• No results found

Rawls opvatting van sociale rechtvaardigheid

In document VU Research Portal (pagina 48-51)

Theoretisch kader: De Capability Approach

3.3 Theoretische achtergronden

3.3.2 Rawls opvatting van sociale rechtvaardigheid

Rawls heeft een invloedrijke theorie ontwikkeld over rechtvaardigheid. Hij gaat ervan uit dat ieder mens het recht heeft om vrij en autonoom het eigen leven naar eigen inzichten vorm te geven (1973). Hij vooronderstelt dat ieder individu in staat is om voor zichzelf uit te maken wat een goed leven inhoudt en dit ten uitvoer te brengen. De inrichting van de samenleving dient te worden gezien als een zakelijke overeenkomst (een sociaal contract) tussen gelijke individuen. De overeenkomst baseert zich op wederzijds voordeel2 tussen samenwerkende, rationele individuen die beschikken over redelijkheid (billijk zijn) en rationaliteit (het vermogen om een conceptie van het goede te vormen, deze te herzien en op rationele wijze na te leven) om rechtvaardig en juist te handelen.

De nadruk op rechten, vrijheid van keuze, kansen en inkomen betekent volgens Rawls (1971) dat: “Ieder geacht wordt rechtvaardig te handelen en zijn deel bij te dragen aan het in stand houden van de rechtvaardige instituties” (p.8). Dit houdt onder andere in dat een individu niet mag worden gehinderd door anderen bij de invulling van de kwaliteit van zijn leven. Rawls wil niet dat de overheid bepaalt wat de juiste manier van leven is. Hij verzet zich tegen paternalisme. Overheidsingrijpen wordt door hem afgewezen (negatieve vrijheid); de overheid past een terughouden-de rol. De verantwoorterughouden-delijkheid ligt vooral bij het individu.

De overheid heeft als taak die middelen ter beschikking te stellen, die een in-dividu nodig heeft om een eigen invulling van het goede te kunnen maken. Deze middelen worden door Rawls omschreven als ‘social goods’ of ‘hulpbronnen’, waar mensen recht op hebben. Rechten zijn nodig om de basisbehoeften te garanderen en de ‘social goods’ eerlijk te verdelen.

Rawls gaat ervan uit dat mensen gelijk, vrij en onafhankelijk zijn, niet verschil-len in hun behoeften en alverschil-len dezelfde middeverschil-len nodig hebben om tot het goede te komen.

2 Nussbaum (2006, p.27) beschrijft wederkerig voordeel: “[…] dat wil zeggen dat mensen door samen te leven iets krijgen wat ze op eigen kracht niet zouden kunnen krijgen”.

Nussbaum (2006) onderschrijft de (liberale) uitgangspunten van Rawls, in het bij-zonder wanneer het gaat om mensen met een beperking:

De liberale kerndoelen lijken nog urgenter en belangrijker voor mensen met mentale stoornissen dan voor ‘normale’ mensen, omdat het hun individualiteit is, niet die van ‘normale’ mensen, die aanhoudend wordt geloochend. Het is hun vrijheid die altijd al is ingeperkt … doordat de samenleving er armoedige ideeën over de lasten en de lusten van maat-schappelijke samenwerking op nahield. (p.192)

Zij geeft evenwel een aantal redenen waarom de theorie van Rawls niet goed aan-sluit bij mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking.

De eerste reden die Nussbaum noemt is dat Rawls rechtvaardigheid ziet als het resultaat van een – hypothetisch – sociaal contract. Een sociaal contract veronder-stelt afspraken tussen ‘standaard burgers’3: burgers die beschikken over dezelfde cognitieve en fysieke vermogens en die gelijk zijn in macht waardoor er sprake is van een min of meer gelijke onderhandelingspositie van volledig samenwerkende leden van de samenleving.

In de benadering van Rawls nemen ‘standaardburgers’ beslissingen over de in-richting van de samenleving. Zij maken afspraken over een gelijke verdeling van middelen zonder dat ze – hypothetisch – weten tot welke klasse, ras en geslacht ze behoren en welke plaats zij na de gemaakte keuzes in die samenleving zullen innemen (de sluier der onwetendheid). Daardoor zouden zij bij de verdeling van middelen onpartijdig zijn.

Door ‘de sluier der onwetendheid’ wordt het eigen voordeel, onder voorwaar-den, ingeperkt. Voorwaarden zouden voor ieder individu redelijk zijn. Zo wordt bij de verdeling rekening gehouden met de kans dat als contractanten in een nadelige situatie terecht komen (bijv. door ziekte, ongeval of beperking) zij toch over die middelen kunnen beschikken om tot een zo goed mogelijk leven te komen.

