7. Onderzoeksresultaten
7.2 Analyse van profielschetsen op basis van het Quinnmodel
7.2.2 Resultaten opensysteemkwadrant
In tabel 7 zijn de frequentie (links) en het percentage (rechts) weergegeven per kenmerk alsook voor de verschillende niveaus van het opensysteemkwadrant.
Tabel 7 Opensysteemkwadrant
Uit tabel 7 valt op te maken dat in 92,1% van de onderzochte profielschetsen gevraagd wordt naar kenmerken uit het opensysteemkwadrant. In 81,7% van de onderzochte profielschetsen wordt specifiek gevraagd naar een ‘netwerker’. Er wordt vaker naar het subniveau ‘innovator’ (61,5%) Kenmerken
39
gevraagd dan naar een ‘bemiddelaar’ (46,8%). Opmerkelijk is dat er zelfs vaker specifiek naar het kenmerk ‘innovator’ (49,6%) gevraagd wordt dan naar het hele subniveau ‘bemiddelaar’ (46,8%).
Karsten, Schaap, Hendriks, Zuydam, en Leenknegt (2014, p. 77) schreven over burgemeesters en de rol van bemiddelaar (mediator) in hun onderzoek naar de Nederlandse burgemeester en de staat van het ambt. “Opvallender is misschien de aarzeling onder burgemeesters tijdens één van de
bijgewoonde bijeenkomsten bij de rol van mediator. Mediation skills worden beschouwd als een voor burgemeesters belangrijke competentie (zie bijv. Van Bennekom, 2013b, pp. 60-61), en toch
herkenden de bij de betreffende bijeenkomst aanwezige burgemeesters zich niet zonder meer in de rol van mediator. Die aarzeling was ingegeven door de vraag of een mediator alleen dienend is aan de strijdende partijen, of ook zelf streeft naar de oplossing van een conflict. Een burgemeester die dat laatste doet, zou volgens de deelnemers al snel zijn onafhankelijkheid verliezen en geassocieerd worden met één van de strijdende partijen”. Dit laatste zou een verklaring kunnen zijn voor waarom er weinig naar de rol van ‘bemiddelaar’ gevraagd wordt. Een burgemeester dient namelijk boven de partijen te staan.
Volgens Van Stappershoef (2017) is ‘netwerker’ een typische bestuursstijl voor burgemeesters. Het is een typische rol, omdat het een apolitieke rol is. Leenders (2017) gaf, zoals reeds aangehaald, aan dat een burgemeester in deze tijd goed moet netwerken en verbinden, omdat je samen zaken makkelijker en goedkoper kunt realiseren. Van der Meer (2017) gaf over de rol van netwerker aan:
“Dat vaak naar netwerker gevraagd wordt is heel logisch. Een burgemeester heeft vaak een groter netwerk dan lokale politici. Een netwerker kan dingen voor een stad en zeker een wat grotere stad bereiken. Er wordt dan ook gezocht naar iemand die een netwerk heeft en dit kan behouden en kan gebruiken voor de stad”. Thomas (2017) gaf aan dat het “Handig en prettig is als je veel mensen kent in Den Haag en in de regio en weet hoe ermee om te gaan”.
Van Thijn geeft aan dat de burgemeester in zijn rol als voorzitter van het college, als puntje bij paaltje komt, ook een bemiddelende rol moet spelen omwille van de collegialiteit van besluitvorming.
(Muller en De Vries, 2014, p. 100). Van der Meer (2017) gaf aan dat het hem opviel dat er relatief weinig gevraagd wordt naar een burgemeester die eigen ideeën heeft of een visie heeft. “Je ziet vaak dat burgemeesters die deze kenmerken wel hebben vaak wél worden gewaardeerd, zoals Van Gijzel in Eindhoven. Die worden ook in de beeldvorming naar buiten als sterke of goede bestuurder neergezet”.
40 7.2.3 Resultaten rationeeldoelkwadrant
In tabel 8 zijn de frequentie (links) en het percentage (rechts) weergegeven per kenmerk alsook voor de verschillende niveaus van het rationeeldoelkwadrant.
