• No results found

T HEORETISCH KADER

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3

2.3 Institutionele netwerkaspecten

2.3.1 Inleiding

Perlow e.a. (2004) benadrukken dat het gedrag van actoren in een (netwerk)organisatie mede wordt bepaald door hetgeen gebruikelijk is binnen de hen omringende institutionele netwerken. Deze hangen nauw samen met de logics of action als behandelt door Bacharach e.a. (1996). De afstemming hiertussen vormt de inhoud van de analyse in institutionele context. De alignment of policy fields, hierna de afstemming tussen beleidsnetwerken, is van belang binnen de institutionele context van een netwerkorganisatie, omdat deze van invloed is op zowel de structurele, culturele als relationele kenmerken van het analyseobject. De oriëntatie van een netwerkorganisatie op diens omgeving wordt, zoals Whelan (2012) aangeeft, bepaald door de ontwikkeling van een netwerkbeleid. Dit aspect heeft betrekking op het beleid in relatie tot de verschillende taken van en de controle op het netwerk (Whelan, 2012:81). Whelan definieert dit als “the use of mechanisms by actors to monitor the actions

and activities of organizational networks to enhance the likelihood that network-level goals can be attained” (Whelan, 2012:35). Reijling (2015) benadrukt evenwel dat actoren bij het maken van keuzes ten aanzien van opgelegde structuurmaatregelen streven naar versterking van hun legitimiteit binnen een voor hen relevant organisatorisch veld of beleidsnetwerk.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3 4

Ontwikkelingen in de omgeving van de netwerkorganisatie oefenen in die zin invloed uit op de interne bestuurlijke relaties, zij het alleen als resultante van de interpretatie daarvan door actoren in de organisatie. Gelet op dit laatste is het van belang dat de besturing van een netwerkorganisatie, of zoals Whelan (2012) het aangeeft: ‘beleid’, zich niet alleen richt op de afstemming van activiteiten van netwerkactoren door de vormgeving van planning and

control aspecten, maar zich ook richt op het wegnemen van bepaalde drijfveren van actoren

die de integrale samenwerking in de weg staan. Reijling (2015:78) spreek hier over besturing in enge zin en besturing in brede zin. Hij stelt dat vooral het ontwerpen van communicatiepatronen die gericht zijn op het versterken van zowel kennisontwikkeling als de inhoudelijke samenwerking tussen de verschillende onderdelen van de netwerkorganisatie centraal staan. Hierna wordt nader ingegaan op genoemde planning and control aspecten en communicatiepatronen.

2.3.2 Planning and control mechanismen

Het beleidsmatige aspect van analyse focust zich vanuit de optiek van Whelan (2012) op het beleid dat bepaalde formele mechanismen faciliteert die zorgen voor de controle van en binnen het netwerk. Deze mechanismen worden gebruikt voor het nauwkeurig omschrijven van verschillende acties voor bepaalde actoren, het reguleren van informatie-uitwisseling en het formeel vastleggen van de rollen en verantwoordelijkheden van elke actor binnen de netwerkorganisatie. Beleid dient als leidraad voor hoe de netwerkorganisatie in theorie zou moeten functioneren en op welke wijze deze de gemeenschappelijke doelen zou moeten behalen. Wanneer een netwerkorganisatie is ingericht met een leidende actor, is het doorgaans deze actor die de doelen, het beleid en de procedures vastlegt. Wanneer het veiligheidsnetwerk is ingericht met actoren die het leiderschap delen, worden deze doelen, het beleid en de procedures bepaald in overleg. Hiermee doelt Whelan (2012) op de inrichting van besturings- of planning and control mechanismen waarmee verschillende actoren in de netwerkorganisatie aan elkaar worden verbonden en waarmee hun gemeenschappelijke doelen worden bepaald.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3 5

2.3.3 Communicatiepatronen binnen netwerkorganisaties

Inhoudelijke afstemming tussen de leden van de netwerkorganisatie is van groot belang. Weick stelt dat in de zoektocht naar de balans in netwerkorganisaties overeenstemming tussen actoren belangrijker is dan de effectiviteit. In zijn stuk geeft hij onder andere aan (geciteerd in Reijling, 2015:72): “Effectiveness focuses too much attention on decision making and

rationality and too little attention on what assumptions, frameworks, and resources people impose that give shape to that decision making.” (Weick, 1993:362). Participatie van alle

betrokken actoren op zowel uitvoerend als beleidsniveau is daarom essentieel. Mantere en Vaare (2008) pleitten in dit verband voor een discourse van concretisering waarin wordt gezocht naar concrete processen en handelswijzen die ook tot specifieke acties in de uitvoeringspraktijk leiden. Hierdoor krijgen de strategisch vastgestelde uitgangspunten betekenis op de werkvloer en wordt actieve deelname aan een netwerkorganisatie bevorderd. Concretisering lijkt in het bijzonder aan te sluiten op de door Bacharach, Bamberger en Sonnestuhl (1996) bepleitte alignment of logics. Het beleid wordt omgezet naar de gewenste operationele doelen, iets wat de afstemming van netwerkactiviteiten mogelijk maakt (Mantere & Vaare, 2008:346).

