• No results found

Reflectie methodologisch en theoretisch kader

M ETHODOLOGISCH KADER

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 8

5.3 Reflectie methodologisch en theoretisch kader

5.3.1 Methodologisch kader

Een aantal beperkingen van dit onderzoek bevindt zich op methodologisch gebied. Zo is gekozen voor een enkelvoudige holistische gevalstudie. Omdat gekozen is slechts één geval te onderzoeken, zijn de uitkomsten van het onderzoek niet goed te generaliseren. De uitkomsten van het onderzoek gelden slechts voor het onderzochte fenomeen, een van de redenen waarom

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 8 6

een meervoudige gevalstudie doorgaans voorkeur geniet. Daarnaast is een interdepartementaal overleg onderzocht dat nog niet ‘af’ is. Het beleidsstandpunt zal bijvoorbeeld nog worden besproken in een Algemeen Overleg op 23 juni 2016. Dit onderzoek is dan afgerond en kan de besproken zaken in dit overleg derhalve niet meer meenemen in de analyse. Bovendien kwam uit het analyseren van interne documentatie en Kamerstukken bijzonder weinig (bruikbare) informatie. Uit de publieke documenten kwam weinig naar voren over de institutionele context. Daarnaast bleek in formele zin niet of nauwelijks aan verslaglegging gedaan, waardoor de inhoudelijke vormgeving van het overleg schriftelijk niet helder kon worden omschreven. Het gegeven dat de documentatie omtrent dit overleg zo minimaal is, zegt echter op zichzelf iets over de uitkomsten van dit onderzoek. De afgenomen interviews en de gestelde schriftelijke vragen haalden deze onbalans enigszins op. Tenslotte moet in het achterhoofd worden gehouden dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een bias van zowel de onderzoeker als de gesproken respondenten, zoals reeds werd aangekaart in het methodologisch kader in paragraaf 3.2.3.

5.3.2 Theoretisch kader

Een tekortkoming binnen het gebruikte theoretisch kader van dit onderzoek is het ontbreken van een uitgebreide analyse van alle vijf de netwerkaspecten zoals Whelan (2012) behandelt. Alleen structuur, cultuur en relaties zijn in dit onderzoek uitgebreid opgenomen en het aspect technologieën is als onderdeel van een ander kenmerk beschouwd. Het beleidsmatige aspect wordt opgevat in diens planning and control mechanismen en geplaatst in de institutionele context van het interdepartementale overleg. De reden hiervoor ligt in de omvang en het bereik van dit onderzoek. Daarnaast is in dit onderzoek geen rekening gehouden met diverse externe factoren die van invloed (kunnen) zijn geweest op het besluitvormingsproces. Dit zouden bijvoorbeeld de politieke discussies waarin verschillende coalitiepartijen haaks op elkaar blijken te staan inzake het al dan niet inzetten van particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen (Daling, 2016) kunnen zijn. Hierbij dient de kanttekening te worden geplaatst dat dit een bestuurskundig onderzoek betreft en dat derhalve naar bestuurskundige aspecten van het interdepartementale overleg is gekeken: de wijze waarop het interdepartementale overleg is georganiseerd. Wanneer naar grondslagen wordt gezocht in politieke controversen, bevindt men zich op het gebied van de politicologie.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 8 7 5.4 Aanbevelingen