Tijd- en stressmanagement Ontwerpen en organiseren
17,1% 1,6%
Uit tabel 8 valt op te maken dat in 88,1% van de onderzochte profielschetsen gevraagd wordt naar kenmerken uit het rationeeldoelkwadrant. Een opvallend gegeven is dat er niet vaak direct en specifiek gevraagd wordt naar het kenmerk ‘producent’, maar dat er toch in de helft van de onderzochte profielschetsen gevraagd wordt naar het subniveau ‘producent’, met zijn vier
kenmerken ‘producent’, ‘productief werken’, ‘een productieve werkomgeving bevorderen’ en ‘tijd- en stressmanagement’. Opmerkelijk is ook dat er vaker gevraagd wordt naar het kenmerk
‘bestuurder’ dan naar het kenmerk ‘aanjager’. Ook wordt er vaker gevraagd naar de kenmerken
‘productief werken’ en ‘een visie ontwikkelen en communiceren’ dan naar het kenmerk ‘aanjager’.
Voor het kenmerk ‘een visie ontwikkelen en communiceren’ geldt dat dit vaker wordt gevraagd dan het kenmerk ‘bestuurder’.
Leenders (2017) gaf in het gesprek aan dat hij verwachtte dat de rol van ‘aanjager’ meer gevraagd zou worden bij gemeenten die sterk groeien of verwachten te groeien. “Bij groeigemeenten kan ik me voorstellen dat je een burgemeester nodig hebt die de boel aanjaagt, zodat op de groei doorgebouwd kan worden”. Thomas (2017) legt ook de link tussen ‘aanjager’ en een gemeente in ontwikkeling. “Men wil niemand die voor de troepen uitloopt, moet passen binnen het college, maar wel iemand zijn die de boel voortduwt. Veenendaal is bijvoorbeeld een gemeente in ontwikkeling. Er is daar veel bedrijvigheid, daar vroeg men duidelijk om een aanjager”.
Kenmerken
41 7.2.4 Resultaten internproceskwadrant
In tabel 9 zijn de frequentie (links) en het percentage (rechts) weergegeven per kenmerk alsook voor de verschillende niveaus van het internproceskwadrant.
Uit tabel 9 valt op te maken dat in 72,2% van de onderzochte profielschetsen gevraagd wordt naar kenmerken uit het internproceskwadrant. Opvallende gegevens uit tabel 9 zijn de lage percentages voor de kenmerken ‘projectmanagement’, ‘taken ontwerpen’ en ‘crossfunctioneel management’ in relatie tot het kenmerk en tot het subniveau ‘coördinator’ als geheel. Andersom geldt dat er vaker naar de kenmerken ‘informatie beheren door kritisch denken’ en ‘omgaan met overvloed aan informatie’ gevraagd wordt dan naar het kenmerk ‘controleur’. Over het vaker vragen naar de kenmerken ‘omgaan met overvloed aan informatie’ en ‘informatie beheren door kritisch denken’, dan naar het kenmerk ‘controleur’, gaf Van Stappershoef (2017) aan dat dit meer overeenkomt met de realiteit. Het past beter bij de tijdsgeest en agendadruk van burgemeesters. Leenders (2017): “Bij een zwak college zou mogelijk vaker gevraagd kunnen worden naar een procesregisseur, terwijl bij een sterk college gevraagd kan worden naar een verbinder”.
