• No results found

4. Kwantitatief onderzoek

4.5 Afscheid nemen van het dier

Bijna elke hobbydierhouder krijgt vroeg of laat te maken met sterfte van het dier als gevolg van ouderdom of ziekte. Ook kan het voorkomen dat er teveel dieren zijn om voor te zor- gen, of dat er een ruiming is vanwege de uitbraak van een besmettelijke dierziekte zoals Mond- en Klauwzeer, Klassieke Varkenspest of Vogelpest. Aan de hobbydierhouders is gevraagd of zij wel eens te maken hebben gehad met diverse situaties rondom dood en 'wegdoen' van het dier. Tabel 4.6 geeft hier een overzicht van. Van deze hobbydierhouders geeft 10 % van de hobbydierhouders aan dat ze de afgelopen 5 jaar te maken hebben gehad met ruimingen vanwege besmettelijke dierziektes.

Tabel 4.6 Dood en wegdoen

Situatie Ja (%) Nee (%)

Vaak 1. Overlijden als gevolg van ziekte of ouderdom van het dier 86 14

2. Het dier is niet meer productief 32 68

Minder

3. Teveel dieren om voor te zorgen 23 77

4. Wegdoen voor selectiedoeleinden (fokkerij) 14 86

Weinig

Van de hobbydierhouders die te maken hebben gehad met de dood van een dier (als gevolg van ziekte en ouderdom), geeft eenenzeventig procent aan dat het dier een natuur- lijke dood is gestorven. Daarnaast geeft tweeëntwintig procent van de hobbydierhouders aan dat de dierenarts een dier een spuitje heeft gegeven. Zeven procent van de hobbydier- houders heeft zelf wel eens een eigen dier gedood.

Diersoort

Schapen- (43%) en koeienhouders (50%) hebben significant vaker te maken gehad met het

feit dat ze teveel dieren hadden dan varkenshouders (14%). Ook bij geitenhouders (28%) en kippenhouders (23%) is dit minder vaak voorgekomen (s.) Koeienhouders doen vaker dan andere hobbydierhouders dieren weg omdat ze niet meer productief zijn (n.s.) of van- wege foktechnische redenen (38%, significant vaker dan houders van andere diersoorten). Foktechnische redenen worden ook relatief vaak genoemd door schapenhouders (25%,

n.s.). Koeienhouders hebben meer dan andere hobbydierhouders wel eens te maken gehad

met een ruiming vanwege een besmettelijke dierziekte (31%, n.s.).

Tabel 4.7 Overzichttabel top 4 redenen om dier weg te doen per diersoort (%)

Diersoorten (%)

kippen geiten schapen koeien varkens

Ouderdom 87 92 90 75 93

Productie 33 31 32 56 36

Te veel 23 28 43 50 14

Fokken 13 12 25 38 0

Voor de verschillende redenen van afscheid van het dier die genoemd zijn in tabel 4.7 is gevraagd wat er vervolgens met het dier gebeurd is. Achtereenvolgens wordt dit in de paragrafen 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.4 beschreven. Paragraaf 4.5.5 sluit af met een deel- conclusie.

4.5.1 Overlijden als gevolg van ziekte of ouderdom van het dier

Als een dier eenmaal is overleden als gevolg van ziekte of ouderdom, zijn er diverse ma- nieren om afscheid te nemen van het dier. Figuur 4.11 geeft een overzicht van de door de hobbydierhouders aangegeven handelingswijzen per diersoort.

Wat heeft u vervolgens met het dier gedaan? 22 53 3 7 10 3 2 45 42 1 7 3 2 66 23 4 1 4 1 83 8 8 38 46 15 0% 20% 40% 60% 80% 100% Rendac Destructiebedrijf Begraven Gecremeerd Dierenarts/Gemeente In de vuilnisbak/kliko Overig Weet niet/Geen antwoord

Kippen (n=543) Geiten (n=107) Schapen (n=71) Koeien (n=12) Varkens (n=13) Figuur 4.11 Handelingswijzen van hobbydierhouder na natuurlijke dood van het dier

Diersoort

Uit figuur 4.11 blijkt dat voor grotere dieren vaker wordt gekozen voor het destructiebe- drijf. Zo laat drieëntachtig procent van de koeienhouders hun dieren ophalen door Rendac. Dit is significant vaker dan kippenhouders, varkenshouders en geitenhouders. (Overigens is het voor zowel runderen, geiten, schapen, varkens en kippen verplicht de dode dieren te laten afvoeren naar een destructiebedrijf.) Bij kleinere dieren is begraven een veel aange- geven optie. Drieënvijftig procent van de kippenhouders begraaft zijn kip op het erf. Dit is significant vaker dan houders van geiten, schapen of koeien. Varkenshouders kiezen er ook relatief vaak (46%) voor, hun dode dieren te begraven. Kippen komen vaker dan andere diersoorten in de vuilnisbak of kliko terecht (s.).

Opgegroeid op het platteland of in de stad

Hobbydierhouders die zijn opgegroeid op het platteland laten hun dode dieren significant vaker ophalen door het destructiebedrijf (45%) dan respondenten die niet op een boerderij zijn opgegroeid (22%).

Overig

Leden van een (fok)vereniging kiezen vaker voor het destructiebedrijf (32%) dan niet- leden (22%). Oudere hobbydierhouders kiezen er vaker dan hobbydierhouders voor, hun

4.5.2 Niet meer productief

Tweeëndertig procent van de hobbydierhouders heeft wel eens dieren die niet meer pro- ductief zijn en doet vanwege deze reden het dier weg. Figuur 4.12 geeft een overzicht van de door de hobbydierhouders aangegeven handelingswijzen per diersoort.