5.4.1 Besluitvormingsprocessen binnen de Nederlandse regering

Wallage (2016) stelt dat de sturing van departementen steeds vaker wordt gevoed door hetgeen dominant is in de Tweede Kamer, in plaats van door de expertise en kwaliteiten van de eigen organisatie. De daadwerkelijke toegevoegde waarde van de ambtelijke staf ligt in het feit dat zij niet tegen hun Ministers zeggen: “u vraagt, wij draaien”. In dezen wordt de Nederlandse regering, mede naar aanleiding van het onderzoek naar de interdepartementale samenwerking inzake het besluitvormingsproces omtrent de inzet van particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen ter bescherming tegen piraterij, een aantal dingen aanbevolen over hoe besluitvorming zou kunnen worden versneld. Deze aanbevelingen zijn voornamelijk in hun institutionele context te herkennen. Ten eerste is het verstandig te allen tijde een formele instellingsbeschikking op te stellen – ook wanneer dit onnodig lijkt. Door nauwkeurig de rol en verantwoordelijkheden per betrokken departement te omschrijven, wordt onnodig of dubbel werk voorkomen en weten medewerkers binnen elk departement wat van hem of haar verwacht wordt. Ten tweede is het aan te raden meer planning and control mechanismen in werking te stellen en nauwkeurig overzicht te bewaren op de inhoudelijke vormgeving en voortgang binnen een interdepartementaal overleg. Wanneer vanuit institutionele context niet of nauwelijks sturing wordt gegeven, wordt het lastig te verwachten dat binnen het interdepartementaal overleg binnen de kortste keren afstemming wordt bereikt. Ten derde zouden betrokken ambtenaren zich liever niet distantiëren van het op te lossen probleem. Zij vertegenwoordigen idealiter het deel van de Nederlandse maatschappij dat hinder ondervindt van een bepaalde kwestie. Deze zouden daarom niet moeten werken met een houding “u vraagt, wij draaien”, maar juist moeten proberen vanuit hun expertise de Minister te adviseren op het te nemen besluit. Wallage (2016) stelt in dezen: “Hun taak is ook niet allereerst hun Minister uit de wind te houden. In een wereld vol ambitie, gekleurde opvattingen en onder de permanente druk van de publieke opinie horen zij de rust van de feiten te belichamen. Ministers vinden dat in theorie prima, maar in de praktijk bieden ze hun ambtenaren weinig ruimte voor autonoom advies”.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 8 8

5.4.2 Aanvullend onderzoek

Het gaat voorbij aan het doel van dit onderzoek te onderzoeken in hoeverre de politieke context van invloed is geweest op de vormgeving van het interdepartementale overleg op zowel organisatorisch en institutioneel niveau en op welke wijze het daaraan verbonden besluitvormingsproces kan worden verklaard. Dergelijke aspecten vereisen een politicologisch wetenschappelijke achtergrond van onderzoek, hetgeen waarvan in casu geen sprake is. Dit zou echter wel de mogelijkheid tot verdieping van onderzoek naar de relatie tussen organisatorische en institutionele niveaus bieden. De te onderzoeken aspecten binnen hun politieke context zouden in dit geval nader moeten worden bepaald naar aanleiding van uitgebreid literatuur onderzoek. Figuur 3 is gebaseerd op de structuratietheorie van Perlow e.a. (2004:533) en genuanceerd naar aanleiding van het theoretisch kader uit dit onderzoek en de opvatting dat de politieke context van een interdepartementaal overleg van invloed kan zijn op het bijbehorende besluitvormingsproces.

Figuur 3 – Structuratietheorie: organisatorische, institutionele en politieke context (Perlow e.a., 2004:533 met

aanpassingen ter verduidelijking door auteur)

Interactie betrokken individuen Organisatorische context Structuur Cultuur Relaties Institutionele context Planning en controle Communicatiepatronen Politieke context

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 8 9

BIBLIOGRAFIE

Appelman, M., Gorter, J., Lijesen, M., Onderstal, S. & Venniker (2003). Equal Rules or

Equal Opportunities? Demystifying Level Playing Field. Den Haag: CPB Centraal

Planbureau.

Bacharach, S.B., Bamberger, P. & Sonnenstuhl, W.J. (1996). The Organizational Transformationprocess: The Micropolitics of Dissonance Reduction and the Alignment of Logics of Action. Administrative Science Quarterly, 41(3), pp. 477-506.

Beleidskader – Militaire Vessel Protection Detachment (VPD) ter bescherming van

individueel zeetransport. Appendum op Notitie bestrijding piraterij en gewapende

overvallen op zee (2006). Uitgave: 17 juni 2011.

Beleidsstandpunt – Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij. Uitgave: 4 december 2015.

Berlo, D. van (2012, 10 oktober). Hoe werken 11 ministeries, 12 provincies, 415

gemeenten en 26 waterschappen samen? De Volkskrant. Geraadpleegd op 6 juni

2016 via http://www.volkskrant.nl/opinie/-hoe-werken-11-ministeries-12-provincies- 415-gemeenten-en-26-waterschappen-samen~a3329684/.

Beyens, K. & Tournel, H. (2010). Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve interview. In T. Decorte & D. Zaitch D. (red.), Kwalitatieve methoden en technieken in

de criminologie (pp. 199-232). Leuven: Acco.

Blumberg, B., Cooper, D.R. & Schindler, P.S. (2005). Business Research Methods. London: McGraw-Hill.