7.2.5 Vergelijking kwadranten onderling
Wanneer de kwadranten met elkaar worden vergeleken, valt op dat in 98,8% van de profielschetsen naar ten minste één kenmerk gevraagd wordt uit het humanrelationsmodel. Bij het
opensysteemmodel is dit 92,1%, bij het rationeeldoelmodel 88,1% en in 72,2% van de profielschetsen wordt gevraagd naar ten minste één kenmerk uit het internprocesmodel. De resultaten van de profielschetsen van de modellen geven weer dat in veel van de onderzochte profielschetsen ten minste één keer gevraagd wordt naar één kenmerk uit de modellen. Het minst vaak wordt er gevraagd naar het kenmerk ‘kernprocessen beheren’ (0,4%). Verder valt op dat er Kenmerken
42
relatief vaak specifiek naar ‘verbinder’ (89,7%) en ‘netwerker’ (81,7%) wordt gevraagd in verhouding tot ‘aanjager’ (27,4%) en procesregisseur (33,3%). Over het kenmerk ‘kernprocessen beheren’ gaf Van Stappershoef (2017) aan: “De burgemeester is er niet om louter op de winkel te passen. Voor een waarnemende burgemeester zal dit van toepassing kunnen zijn, maar daar speelt doorgaans een profielschets geen rol bij”. Van der Meer (2017) gaf aan ‘kernprocessen beheren’ een belangrijke eis te vinden voor de burgemeester. Hij stelde dat gemeenteraden dat soort taken vaak niet zien. “Een raad ziet de burgemeester alleen in de rol van voorzitter van de gemeenteraad. Zo hebben wij in ‘s-Hertogenbosch gesprekken met externe partijen erbij om aan te geven wat doet een burgemeester nu nog meer. Omdat de raad diegene is die de rol kiest, wordt er in de profielschets eigenschappen opgenomen welke dicht bij de rol liggen die voor gemeenteraden van belang zijn en minder bij de rol van de burgemeester in andere setting en dat komt omdat de raad die taken niet of minder ziet.”
Er is ook onderzocht hoe vaak naar de kenmerken gevraagd was. Zo kwam het voor dat er in één profielschets meerdere keren naar één herkenningskenmerk gevraagd werd. In totaal zijn er 1.424 herkenningskenmerken gevonden die vallen onder het humanrelationskwadrant. Er zijn 804 herkenningskenmerken waargenomen uit het opensysteemdoelkwadrant. In de geanalyseerde profielschetsen zijn 665 herkenningskenmerken gevonden die vallen onder het
rationeeldoelkwadrant. Er zijn 435 herkenningskenmerken waargenomen uit het laatste kwadrant, het internproceskwadrant. Er wordt in de profielschetsen dus veel vaker gevraagd naar de
kenmerken uit het humanrelationskwadrant. Het humanrelationskwadrant is de bestuursstijl van de verbinder. Het is gelet op de literatuur (Korsten, Schoenmaker, Bouwmans en Resoort, 2012; Prinsen, 1946; Schouw en Tops, 1998) over de verbindende rol van een burgemeester dan ook niet
verwonderlijk dat er zo vaak naar herkenningskenmerken gevraagd wordt die vallen onder deze bestuursstijl. Ook in de gesprekken met (ervarings)deskundigen is de stijl van verbinder benadrukt in relatie tot de andere bestuursstijlen. Zoals Van Stappershoef (2017) in het gesprek aangaf: “De rol van burgemeester is hoofdzakelijk die van verbinder”. Toch wordt er ook geregeld naar
herkenningskenmerken uit het opensysteemkwadrant gevraagd. Deze herkenningskenmerken passen bij de bestuursstijl van de netwerker, een belangrijke rol zoals vaak wordt aangegeven. Zo is netwerker, samen met verbinder, volgens Van Stappershoef (2017) een typische bestuursstijl van burgemeesters vanwege de relatief apolitieke rol ten opzichte van de andere rollen. Er wordt minder naar herkenningskenmerken uit het rationeeldoelkwadrant en het internproceskwadrant gevraagd.
De herkenningskenmerken passen bij de bestuursstijlen van de aanjager en de procesregisseur. Uit de gesprekken komt naar voren dat deze stijlen vaak in verband worden gebracht met politieke betrokkenheid van de burgemeester. Hiermee zou de onafhankelijke positie van de burgemeester in het gedrang komen. Thomas (2017) geeft dit treffend aan: “Aan de ene kant moet je boven de
43
partijen staan en aan de andere moet je een aanjager zijn zonder dat je daar een politieke rol speelt.
