• No results found

Alignment of logics of actions Documenten

M ETHODOLOGISCH KADER

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 7

4.4.2.1 Alignment of logics of actions Documenten

Uit de documenten die zijn onderzocht komt niet naar voren hoe de uitwisselingsrelaties tussen de verschillende betrokken actoren worden vormgegeven of hoe de verschillende departementen inhoudelijk op elkaar zijn afgestemd tijdens het besluitvormingsproces. Wel wordt gesteld dat sprake is geweest van consultatie in de maritieme sector, waaronder de NVKK en de vakbond voor zeevarenden (Nautilus). Deze consultatie is volgens de documentatie onderdeel van het wetgevingstraject (Kamerstuk 32706, nr. 50). Tevens wordt gesteld dat de particuliere beveiligingsbedrijven in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen (Kamerstuk 32706, nr. 57:2). Daarnaast wordt aangegeven dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gesprekken heeft gehad met de redersverenigingen, waaruit kon worden afgeleid dat tussen de vijftien en twintig Nederlandse schepen per jaar (tijdelijk) uitvlaggen en onder een andere vlag gaan varen om op deze manier legaal particuliere beveiligers in te kunnen huren (Kamerstuk 32 706, nr. 51:14). Ook uit de schriftelijke bevraging komt naar voren dat deze sector is geconsulteerd tijdens het proces en inzage heeft gekregen in een conceptversie van het uiteindelijke standpunt. Daar waar

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 7 4

mogelijk is, volgens schriftelijk bevraagde respondenten, deze inbreng ook meegenomen in het uiteindelijke besluit. Er is echter geen departement dat in formele de zin van één of meer van de betrokken partijen behartigt. In de praktijk blijkt echter wel naar voren te komen dat reders logischerwijs meer affiniteit hebben met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en vice versa en dat de beveiligingsbedrijven dit hebben met het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het verzenden en publiceren van het beleidsstandpunt is meerdere malen uitgesteld. Deze brieven waren hoofdzakelijk ondertekend door de Minister van Defensie. Het naleven van schriftelijk gemaakte afspraken wordt meerdere malen uitgesteld en de reden hiervoor is voornamelijk dat wordt geprobeerd meer draagvlak te creëren alvorens het beleidsstandpunt te versturen. Daarnaast is in de documenten niet te vinden of er op enig moment sprake was van inconsistentie binnen het interdepartementale overleg of hoe hierop is gereageerd. Wel wordt vanuit de politiek de wens gesteld dat “zij hopen dat het Kabinet zich niet te makkelijk laat leiden door de constante druk die vanuit de rederijen wordt uitgeoefend om privé bewaking mogelijk te maken” (Kamerstuk 32706, nr. 63:6). De druk vanuit de politiek en het de politieke impasse waarin de VVD en PvdA haaks op elkaar staan, komen duidelijk naar voren in een Algemeen Overleg op 12 februari 2015:

“Omdat het kabinet op dit punt volstrekt verdeeld is. De PvdA wil niet, nog niet, en gebruikt daarvoor de dooddoener van Europese samenwerking. De VVD wil wel, denk ik, maar geeft niet aan wat en hoeveel. Waar is de inzet voor de veelzijdig inzetbare krijgsmacht gebleven? De coalitie is verdeeld.” (De Heer Knops, CDA – Kamerstuk 21501-28, nr. 124:3)

Een discussie tussen de Tweede Kamerleden mevrouw Günal-Gezer (PvdA), de heer Vuijk (VVD), de heer De Roon (PVV) en de heer Knops (CDA) toont deze impasse ook tijdens een vergadering op 10 april 2014 (Handelingen, vergaderingnummer 74). Zie hiervoor bijlage II.

Respondenten

Zoals ook tijdens het bespreken van subculturen binnen het overleg zal blijken, hebben de actoren die betrokken zijn binnen het interdepartementale overleg allemaal een bepaalde manier van werken. Wanneer wordt gekeken naar de uitwisselingsrelaties tussen de verschillende actoren, blijkt deze te bestaan uit de logica’s van handelen van verschillende

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 7 5

actoren en de afstemming hiertussen. De betrokken departementen lijken in grote mate op elkaar afgestemd in het bereiken van een gemeenschappelijk doel. Eén van de respondenten benadrukt dat de verschillende Ministeries hier samen uit zijn gekomen en dat er zelden sprake was van inconsistentie van de doelen van de verschillende betrokkenen. Door een respondent binnen één van de departementen wordt over de procesmatigheid binnen het interdepartementale overleg gezegd dat onlangs schriftelijke vragen zijn ingediend en dat de wijze waarop deze vragen vervolgens over de betrokken departementen wordt verdeeld zonder discussie verloopt. Een andere respondent binnen dit Ministerie zegt dat je binnen elk overleg soms inhoudelijk moet afstemmen om ervoor te zorgen dat zaken daadwerkelijk goed verlopen. Deze respondent geeft aan dat binnen dit interdepartementale overleg de inhoudelijke verdeling vrij snel rond was. Vervolgens wordt uitgelegd dat er een heel fundamentele keuze onder dit beleidsstandpunt zit, omdat de overheid in Nederland niemand het recht geeft een wapen te dragen (met uitzondering van de politie) en het inzetten van particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen daarom een fundamentele keuze is waarbij veel gevoel is.

