• No results found

M ETHODOLOGISCH KADER

3.1.2 Enkelvoudige holistische casestudie

Casestudies zijn als onderzoeksstrategie vooral geschikt wanneer de onderzoeksvraag een hoe- of waaromvraag betreft. De interdepartementale samenwerking die heeft geleid tot het beleidsstandpunt inzake de inzet van particuliere beveiligingsbedrijven vormt de te bestuderen case van het sociale fenomeen dat tijdens dit empirische kwalitatieve onderzoek centraal staat

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 4 3

en welke wordt bestudeerd in diens natuurlijke context. Het betreft een enkelvoudige holistische casestudie, gezien slechts de interdepartementale samenwerking tot het beleidsstandpunt ter bescherming tegen piraterijbescherming wordt onderzocht.

Figuur 2 – Holistische enkelvoudige casestudie (Devroe, 2015)

Diverse beleidsstandpunten hadden kunnen worden uitgekozen als te onderzoeken case tijdens dit onderzoek. Er is echter gekozen voor het beleidsstandpunt inzake de bescherming van Nederlandse koopvaardijschepen, omdat dit onderwerp al een aantal jaar onderwerp is van interdepartementaal overleg en politieke discussies. In vergelijking met andere Europese landen heeft het in Nederland relatief lang geduurd voor een besluit werd genomen. Daarbij schijnt het sowieso ongebruikelijk te zijn, ook in Nederland, dat het vormen van een beleidsstandpunt inzake een bepaald onderwerp dusdanig lang duurt. De case kan daarom worden aangemerkt als een extreme case, welke een ongebruikelijke manifestatie van een bepaald fenomeen toont (Shakir, 2002:193). Het is interessant te bezien waarom over juist dit onderwerp relatief lang is overlegt voor een standpunt werd ingenomen. Omdat er vier Ministeries betrokken zijn, biedt dit respondenten die kunnen worden bevraagd en beleidsstukken die kunnen worden onderzocht. Dit maakt thick description mogelijk, wat betekent dat het kwalitatieve onderzoek het toelaat om de case grondig en gedetailleerd te beschrijven (Leys, Zaitch & Decorte, 2010:192).

Context

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 4 4

3.1.3 Operationalisatie

Gedurende dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een aantal theoretische concepten die verdere operationalisatie behoeven. Verschillende afhankelijke variabelen hebben elk op hun eigen manier invloed op de onafhankelijke variabele, welke laatste in dit hoofdstuk wordt gevormd door het interdepartementale overleg. Uit het theoretisch kader kwam naar voren dat drie van de vijf aspecten uit het raamwerk van Whelan (2012) specifiek worden onderzocht. Daarnaast is zowel het procedurele als het inhoudelijke afstemmingsniveau tussen de departementen als een te onderzoeken netwerkaspect toegevoegd. Deze vier aspecten vormen de afhankelijke variabelen in dit onderzoek en worden tijdens de operationalisatie omgezet naar concepten als constructen, waardoor tevens hun sociale constructie wordt erkend. Van deze constructen wordt een definitie gegeven en vervolgens worden indicatoren geformuleerd. De operationalisatie van de constructen is in een schematisch overzicht uitgewerkt en opgenomen in bijlage I. Binnen dit onderzoek is afstemming in de institutionele context van invloed op alle organisatorische analyseniveaus en wordt hier dus niet ‘naast’ geplaatst.

3.2 Dataverzameling

3.2.1 Literatuuronderzoek

De eerste methode van dataverzameling betreft een literatuuronderzoek. Deze literatuurstudie wordt teruggevonden in hoofdstuk 2, waarin reeds bestaande wetenschappelijke informatie en kennis zichtbaar wordt gemaakt. Literatuuronderzoek dient er volgens Mortelmans (2010:91) voor de onderzoeksvraag theoretisch uit te werken en maakt duidelijk welk paradigma ten grondslag ligt aan het onderzoek (Mortelmans, 2010:92). De onderzoeker bereikt een bepaalde diepgang en bekendheid met de huidige kennis over het te onderzoeken onderwerp en het wordt mogelijk vanuit dit inzicht diepgaander over de verzamelde data uit interviews en documenten na te denken en deze te analyseren. In dit onderzoek wordt literatuuronderzoek uitgevoerd zodat een theoretisch kader kan worden ontwikkeld en duidelijk wordt wat er al over interdepartementale samenwerking is geschreven. Op basis van deze literatuurstudie zijn deelvragen geformuleerd.

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 4 5

3.2.2 Documentanalyse

De tweede methode van dataverzameling betreft een documentanalyse van interne documentatie en beschikbare beleidsdocumenten welke hebben geleid tot het uiteindelijke beleidsstandpunt in december 2015. Het gaat in dit onderzoek bij documenten om producten met een communicatieve functie (Reulink & Lindeman, 2005:18). Tevens zijn aan de respondenten binnen de betrokken departementen nog een aantal schriftelijke vragen gesteld. De coderingsschema’s van zowel geanalyseerde documenten als afgenomen interviews zijn aangeboden aan de scriptiebegeleider en wegens omvang van de stukken en de anonimiteit van de respondenten niet in het officiële afstudeeronderzoek opgenomen.