Het vergt ook steeds meer van de burgemeester om te zorgen dat je al die rollen op een goede manier combineert en niet wordt klem gereden in de politieke modus”. Concluderend is het dan ook niet vreemd dat gemeenteraden vaker vragen naar kenmerken die passen bij de apolitieke rollen van een verbindende en netwerkende burgemeester in plaats van een aanjagende en procesregisserende burgemeester.
7.3 Hypothesen
In paragraaf 5.2 is ingegaan op verschillen in de rol van de burgemeester tussen tijdsperioden. Naar aanleiding hiervan is een hypothese opgesteld om na te gaan of de eisen in profielschetsen aan de burgemeester verschillen tussen tijdsperioden. Er zijn een nulhypothese en een alternatieve hypothese geformuleerd, die in deze paragraaf besproken zullen worden. In paragraaf 5.3 is stilgestaan bij mogelijke verklaringen voor eisen in profielschetsen. Gemeentegrootte en de (geografische) plaats van een gemeente zijn aangeduid als mogelijke verklarende factoren. Er zijn twee hypothesen geformuleerd over de mogelijke verklarende factoren, ieder bestaande uit een nulhypothese en een alternatieve hypothese. De hypothesen zullen in deze paragraaf besproken worden.
Hypothese 1 Verschillen tussen tijdsperioden
Nulhypothese (H0): de eisen in profielschetsen verschillen niet tussen tijdsperioden waarin een profielschets is uitgebracht.
Alternatieve hypothese (H1): de eisen in profielschetsen verschillen tussen tijdsperioden waarin een profielschets is uitgebracht.
Onderzocht is of er verschillen in eisen in profielschetsen tussen tijdsperioden zijn. Uit deskresearch naar profielschetsen bleek dat het ministerie van BZK handreikingen heeft opgesteld om
gemeenteraden te ondersteunen bij het opstellen van een profielschets. De handreikingen zijn uitgebracht in 2002, 2007 en 2016. Om te achterhalen of er mogelijk een statistisch significant verband bestaat tussen het jaartal en de eisen aan de rol van de burgemeester is er een
chikwadraattoets uitgevoerd. Bij deze toets is de variabele jaartal gecategoriseerd in de periode 1997 tot en met 2002, 2003 tot en met 2007 en 2007 tot en met 2016. De categorisering heeft
plaatsgevonden vanuit de assumptie dat de handreiking mogelijk een effect had op de eisen in de profielschetsen. De resultaten van de chikwadraattoets zijn weergegeven in tabel 10.
44
Tabel 10 Chikwadraattoets tijdsperiode handreiking aanwezig of afwezig
Afhankelijke variabele Value df sig Afhankelijke variabele Value df sig
Verbinder 0,704 2 0,703 Aanjager 16,919 2 0
Stimulator 1,076 2 0,584 Producent 1,937 2 0,38
Teambuilding 1,791 2 0,408 Productief werken 8,553 2 0,014 Participerende
besluitvorming gebruiken 9,133 2 0,010
Een productieve
werkomgeving bevorderen 2,347 2 0,309 Conflict managen 14,284 2 0,001 Tijd- en stressmanagement 6,004 2 0,05
Mentor 3,592 2 0,166 Bestuurder 2,289 2 0,318
Inzicht in uzelf en anderen 0,100 2 0,951
Een visie ontwikkelen en
communiceren 0,124 2 0,94
Effectief communiceren 2,413 2 0,299
Doelen en doelstellingen
formuleren 1,7 2 0,427
Ontwikkelen van werknemers 7,424 2 0,024 Ontwerpen en organiseren 0,39 2 0,823
Netwerker 4,536 2 0,104 Procesregisseur 17,168 2 0
Innovator 2,670 2 0,263 Coördinator 2,281 2 0,32
Leven met verandering 0,377 2 0,828 Projectmanagement 7,415 2 0,025 Creatief denken 2,247 2 0,325 Taken ontwerpen 0,183 2 0,912 Management van verandering 11,877 2 0,003
Crossfunctioneel
overeenstemming 4,024 2 0,134
Omgaan met overvloed
aan informatie 0,641 2 0,726 Ideeën presenteren 2,512 2 0,285 Kernprocessen beheren 41,163 2 0 De resultaten van de chikwadraattoets in tabel 10 geven weer dat de variabelen ‘participerende besluitvorming’, ‘conflict managen’, ‘ontwikkelen van werknemers’, ‘een machtsbasis opbouwen en handhaven’, ‘aanjager’, ‘productief werken’, ‘tijd- en stressmanagement’, ‘procesregisseur’,
‘projectmanagement’, ‘crossfunctioneelmanagement’ en ‘kernprocessen beheren’ een significant verband hebben (Sig. ≤ 0,05). Een voorwaarde van de chikwadraattoets is dat de cellen minimaal een expected count van 5 moeten hebben. Doordat de expected count bij de cellen van bovenstaande variabelen (kenmerken) lager is dan 5, kan niet meer zekerheid een uitspraak gedaan worden over het verband tussen de regio en frequentie van eisen in profielschetsen. H0 kan op basis hiervan niet verworpen worden.