2.3.3.1 Alignment of logics of action

Bacharach e.a. (1996) hebben een analysemodel ontworpen dat veranderprocessen binnen organisaties centraal stelt. De auteurs stellen dat van organisaties gezegd kan worden dat deze zich transformeren middels een proces waarbij de logics of action, hierna logica’s van handelen, ertoe leiden dat de actoren die informatie uitwisselen worden aligned, misaligned of

realigned. Alle organisaties gaan volgens Bacharach e.a. (1996) uitwisselingsrelaties met

elkaar aan en binnen deze uitwisselingsrelaties wordt uitgegaan van twee assumpties: de logica van handelen en afstemming. Enerzijds wordt verondersteld dat elke actor zijn eigen specifieke doelen en specifieke middelen om deze te bereiken naar voren brengt in een netwerkorganisatie. Hieraan ligt een aantal algemene logische cognitieve kaders ten grondslag welke het gedrag van elke actor leidt: de logica van handelen. Deze logica van handelen omlijst als het ware de specifieke doelen en middelen van de actor en de impliciete relatie hiertussen ligt ten grondslag aan bepaalde handelingen, bepaald beleid en bepaalde activiteiten van leden van de organisatie (Bacharach e.a., 1996:478). De manier van handelen is voor individuen vaak vanzelfsprekend en manifesteert zich daarom meestal pas wanneer

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3 6

partijen hun handelen bij anderen proberen te rechtvaardigen: de rationalisatie van handelen (Giddens, 1993:90). Anderzijds wordt verondersteld dat geen uitwisseling mogelijk is tenzij de logica’s van handelen van twee of meer betrokken actoren binnen de uitwisselingsrelatie op één lijn liggen. Hoewel beide partijen verschillende logica’s van handelen kunnen hebben, moet de afstemming van hun logica’s van handelen dusdanige zijn dat een wederzijdse afhankelijkheid wordt gecreëerd die zorgt voor de mogelijkheid van de uitwisselingsrelatie (Bacharach e.a., 1996). Afstemming wordt hier bedoeld als zijnde: “the logics of action of

parties in an exchange relationship are not inconsistent with one another” (Bacharach e.a.,

1996:478). Dit wil niet zeggen dat er geen conflicten tussen de verschillende actoren mogen bestaan, maar slechts dat de specifieke middelen en doelen van de actoren niet inconsistent kunnen zijn.

Het plaatsen van enige nadruk op het reduceren van cognitieve dissonantie lijkt belangrijk wanneer wordt gekeken naar het afstemmen van de logica’s van handelen tussen verschillende actoren en het zoeken naar consistentie binnen een netwerkorganisatie (Bacharach e.a., 1996:480). Theorieën inzake cognitieve consistentie stellen dat actoren binnen een netwerkorganisatie inconsistentie te allen tijde proberen te vermijden of verminderen, zelfs wanneer dit de kans op maximaal presteren van de organisatie reduceert (Zimbardo & Leippe, geciteerd in Bacharach e.a., 1996:480). Wanneer actoren twee tegenstrijdige cognities hebben, ervaren zij een “averse state known as cognitive dissonance” (Kahle, 1984:11). Onderzoek toont aan dat actoren in dergelijke situaties gemotiveerd zijn deze cognitieve dissonantie te herstellen door hun eigen gedrag of de hoedanigheid van de cognitie te veranderen, of door nieuwe cognitie toe te voegen (Festinger, geciteerd in Bacharach e.a., 1996:480). Gezien het feit dat actoren consistentie de voorkeur geven en dissonantie willen voorkomen, kunnen zij zich verzetten tegen toekomstige veranderingen of veranderingen uitdagen die reeds hebben plaatsgevonden. De analyse van dissonantie en de daarop volgende afstemming kan inzicht bieden in de veranderprocessen op microniveau van de ene naar de andere vorm van consistentie.

Daarnaast verandert de interpretatie van een situatie (de probleemperceptie/-definitie) vaak als reactie op een bepaalde actie en andersom. Voortbordurend op het werk van symbolisch interactionisten, wordt gesteld dat de definitie die aan een situatie wordt gegeven het model is voor de werkelijke situatie en tevens het cognitieve element vervult in het analyseren van organisatieveranderingen (March & Simon, geciteerd in Bacharach e.a., 1996:478). De

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3 7

cognitieve interpretatie van de situatie kan worden beschouwd als een kritisch startpunt van elke fase binnen veranderprocessen binnen organisaties (Bacharach e.a., 1996:482).

2.3.3.2 Netwerksubculturen

Netwerksubculturen verwijzen naar de verschillende culturen die binnen netwerkorganisaties kunnen bestaan en binnen hun institutionele context belangrijk zijn voor onderzoek. Reijling verwijst in dezen naar systems of signification van Giddens, waarin “de ontwikkeling van het interpretatief referentiekader van waaruit actoren hun directe omgeving herkennen en hun handelen rechtvaardigen” centraal staat (Reijling, 2015:52). Een belangrijk onderdeel voor onderzoek is in dezen de mate waarin leden zich binnen het netwerk aanpassen aan de verschillende culturen die bestaan bij de deelnemende actoren. De mate waarin leden van een netwerk met elkaar interacteren is een belangrijke factor welke bepalend is voor de snelheid waarmee organisatorische netwerkculturen en subculturen zich ontwikkelen (Whelan, 2012:66).

2.3.4 Subconclusie netwerkaspecten in institutionele context

Ook binnen het te onderzoeken aspect naar de afstemming tussen beleidsnetwerken is sprake van het bewerkstelligen van situational awareness binnen institutionele context. Deze afstemming binnen het interdepartementale overleg kan worden bestudeerd op basis van een tweetal aspecten. Enerzijds op basis van de aanwezigheid van zowel procedurele afstemming (planning and control aspecten) en anderzijds op basis van inhoudelijke afstemming. Dit laatste aspect richt zich op de ontwikkeling van een communicatiepatroon, of discourse, waarin theorie en praktijk voortdurend aan elkaar worden verbonden. Het reduceren van cognitieve dissonantie en een eenduidige perceptie van het gemeenschappelijke probleem maken hier deel van uit.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 3 8

Interactie betrokken

individuen Organisatorische context

Structuur

Cultuur

Relaties

Institutionele context

Planning and control Communicatiepatronen