• No results found

Methodologisch raamwerk

In document Bestuursstijlen in profielschetsen (pagina 30-34)

6.1 Globale onderzoeksstrategie/onderzoeksdesign

De profielschetsen zijn verkregen via uitvraag bij de provincies in Nederland, specifiek bij de afdelingen Burgemeesterszaken en Kabinetszaken van iedere provincie. Vervolgens werden de verkregen profielschetsen aangevuld met profielschetsen van de heer Van Kooten, onderzoeker op vlak van het publieke domein. De profielschetsen zijn geanalyseerd aan de hand van de

herkenningskenmerken van het Quinnmodel. Om vervolgens een verklaring te vinden voor de eisen in deze profielschetsen, is gekeken naar bestaande literatuur over de rol van de burgemeester en is gesproken met ervaringsdeskundigen en experts op het gebied van burgemeestersbenoemingen.

6.1.1 Inhoudsanalyse profielschetsen

Om antwoord te geven op de eerste onderzoeksvraag: ‘welke eisen hebben gemeenteraden middels profielschetsen gesteld aan de rol van burgemeesters, is een inhoudsanalyse uitgevoerd naar

beschikbare profielschetsen van burgemeesters. Er is gezocht naar woorden en/of samenstellingen van woorden die de leiderschaps- en bestuursstijlen omvatten, welke te herleiden zijn tot de kwadranten van het Quinnmodel, zoals beschreven in het theoretisch kader. Onder het rationeeldoelkwadrant vallen de volgende rollen met onderliggende kenmerken: producent, bestuurder en aanjager. Bij het internproceskwadrant horen de rollen controleur, coördinator en procesregisseur. Het humanrelationskwadrant bestaat uit de rollen stimulator, mentor en verbinder.

Het vierde en laatste opensysteemkwadrant bevat de rollen innovator, bemiddelaar en netwerker.

Tabel 2 diende als kader. In de bijlage is het codeboek uitgewerkt.

6.1.2 Verklaring van eventueel verschil in eisen in profielschetsen

Na de analyse van de profielschetsen is een beeld ontstaan van de eisen aan het burgemeesterschap vanuit de gemeenteraad. Door de eisen in de profielschetsen af te zetten tegen de literatuur over de rol van de burgemeester, is getracht een verklaring te vinden voor de uitkomst van de

inhoudsanalyse van eisen in de profielschetsen. Om de uitkomst van de analyse van profielschetsen verder te duiden hebben er gesprekken plaatsgevonden met (ervarings)experts op het gebied van de rol van en eisen aan burgemeesters. De selectie van respondenten is gebaseerd op expertise en niet op basis van representativiteit. De gesprekken zijn gevoerd middels semigestructureerde interviews over de rol van burgemeesters, de eisen vanuit de gemeenteraad en de rol van een profielschets.

Daarnaast is gesproken over de resultaten van de profielschetsenanalyse. De deskundigen met wie is gesproken zijn Marcel Boogers en Hans Oostendorp. Deze personen zijn geselecteerd vanwege hun affiniteit met burgemeestersaangelegenheden. Hans Oostendorp is geselecteerd vanwege zijn specialisme op het gebied van burgemeestersaangelegenheden en Marcel Boogers als expert op het gebied van lokaal en regionaal bestuur.

31

Daarnaast zijn er ook gesprekken aangegaan met ervaringsdeskundigen Jos Leenders, Bas Thomas, Jelmer Lok, Rick van der Meer en Mark van Stappershoef. De respondenten zijn geselecteerd op basis van functie. Bas Thomas is chef kabinet van de commissaris van de Koning in Utrecht en is vanwege zijn betrokkenheid bij burgemeestersbenoemingen geselecteerd. Jelmer Lok is beleidsmedeweker kabinet van provincie Utrecht en was aanwezig bij het gesprek met Bas Thomas. Jos Leenders is voorzitter van de vertrouwenscommissie in de gemeente Asten geweest. Rick van der Meer is griffier van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Mark van Stappershoef is gekozen vanwege zijn functie als burgemeester alsook vanuit zijn voormalige functie van kabinetschef van commissaris van de Koning in Noord-Brabant.

