gezondheidszorg als klein in. De meerderheid vindt tevens dat wetten en regels over pre- ventieve gezondheidszorg niet zijn te controleren.

Preventieve gezondheidszorg 20% 2% 10% 6% 9% 27% 4% 20% 20% 31% 30% 24% 30% 41% 42% 33% 18% 22% 70% 40% 2,5 3,6 3,0 3,0 2,7

Ik zorg ervoor dat iedereen z'n handen wast die in contact is geweest met mijn dieren (je weet

maar nooit wat je er van oploopt) Ik vind het belangrijk dat mijn stal schoon is. Zo

krijgen ziektekiemen weinig kans

Mijn zieke dieren kunnen niet in contact komen met andere dieren of bezoekers

De kans is klein dat hobbydierhouders gecontroleerd worden op naleving van wetten

en regels over preventieve gezondheidszorg Wetten en regels over preventieve gezondheidsregels zijn niet te controleren

mee oneens meer mee oneens dan eens eens meer mee eens dan oneens mee eens

Figuur 4.16 Stellingen met betrekking tot preventieve gezondheidszorg

Tabel 4.13 Percentage van houders eens met de stelling (het 'meest positieve' percentage is in het blauw weergegeven, het 'meest negatieve' percentage is in het rood weergegeven)

Stellingen/Houders van… Kippen Geiten Schapen Koeien Varkens

'Ik laat iedereen die in contact is geweest met mijn dieren, z'n handen wassen'

54 38 39 19 42

'Ik acht de kans klein dat ik gecontroleerd wordt op de naleving van wetten en regels over PG'

75 62 57 44 86

'Ik heb er vertrouwen in dat de regels over PG zijn te controleren'

Diersoort

- bijna alle hobbydierhouders vinden dat de stal schoon moet zijn in verband met ziek- tekiemen. Varkenshouderslijken hierin het meest strikt (n.s.);

- kippenhouders geven significant vaker dan geiten- schapen- en koeienhouders aan, er voor te zorgen dat bezoekers hun handen wassen na contact met de dieren;

- bij 60-70% van de hobbydierhouders kunnen de zieke dieren niet in contact komen met andere dieren of bezoekers. Bij varkenshoudersligt dit boven de 90% (s.);

- vooral varkenshouders en kippenhouders achten de kans klein dat zij gecontroleerd

worden op de naleving van wetten en regels over preventieve gezondheidszorg.

Koeienhouders zijn hier het minst van overtuigd (s.). Opleidingsniveau

- laagopgeleiden (68%) laten meer dan hoogopgeleiden (44%) ieder die in contact is geweest met dieren z'n handen wassen (s.);

- bijna alle hobbydierhouders vinden dat de stal schoon moet zijn i.v.m. ziektekiemen. (Varkenshouders en) laagopgeleiden lijken hierin het meest strikt (s.);

- bij de laagopgeleide hobbydierhouders kunnen de zieke dieren minder vaak in con- tact komen met andere dieren of bezoekers dan bij hoogopgeleide hobbydierhouders (s.);

- 69% van de laagopgeleiden vindt dat de regels omtrent PGZ niet zijn te controleren. Met deze mening wijken zij significant af van de hoogopgeleide hobbydierhouders (58%).

Overig

Hobbydierhouders die zijn opgegroeid op een boerderij, zijn minder van mening dat de re- gelgeving betreffende preventieve gezondheidszorg niet is te controleren (s.).

4.8.4 Dierziektebestrijding

Het belangrijkste resultaat met betrekking tot dierziektebestrijding (DZB)is dat hobbydier- houders vinden dat dieren recht hebben op vaccinatie. Daarnaast schat het overgrote deel van de hobbydierhouders de kans dat zij gecontroleerd worden op naleving van wetten en regels over dierziektebestrijding als klein in.

Dierziektebestrijding 22% 6% 2% 10% 29% 20% 7% 32% 29% 43% 31% 41% 17% 21% 32% 60% 2,5 3,0 3,5 2,7 Ik doe wat de overheid bepaalt en zal mijn

dieren laten ruimen als dat nodig is

De kans is klein dat hobbydierhouders gecontroleerd worden op naleving van wetten

en regels over dierziekte bestrijding

Ik vind dat de dieren recht hebben op vaccinatie

Wetten en regels over dierziektebestrijding zijn niet te controleren

mee oneens meer mee oneens dan eens eens meer mee eens dan oneens mee eens

Figuur 4.17 Stellingen met betrekking tot dierziektebestrijding

Tabel 4.14 Percentage van houders eens met de stelling (het 'meest positieve' percentage is in het blauw weergegeven, het 'meest negatieve' percentage is in het rood weergegeven)

Stelling/Houders van… Kippen Geiten Schapen Koeien Varkens

'Ik acht de kans klein dat ik gecontroleerd wordt op de naleving van wetten en regels over DZB'

75 70 64 44 72

Diersoort

- gemiddeld zegt 50% van de hobbydierhouders te ruimen als de overheid bepaalt dat dat nodig is. Van de koeienhouders zegt 63% dit te doen (n.s.);

- 55-64% van de hobbydierhouders vindt dat de wetten en regels over dierziektebe- strijding niet zijn te controleren. Van de koeienhouders is 37% het hiermee eens. Opleidingsniveau

- laagopgeleiden (69%) vinden meer dan hoogopgeleiden (54%) dat de regels over dierziektebestrijding niet zijn te controleren (ns).

4.8.5 Deelconclusie

Het beeld dat bij hobbydierhouders bestaat over de rol van de overheid is tegenstrijdig. De meeste hobbydierhouders geven aan dat de overheid zich niet moet bemoeien met de die- ren én dat mensen met maar een paar dieren geen gevaar vormen voor de intensieve

veehouderij. Overigens zijn vooral laagopgeleiden deze mening toegedaan. Tegelijkertijd heeft de meerderheid er begrip voor dat de overheid regels heeft voor houders van enkele landbouwhuisdieren.

De koeienhouders vallen op door hun relatief begripvolle en positieve houding ten aanzien van de overheid. Deze groep ziet de noodzaak in van bepaalde maatregelen en laat zich hierdoor het plezier in het houden van hobbydieren niet ontnemen.

Met betrekking tot dierziektebestrijding is het belangrijkste resultaat dat hobbydier- houders vinden dat dieren recht hebben op vaccinatie. Daarnaast schat het overgrote deel van de hobbydierhouders de kans dat zij gecontroleerd worden op naleving van wetten en regels over dierziektebestrijding als klein in.