Wat is er vervolgens met de dieren gebeurd?

14 11 34 16 5 15 6 22 14 33 14 11 3 44 24 24 12 44 33 11 11 80 20 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Dieren gaan mee met veehandelaar Ik breng het dier/de dieren zelf naar de

slachterij

Zoek andere opvang Slacht de dieren zelf Eet de dieren zelf op Dieren slijten bij ons hun oude dag

Overig

Kippen (n=210) Geiten (n=36) Schapen (n=26) Koeien (n=9) Varkens (n=5) Figuur 4.12 Handelingswijzen van hobbydierhouder nadat het dier niet meer productief is

Diersoort

Uit figuur 4.12 blijkt dat schapen (44%) en koeien (44%) veelal met de veehandelaar mee- gaan wanneer zij niet meer productief zijn. Koeien (33%) en geiten (24%) worden ten opzichte van de andere dieren relatief vaak naar de slachterij gebracht (n.s.). Voor kippen (34%) en geiten (33%) wordt relatief vaak naar andere opvang gezocht, zeker in vergelij- king met koeien (11%, s.) en varkens (0%, s.) De kip is de enige diersoort (5%) die door de eigenaar wordt opgegeten wanneer het niet meer productief is.

Opgegroeid op het platteland of in de stad

Hobbydierhouders die zijn opgegroeid op het platteland zijn vaker geneigd hun dieren mee te geven aan de veehandelaar naar aanleiding van non-productiviteit ten opzichte van hob- bydierhouders die in de stad zijn opgegroeid (s.) Hobbydierhouders die niet op de boerderij zijn opgegroeid, zoeken vaker naar andere opvang voor hun niet meer productieve dieren (s.).

Overig

Mannen zijn eerder geneigd de niet meer productieve dieren te slachten dan vrouwen (s.). Vrouwen kiezen er vaker dan de mannelijke hobbydierhouders voor, de dieren hun oude dag bij hen te laten slijten (s.).

4.5.3 Te veel dieren

Bijna een kwart van de hobbydierhouders heeft wel eens te veel dieren om voor te zorgen, bijvoorbeeld door jonge aanwas. Hobbydierhouders hebben verschillende mogelijkheden om met dit te veel aan dieren om te gaan. Figuur 4.13 geeft een overzicht per diersoort.

Wat is er vervolgens met de dieren gebeurd?

22 6 62 8 2% 1 1 34 63 6 56 6 38 75 13 13 100% 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Dieren gaan mee met veehandelaar Ik breng het dier/de dieren zelf naar de

slachterij

Zoek andere opvang Slacht de dieren zelf Eet de dieren zelf op Dieren slijten bij ons hun oude dag Overig

Kippen (n=143) Geiten (n=32) Schapen (n=34) Koeien (n=8) Varkens (n=2)

Figuur 4.13 Handelingswijzen van hobbydierhouder bij een te veel aan dieren in het bezit

Diersoort

Koeien (75%) en schapen (56%) gaan veelal mee met de veehandelaar (significant ver- schillend met geiten- en kippenhouders). Voor geiten (63%) enkippen (62%) wordt vaker andere opvang gezocht (s.).

Opleidingsniveau

Laagopgeleiden kiezen vaker voor de veehandelaar (s.).

Opgegroeid op het platteland of in de stad

Hobbydierhouders die zijn opgegroeid op het platteland zijn vaker geneigd hun dieren mee te geven aan de veehandelaar (61%) ten opzichte van hobbydierhouders die in de stad zijn

Overig

Oudere hobbydierhouders kiezen vaker voor de veehandelaar dan jonge hobbydierhouders (s.). De jonge hobbydierhouders gaan vaker op zoek naar andere opvang (ns).

4.5.4 Uitgeselecteerde dieren (fokkerij)

Van de hobbydierhouders selecteert, neemt 14% afscheid van het dier naar aanleiding van selectie ten behoeve van fokkerijdoeleinden. Figuur 4.14 geeft een overzicht van wat er vervolgens met de dieren gebeurt.

Wat is er vervolgens met de dieren gebeurd?

27 11 48 8 4 6 3 36 14 36 14 7 70 10 20 5 10 67 33 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Dieren gaan mee met veehandelaar Ik breng het dier/de dieren zelf naar

de slachterij

Zoek andere opvang Slacht de dieren zelf Eet de dieren zelf op Dieren slijten bij ons hun oude dag

Overig

Kippen (n=79) Geiten (n=14) Schapen (n=20) Koeien (n=6) Varkens (n=0)

Figuur 4.14 Handelingswijzen van hobbydierhouder bij het aanbrengen van een selectie

Diersoort

Vooral de houders van schapen (70%) en koeien (67%) geven de dieren mee aan de vee- handelaar. Tussen schapenhouders en kippen- en geitenhouders is dit een significant verschil. Kippen- en geitenhouders zoeken vaker naar andere opvang. Het verschil tussen kippen- en schapenhouders is hierbij significant.

Opgegroeid op het platteland of in de stad

Hobbydierhouders die niet zijn opgegroeid op het platteland kiezen eerder voor het zoeken van andere opvang (s.), terwijl de op de boerderij opgegroeide respondenten veelal kiezen voor de veehandelaar (s.).

4.5.5 Deelconclusie

Houders van geiten, schapen en koeien laten vaker hun aan een natuurlijke dood gestorven dieren ophalen door Rendac dan houders van kippen en varkens. Wanneer dieren niet meer productief zijn, er een teveel aan dieren is of dieren geselecteerd worden in verband met fokkerijdoeleinden, dan is voor schapen en koeien 'meegeven aan de veehandelaar' de meest gekozen optie en voor kippen en geiten is 'zoeken van andere opvang' de meest ge- kozen optie.