3.2.2.2 Kamerstukken en interne documentatie

Binnen dit onderzoek zijn allereerst publiek te vinden Kamerstukken geanalyseerd die te maken hebben met het probleem omtrent het tegengaan van piraterij middels de inzet van particuliere beveiligers. Online is dossier 327062 geraadpleegd en binnen dit hoofddossier zijn alle publicaties geanalyseerd in de periode van 1 januari 2013 tot op 4 december 2015 – de dag waarop het laatste beleidsstandpunt inzake de bescherming van Nederlandse koopvaardijschepen tegen piraterij werd gepubliceerd. Zie bijlage II voor een lijst met geanalyseerde stukken. Het doel van het analyseren van deze documenten is het reconstrueren van de betekenis die degenen die dit materiaal hebben geproduceerd aan het document hebben toegekend – een zekere schriftelijke werkelijkheid. Aan de hand van deze reconstructie wordt getracht inzichten te verkrijgen in het te onderzoeken interdepartementale overleg. Nadeel van deze dataverzamelingsmethode is dat de onderzoeker geen direct contact heeft met de onderzoekseenheden. Vaak ontbreekt ook informatie over de context waarin de situatie zich heeft afgespeeld (Reulink & Lindeman, 2005:19). Voorts is onderzoek gedaan naar de interne documentatie. Daarbij bleek echter dat in er formele zin niet of nauwelijks aan verslaglegging is gedaan. Daardoor kon naar aanleiding van de eerste analyse nog te weinig worden gezegd over de feitelijke interactie binnen het interdepartementale overleg.

2 Dossier 32706 is het moederdossier dat alle publicaties omvat inzake de inzet van particuliere beveiliging op

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 4 6 3.2.2.1 Schriftelijke bevraging

Teneinde toch inzicht te verkrijgen in de feitelijke interactie binnen het interdepartementale overleg is een aanvullende vragenlijst ontwikkeld op grond waarvan het beeld van deze interactie kon worden opgebouwd. Ook deze schriftelijk gestelde vragen kunnen worden teruggevonden in bijlage II. Deze vragen waren voornamelijk gericht op het inzichtelijk maken van het interdepartementale overleg binnen haar institutionele context op het gebied van planning and control mechanismen en inhoudelijke afstemming.

3.2.3 Interviews

De derde methode van dataverzameling betreft de afname van interviews bij diverse respondenten. Interviewen is een dominante dataverzamelingsmethode binnen kwalitatief onderzoek (Beyens & Tournel, 2010:200). In dit onderzoek wordt uitgegaan van een constructivistische benadering die rekening houdt met de responsiviteit van onderzoekssubjecten. Dit paradigma vertrekt vanuit het ontologische punt dat er geen objectieve realiteit bestaat en dat elke afzonderlijke actor binnen een situatie een eigen visie op de realiteit heeft en tevens zijn eigen realiteit construeert (Mortelmans, 2007:63). Dit onderzoek erkent dat een wederzijds beïnvloedingsproces iets is dat niet uit te schakelen valt en houdt rekening met een respondenten- of interviewer bias (Beyens & Tournel, 2010:202).

De interviews worden semigestructureerd afgenomen. Dit wil zeggen dat gebruik wordt gemaakt van een topiclijst met een overzicht van logisch opgebouwde onderwerpen die aan bod moeten komen tijdens het interview, waarvan afgeweken mag worden (Beyens & Tournel, 2010:207). Er is allereerst gekozen binnen elk betrokken Ministerie ten minste één (beleids)medewerker te interviewen. Er was te allen tijde sprake van een elite interview, wat wil zeggen dat personen geïnterviewd zijn vanwege hun deskundigheid op bepaalde gebieden (Reulink & Lindeman, 2005:14). Alle respondenten nemen (of namen in het verleden) deel uit van het interdepartementale overleg. De vragen in deze interviews waren gericht op het algemene besluitvormingsproces, de structuur, cultuur en relaties van en binnen het interdepartementale overleg en ten slotte de afstemming van de departementen. Ten tweede is gekozen een respondent binnen de groep Nederlandse reders en een respondent binnen een particulier beveiligingsbedrijf te interviewen. Zij zijn geïnterviewd omdat zij feitelijk aanleiding vormen voor de totstandkoming van het beleidsstandpunt, licht op de materie

INTERDEPARTEMENTALE SAMENWERKING ROND DE BESCHERMING TEGEN PIRATERIJ – U VRAAGT, WIJ DRAAIEN 4 7

bieden en reders de behoeftestellers zijn van het beleidsstandpunt. Middels het vergelijken van informatie van verschillende betrokken partijen kan worden nagegaan of het probleem door alle partijen hetzelfde wordt beschouwd. Het biedt meer inzicht in de noodzakelijke afstemming tussen de betrokken Ministeries en in de vraag of de perceptie van het probleem van reders en particuliere beveiligers is meegenomen in het besluit.