In de theorie van Rawls bevinden alle contractanten zich in eenzelfde positie. Hierdoor is er, volgens Nussbaum, geen aandacht en ruimte voor mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking. Mensen met een (ernstige) verstandelijke beper-king beschikken over te weinig rationaliteit en redelijkheid, hebben een beperkte opvatting over het goede leven, die voldoet aan de eisen die Rawls daaraan stelt en zijn te beperkt in staat om een contract te sluiten. Zij voldoen niet aan datgene wat essentieel is voor een individu als moral agent4, in termen van waardigheid, respect en wederzijdse overwegingen (Rawls, 1996). Zij tellen als (rechts)persoon niet mee en hiermee vallen zij, volgens Rawls, buiten het bestek van de principes van sociale rechtvaardigheid en buiten het ‘normale’ bereik van het sociale contract (Nussbaum, 2006, p.102).

Volgens Nussbaum betekent dit dat mensen met een (ernstige) verstandelijke

3 Van Houten, (2000) beschouwt een burger die zelfredzaam is, zijn eigen inkomen ver-werft en sociale rechten opbouwt als standaardburger.

beperking onrecht wordt aangedaan, zij worden niet als gelijken behandeld. Dit is overigens niet alleen in de theorie van Rawls het geval, maar ook in de praktijk. Zo worden mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking niet gehoord bij de inrichting van de samenleving, de publieke ruimte of de werkomgeving, terwijl ze er wel deel van uit maken. Er wordt voor hen gekozen en niet met hen waardoor er onvoldoende rekening wordt gehouden met hun belangen, wensen en behoeften zoals hun behoeften aan specifieke voorzieningen, voorzieningen die zij nodig heb-ben om te kunnen participeren in de samenleving.

Een voor hen gekozen beleid biedt onvoldoende ondersteuning aan het bevor-deren van een volwaardige positie van mensen met een (ernstige) verstandelijke be-perking. Zij worden gemarginaliseerd. Nussbaum pleit voor een eerlijke behande-ling van mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking waarin hun behoeften en hun anders-zijn worden erkend.

Nussbaum heeft bezwaar tegen het uitgangspunt van Rawls dat rechtvaardig-heid is gebaseerd op wederkerig voordeel. Mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking zijn, volgens Rawls, niet in staat tot productieve economische activiteit en de kosten die zij maken zijn hoger dan de opbrengsten. Hiermee leveren ze an-dere burgers en de samenleving geen economisch voordeel op. Door de nadruk te leggen op economische opbrengst worden mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking bij Rawls, volgens Nussbaum, gedegradeerd tot tweederangsburgers.

Mensen met een verstandelijke beperking zijn, aldus Nussbaum, overigens vaak wel degelijk in staat tot productiviteit mits de omgeving en omstandigheden zijn aangepast en afgestemd op de mogelijkheden van mensen met een verstandelijke beperking. Maar ook wanneer dit niet het geval is, zoals bij mensen met een ernsti-ge verstandelijke beperking en ernstiernsti-ge ernsti-gedragsproblemen, dienen zij mee te tellen als burger. Zij hebben recht op een menswaardige behandeling in een rechtvaardige samenleving. Zij dienen in staat te worden gesteld hun interne capabilities (poten-ties) te ontwikkelen en tot uiting te brengen. Daarvoor zouden zij moeten beschik-ken over externe capabilities (voorwaarden), die voor ieder individu, ook de zwak-keren, noodzakelijk zijn om te kunnen functioneren als burger en deel te kunnen nemen in de samenleving. Deze gedachte vraagt om een nieuwe visie op het begrip ‘burger’, op maatschappelijke samenwerking en op zorgverlening als ‘social good’.

Mensen met fysieke en mentale stoornissen en beperkingen zijn mensen, niets meer en niets minder, maar tot nu toe zijn ze niet als zodanig geïnte-greerd in bestaande samenlevingen, dat wil zegen als burgers die op voet van gelijkheid verkeren met andere burgers. (Nussbaum, 2006, p.16) Rawls benadrukt dat het begrip ‘rechtvaardigheid’ binnen het contractdenken ver-onderstelt dat iedereen beschikt over capabilities om een bijdrage te leveren aan de samenleving:

Ik ben er altijd van uitgegaan en zal er blijvend van uitgaan dat, terwijl burgers niet over gelijke capaciteiten beschikken, zij ten minste tot een minimum niveau, over morele, intellectuele en fysieke capaciteiten

be-schikken die het mogelijk maken om volledig samenwerkende burgers van de samenleving te kunnen zijn. (1996, p.183)

Nussbaum gaat er daarentegen van uit dat het niet voor iedereen mogelijk is in gelijke mate bij te dragen. De door haar ontwikkelde capability approach houdt rekening met de specifieke positie van mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking. Het doel van samenleven en samenwerken is, aldus Nussbaum, het be-vorderen van waardigheid en kwaliteit van leven van iedere burger, gemeten aan de hand van capabilities in plaats van hulpbronnen en kosten. De capability approach richt zich niet op ieders bijdrage aan de totale kwaliteit van leven, maar op kansen en mogelijkheden van ieder persoon op zich.

In document VU Research Portal (pagina 48-51)