45
Tijdens de analyse van profielschetsen is niet alleen getoetst of er in een schets gevraagd wordt naar de aanwezigheid van één bepaald kenmerk, maar is ook onderzocht hoe vaak er in één schets naar een bepaald kenmerk gevraagd wordt. In tabel 11 zijn de resultaten van de chikwadraattoets weergegeven.
Tabel 11 Chikwadraattoets tijdsperiode handreiking frequentie
Afhankelijke variabele Value df sig Afhankelijke variabele Value df sig
Verbinder 15,326 18 0,639 Aanjager 16,957 8 0,031
Stimulator 9,739 12 0,639 Producent 1,937 2 0,38
Teambuilding 20,789 6 0,002 Productief werken 8,747 8 0,364 Participerende
besluitvorming gebruiken 9,931 4 0,042
Een productieve
werkomgeving bevorderen 2,707 4 0,608 Conflict managen 14,284 2 0,001 Tijd- en stressmanagement 6,059 4 0,195
Mentor 5,661 6 0,462 Bestuurder 9,315 10 0,503
Inzicht in uzelf en anderen 0,358 4 0,986
Een visie ontwikkelen en
communiceren 2,855 6 0,827 Effectief communiceren 6,301 10 0,789
Doelen en doelstellingen
formuleren 1,819 4 0,769
Ontwikkelen van werknemers 7,424 2 0,024 Ontwerpen en organiseren 1,044 4 0,903 Netwerker 10,931 12 0,535 Procesregisseur 17,641 8 0,024
Innovator 4,659 8 0,793 Coördinator 3,562 6 0,736
Leven met verandering 0,377 2 0,828 Projectmanagement 7,415 2 0,025 Creatief denken 2,501 4 0,644 Taken ontwerpen 0,37 4 0,985 Management van verandering 13,090 4 0,011
Crossfunctioneel
overeenstemming 4,334 6 0,632
Omgaan met overvloed
aan informatie 1,702 4 0,79 Ideeën presenteren 2,543 4 0,637 Kernprocessen beheren 41,163 2 0 De resultaten van de chikwadraattoets in tabel 11 geven weer dat de variabelen ‘teambuilding’,
‘participerende besluitvorming’, ‘conflict managen’, ‘ontwikkelen van werknemers’, ‘management van verandering’, ‘een machtsbasis opbouwen en handhaven’, ‘aanjager’, ‘procesregisseur’,
‘projectmanagement’, ‘crossfunctioneelmanagement’ en ‘kernprocessen beheren’ een significant
46
verband hebben (Sig. ≤0,05). Een voorwaarde van de chikwadraattoets is dat de cellen minimaal een expected count van 5 hebben. Doordat de expected count bij de cellen van zojuist genoemde variabelen (kenmerken) lager is dan 5, kan niet meer zekerheid een uitspraak gedaan worden over het verband tussen de regio en frequentie van eisen in profielschetsen. H0 kan op basis hiervan niet verworpen worden. De conclusie is dan ook dat er niet met zekerheid gezegd kan worden dat er verschil is in eisen in de profielschetsen tussen tijdsperioden.