Door met deskundigen en ervaringsdeskundigen in gesprek te gaan, is gepoogd om de uitkomst van de analyse van profielschetsen verder te duiden. Tijdens de gesprekken is gebruikgemaakt van een topiclijst (zie bijlage 1). De respondenten hebben voorafgaand aan het gesprek de resultaten van de profielschetsenanalyse ontvangen. Voorafgaand aan het gesprek is gevraagd of het gesprek

opgenomen mag worden ten behoeve van het maken van een gespreksverslag dat vervolgens ter controle voorgelegd is aan de respondent.

Voor het onderzoek wordt onder gemeentegrootte verstaan: gemeentegrootte op basis van het aantal inwoners. De gemeentegrootte is in 5 verschillende categorieën verdeeld:

 minder dan 5.000 inwoners;

 5.000-20.000 inwoners;

 20.000-50.000 inwoners;

 50.000-100.000 inwoners;

 100.000 inwoners of meer.

Onder (geografische) plaats van gemeente wordt de plaats in de provincie waar de profielschets is uitgebracht verstaan. In het onderzoek kwam tijdens het uitvoeren van de chi-kwadraattoets naar boven dat er een te lage ‘expected count’ was. Om na te gaan of de plaats waaruit de profielschets afkomstig is, tóch invloed heeft op de eisen in de profielschetsen, zijn de verkregen profielschetsen gecategoriseerd in drie regio’s: Noord, Midden en Zuid. De basis voor de categorisering is de indeling die de rijksoverheid gebruikt, bijvoorbeeld bij de spreiding van schoolvakanties. De profielschetsen uit de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Flevoland en Noord-Holland zijn

toegeschreven aan regio Noord. De provincies Utrecht, Zuid-Holland en Gelderland zijn ingedeeld als regio Midden. De profielschetsen uit de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg zijn

gecategoriseerd als regio Zuid.

32

6.1.3 Verschillen in de eisen in profielschetsen tussen tijdsperioden

Om te toetsen of er tussen tijdsperioden verschil is in eisen in profielschetsen, dienen de

tijdsperioden bepaald te worden. Bij deze toets zullen de profielschetsen gecategoriseerd worden in de periode 1997 tot en met 2002, 2003 tot en met 2007 en 2007 tot en met 2016. De categorisering komt overeen met de perioden van de handreikingen voor het benoemingsproces van de

burgemeester.

6.2 Waarborging betrouwbaarheid en validiteit

6.2.1 Betrouwbaarheid

“De betrouwbaarheid van een onderzoek wordt bepaald door de (1) nauwkeurigheid en (2)

consistentie waarmee variabelen worden gemeten.” (Van Thiel, 2013, p. 57). Nauwkeurigheid heeft betrekking op de meetinstrumenten die gebruikt worden tijdens het onderzoek. De beoogde variabelen moeten zo nauwkeurig mogelijk gemeten worden en er moet onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende waarden. Consistentie gaat om het principe van herhaalbaarheid van het onderzoek. Dezelfde situatie met dezelfde omstandigheden moet tot dezelfde uitkomst leiden.

Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen bij de inhoudsanalyse naar

profielschetsen van burgemeesters, zijn alle profielschetsen op dezelfde waarden (woordgroepen) onderzocht. Er is gebruikgemaakt van de herkenningskenmerken in tabel 2 (zie paragraaf 5.1). Om verder te duiden hoe een tekst van een profielschets herleid is naar een herkenningskenmerk is een codeboek bijgehouden. Het codeboek is beschikbaar in de bijlagen. Daarnaast is ieder gevonden herkenningskenmerk in elke geanalyseerde profielschets bijgehouden in een Excelbestand. In dit bestand is aangegeven uit welke tekst in de profielschets het gevonden herkenningskenmerk afkomstig is. Er is daarbij direct aangegeven waar de tekst gevonden kan worden in de profielschets.