Wanneer wordt gekeken naar het reduceren van cognitieve dissonantie en de probleemperceptie, komen een aantal dingen naar voren. Binnen de data uit de interviews met verschillende respondenten wijst weinig op de aanwezigheid van cognitieve dissonantie of inconsistentie binnen het netwerk. Eventueel voorkomende inconsistentie werd volgens alle binnen de departementen gesproken respondenten buiten het overleg zelf geplaatst:

“Het was meer omdat het onderwerp heel taai was en er politiek allerlei gevoeligheden lagen dat het uiteindelijk heel lang heeft geduurd voordat wij tot een afgestemd gezamenlijk product zijn gekomen.” (Respondent A, persoonlijke mededeling, 24 maart 2016)

Veel zaken in het dossier zijn volgens een respondent uiteindelijk met een politieke insteek in het beleidsdocument gezet. Omdat het een politiek dossier betreft, is veel wat in het beleidsstandpunt staat uiteindelijk ook deels politiek gebleven. Een respondent stelde iets soortgelijks:

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 7 6

“Het is een heel politiek dossier, maar wij zijn niet de politiek. Wij zijn de uitvoerende ambtenaren, met een gemeenschappelijk doel.” (Respondent E, persoonlijke mededeling, 1 april 2016)

Wat betreft het omschrijven van het probleem waarmee het interdepartementale overleg te maken heeft, bestaat een redelijk gelijke belevenis tussen de verschillende gesproken respondenten. Allen beschrijven de toename van het aantal gevallen van piraterij bij de Golf van Aden en het feit dat Nederland een zeevarende natie heeft en, net als vele andere landen, door het Suez Kanaal moet. Hier is door de internationale gemeenschap op gereageerd middels verschillende antipiraterijoperaties. Nederland begon met het inzetten van VPD’s, maar de mogelijkheden hieromtrent bleek tegen grenzen aan te lopen. Veel andere landen maakten al gebruik van private beveiligers op hun schepen, waarna dezelfde vraag ook in Nederland opkwam.

Reflectie aangereikte theoretische inzichten

De actoren lijken goed op elkaar afgestemd wanneer wordt gekeken naar de logica’s van handelen. Ondanks elk departement eigen doelen en middelen heeft, lijken deze binnen het interdepartementale overleg niet inconsistent en juist wederzijds van elkaar afhankelijk. De logica’s van handelen van de vier Ministeries lijken op een lijn te liggen, waardoor de mogelijkheid aanwezig is informatie en diensten uit te wisselen. Hieraan ligt waarschijnlijk de cognitieve logica ten grondslag dat alle partijen hun aandeel moeten kunnen leveren als het interdepartementale overleg een beleidsstandpunt wil schrijven dat voldoende draagvlak creëert om aangenomen te worden. De manier waarop het interdepartementale overleg omgaat met problemen lijkt eenduidig. Meerdere respondenten geven aan dat wanneer de vertegenwoordigers binnen het interdepartementale overleg er niet uit komen, zij alle voor- en nadelen op een rijtje zetten voor hun Ministers, omdat deze uiteindelijk degenen zijn die de belangrijke en definitieve keuzes moeten maken. Deze manier van handelen lijkt langs de breedte van het interdepartementale overleg te gelden. Uiteindelijk lijken de stukken die het interdepartementale overleg naar buiten brengt ‘slechts adviezen’ aan de betreffende Minister, die de keuzes maken.

Alle partijen lijken te zijn geconsulteerd alvorens een beleidsstandpunt te publiceren. Zowel Nederlandse redersverenigingen als particuliere beveiligingsbedrijven zijn volgens de geanalyseerde documenten benaderd. In die zin lijkt te zijn getracht ook met deze partijen tot inhoudelijke afstemming te komen over hoe het piraterijprobleem het best kan worden

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 7 7

opgelost middels de inzet van particuliere beveiligers en hoe deze mogelijkheid vervolgens het best kan worden vormgegeven. Deze schriftelijke werkelijkheid lijkt echter niet te worden gedeeld door de gesproken respondenten binnen de Nederlandse redersvereniging of particuliere beveiligingsbedrijven. De discourse van concretisering lijkt vrij natuurlijk te zijn verlopen. Omdat al langer in deze interdepartementale samenstelling werd gewerkt, werden Kamervragen en uit te werken aspecten gemakkelijk over de betrokken actoren verdeeld. Het reduceren van cognitieve dissonantie bleek belangrijk wanneer het ging om de afstemming van de logica’s van handelen van verschillende actoren en het zoeken naar consistentie binnen een netwerkorganisatie. Er zijn weinig aanwijzingen gevonden voor het op enig moment bestaan van inconsistentie binnen het interdepartementale overleg. Hierdoor is het lastig (of zelfs onmogelijk) iets te zeggen over het bestaan van cognitieve dissonantie. Wanneer de toon uit de verschillende interviews tezamen wordt bekeken, wordt gesteld dat er regelmatig sprake kan zijn geweest van het toevoegen van nieuwe cognitie. Dit wordt afgeleid uit het gegeven dat verschillende respondenten aangeven meer draagvlak voor het beleidsstandpunt te willen creëren en alle zorgpunten van coalitiepartijen te willen adresseren. Door deze inbreng is mogelijk getracht vernieuwing binnen bepaalde punten aan te brengen of aan te voeren.

4.4.2.2 Netwerksubculturen