Hypothese 2 Gemeentegrootte
Nulhypothese (H0): gemeentegrootte heeft geen invloed op de geëiste rol van burgemeesters in profielschetsen.
Alternatieve hypothese (H1): gemeentegrootte heeft invloed op de geëiste rol van burgemeesters in profielschetsen.
Onderzocht is of gemeentegrootte van invloed is op de eisen in profielschetsen. Middels de toets enkelvoudige lineaire regressie is nagegaan of er een causale relatie bestaat tussen de
gemeentegrootte en de eisen in de profielschets. De resultaten zijn te vinden in tabel 10. De kleuren corresponderen met de modellen. Rood geeft de kenmerken weer uit het humanrelationsmodel, geel de kenmerken uit het opensysteemmodel, blauw de kenmerken uit het rationeeldoelmodel en groen die uit het internprocesmodel.
In tabel 12 zijn een aantal resultaten weergegeven. Het belangrijkste getal waarnaar gekeken dient te worden is het getal onder Sig., de significantie van het onderzochte verband. Wanneer dit getal gelijk aan of lager is dan 0,05, is er sprake van een significant verband. Is het getal hoger dan 0,05, dan is er geen sprake van een significant verband. Het getal onder ‘r’ geeft de correlatiecoëfficiënt weer en het getal onder ‘r²’ geeft de determinatiecoëfficiënt weer. Om erachter te komen hoe sterk het verband is tussen de variabelen wordt de determinatiecoëfficiënt (r²) gebruikt. De
determinatiecoëfficiënt geeft het aandeel ‘verklaarde’ variantie van de afhankelijke variabele door de onafhankelijke variabele weer. Hoe groter de r², des te beter past het regressiemodel, en des te geringer is het aandeel onverklaarde variatie. Als r² gelijk is aan 1 (=100%), is het regressiemodel perfect. Bij een r² van 0 is er geen lineair verband. (De Vocht, 2013, p. 189). In tabel 13 is
weergegeven hoe beoordeeld wordt hoe sterk het verband is. Door de waarden uit tabel 12 te plaatsen in tabel 13, kan nagegaan worden of er sprake is van een zwak, matig sterk, sterk of zeer sterk verband.
47
Tabel 12 Lineaire regressie gemeentegrootte aanwezig of afwezig
Tabel 13
Correlatiecoëfficiënt r Verband Determinatiecoëfficiënt r²
0,1-0,3 Zwak <10% verklaarde variatie
0,3-0,5 Matig sterk 10-25% verklaarde variatie
0,5-0,7 Sterk 25-50% verklaarde variatie
>0,7 Zeer sterk >50% verklaarde variatie
Zoals uit tabel 12 blijkt, is het maximale aandeel ‘verklaarde’ variantie van de afhankelijke variabele (een productieve werkomgeving bevorderen) door de onafhankelijke variabele (gemeentegrootte) 1,3% (r²=0,013). Doordat r (0,112) tussen de 0,1 en 0,3 ligt en r² (1,3%) <10% verklaarde variatie betreft, kan op basis van deze analyse geconcludeerd worden dat er ten hoogste een zwak verband zou kunnen bestaan. Op basis van de lineaire regressie zou er hoogstens een zwak verband tussen de gemeentegrootte en de geanalyseerde kenmerken in profielschetsen kunnen bestaan. Zoals gezegd is de significantiewaarde het meeste van belang. De nulhypothese (H0) kan niet worden verworpen, omdat de resultaten niet significant zijn bevonden (Sig. > 0,05).
48
Tijdens de analyse van profielschetsen is niet alleen getoetst of er in een schets gevraagd wordt naar de aanwezigheid van een bepaald kenmerk, maar is ook onderzocht hoe vaak er in één schets naar een bepaald kenmerk gevraagd wordt. Er is dan ook onderzocht of gemeentegrootte van invloed is op hoe vaak naar een eis gevraagd wordt. In tabel 14 zijn de resultaten van de lineaire regressie te vinden.