Het Excelbestand is op aanvraag beschikbaar. Tot slot is het principe van herhaalbaarheid getoetst.

Om te controleren of een ander persoon dezelfde resultaten zou verkrijgen uit de

profielschetsenanalyse, is tien procent van de onderzochte profielschetsen geanalyseerd door Linda Mooren. Aan de hand van de herkenningskenmerken in tabel 2 heeft zij ook de

herkenningskenmerken gezocht in de profielschetsen van burgemeesters. Indien er verschillen optreden, kan het zijn dat de operationalisatie van het theoretisch construct niet eenduidig en uitsluitend is. Er heeft zich een verschil voorgedaan in de resultaten van de analyses van de profielschetsen. Het verschil is dat mevrouw Mooren ‘bruggenbouwer’ niet als het

herkenningskenmerk ‘verbinder’ had aangemerkt. Zuiver vanuit de herkenningskenmerken uit tabel 2 gezien, heeft mevrouw terecht ‘bruggenbouwer’ niet gerekend tot het kenmerk ‘verbinder’. In het

33

onderzoek is de afweging gemaakt om ‘bruggenbouwer’ wél toe te rekenen tot het herkenningskenmerk ‘verbinder’. De reden hiervoor is dat in een eerdere handreiking

bruggenbouwer in de opvolgende handreiking als de bestuursstijl van verbinder wordt gezien.

De methode van interviewen was semigestructureerd. “Een semigestructureerd interview is een gesprek aan de hand van een zogenoemde interviewhandleiding of topiclijst”. (Van Thiel, 2013, p.

109). In de handleiding/topiclijst staan de onderwerpen of vragen die de onderzoeker onderwerp van gesprek wil laten zijn. Voorafgaand aan het interview is een topiclijst gemaakt. Na afloop van de gesprekken zijn gespreksverslagen gemaakt. Deze gespreksverslagen zijn ter controle voorgelegd aan de respondenten. Dit laatste wordt ‘member check’ genoemd en heeft als doel om te controleren of de onderzoeker geen fouten heeft gemaakt bij het beschrijven van wat er is gezegd (Van Thiel, 2013, p. 114).

6.2.2 Validiteit

Van Thiel (2013) beschrijft dat in de methodologische literatuur tal van vormen van validiteit worden onderscheiden, maar dat het steeds over twee hoofdvormen van validiteit gaat: interne validiteit en externe validiteit.

Interne validiteit heeft betrekking op de geldigheid van het onderzoek. Is er gemeten wat er gemeten moest worden? Door bij de inhoudsanalyse naar profielschetsen te zoeken op woordgroepen die gelinkt zijn aan de leiderschapsstijlen van Robert Quinn, waarop ook de Handreiking

benoemingsproces burgemeesters gebaseerd is, wordt het aannemelijker om te veronderstellen dat de gevraagde leiderschapsstijlen die naar boven komen uit de inhoudsanalyse, inderdaad de leiderschapsstijlen zijn die bedoeld zijn door gemeenten. De operationalisatie van het theoretisch concept is getest door de herhaalde analyse van mevrouw Mooren van de eisen in profielschetsen.

Op één afwijking na, zoals besproken in 6.2.1, zijn de herkenningskenmerken eenduidig en uitsluitend bevonden.

Externe validiteit heeft betrekking op generaliseerbaarheid van het onderzoek: gelden de resultaten van het onderzoek ook voor andere instituties, personen, plaatsen of tijden? Volgens Van Thiel (2013) heeft externe validiteit betrekking op statistisch onderzoek, waarbij beoogd wordt middels een steekproef een uitspraak te doen over de populatie.

34

In document Bestuursstijlen in profielschetsen (pagina 30-34)