Tabel 14 Lineaire regressie gemeentegrootte frequentie
Zoals uit tabel 14 valt op te maken tonen de resultaten over het algemeen geen significante verbanden aan. Er zijn twee variabelen waarbij het regressiemodel wél significant is. Deze twee variabelen zijn in de tabel voorzien van het asterisksymbool ‘*’. Bij de variabelen ‘verbinder’ en
‘netwerker’ is het regressiemodel significant (Sig. ≤0,05). Bij het kenmerk ‘verbinder’ is de
correlatiecoëfficiënt (r) 0,13 en de determinatiecoëfficiënt (r²) 0,017. Doordat r (0,13) tussen de 0,1 en 0,3 ligt en r² (1,7%) <10% verklaarde variatie betreft, is er sprake van een zwak verband tussen gemeentegrootte en de frequentie van de eis ‘verbinder’ in de onderzochte profielschetsen. Doordat
49
bij het kenmerk ‘netwerker’ r (0,172) tussen de 0,1 en 0,3 ligt en r² (0,6%) ligt, is er sprake van een zwak verband tussen gemeentegrootte en de frequentie van de eis ‘netwerker’ in de onderzochte profielschets.
Het verband tussen verbinder en gemeentegrootte kan nader geduid worden. In tabel 15 zijn de parameters van de regressievergelijking weergegeven.
Gemeentegrootte inw. 3,700E-6 ,000 ,130 2,065 ,040
Het getal in tabel 15 onder B van ‘gemeentegrootte inw.’ is de regressiecoëfficiënt. Is de
regressiecoëfficiënt negatief, dan geeft het een negatief verband aan. Is het een positief getal, zoals nu het geval is, dan geeft de regressiecoëfficiënt een positief verband weer. Dit betekent dat er voor iedere inwoner afgerond 0,0000037 (3,700E-6) keer méér naar ‘verbinder’ wordt gevraagd in een profielschets.
Voor het kenmerk ‘netwerker’ geldt ook dat er nog verder naar het zwakke verband gekeken kan worden. In tabel 16 zijn de parameters van de regressievergelijking weergegeven.
Tabel 16 Netwerken gemeentegrootte
De regressiecoëfficiënt is ook hier positief. Dit houdt in dat er voor iedere inwoner afgerond 0,000003158 (3,158E-6) keer meer naar ‘netwerker’ wordt gevraagd in een profielschets.
Uit het onderzoek blijkt dat er dus zwakke verbanden zijn tussen de kenmerken ‘verbinder’ en
‘netwerker’ met de variabele gemeentegrootte. Uit het literatuuronderzoek is niet naar voren gekomen dat grote gemeenten vaker een netwerkende of verbindende burgemeester nodig zouden hebben. Er is wél in de literatuur geschreven over grote gemeenten en de burgemeestersrol.
Korsten, Schoenmaker, Bouwmans en Resoort (2012, pp. 153-154) geven aan dat burgemeesters van grote gemeenten als Rotterdam, Venlo, Amsterdam, Groningen en Maastricht vaak moeten
50
speechen, vertolken wat een serieus probleem is of niet, ambtenaren en burgers moeten stimuleren en enthousiasmeren, en een visie moeten geven over waar het met de eigen gemeente of de aanpak van een bepaald vraagstuk heen moet. Ze moeten de voortekenen van een komende verandering proberen te zien, omdat ze ermee van doen krijgen in de publieke ruimte en op het vlak van
speechen, vertolken wat een serieus probleem is of niet, ambtenaren en burgers moeten stimuleren en enthousiasmeren, en een visie moeten geven over waar het met de eigen gemeente of de aanpak van een bepaald vraagstuk heen moet. Ze moeten de voortekenen van een komende verandering proberen te zien, omdat ze ermee van doen krijgen in de publieke ruimte en op het vlak van