• No results found

Utrecht 4.5.1 Inleiding

5.2.1 Provinciaal beleid

Uit de vorige evaluatie van het Natuurpact (PBL en WUR, 2017) kwam naar voren dat 100%

doelrealisatie (VHR) niet mogelijk is via optimalisatie van het beheer en de natuurkwaliteit binnen het Natuurnetwerk doordat soorten meer ruimte nodig hebben of last hebben van activiteiten buiten het natuurnetwerk. Steeds meer provincies zijn zich hiervan bewust en ontwikkelen schilbeleid om de condities rondom het Natuurnetwerk te verbeteren. De provincie wijst zones rondom het

Natuurnetwerk aan waar maatschappelijke partijen worden gestimuleerd natuur mee te nemen in hun handelen en bedrijfsvoering en/of nodigt partijen rondom het Natuurnetwerk uit zelf initiatieven te ontwikkelen (zie Kuindersma et al., 2017). De zones dragen bij aan de natuurwaarden door de natuurgebieden te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Ook kan eventuele overlast van

sommige dieren, planten of vochtcondities in natuurgebieden op omliggende functies (zoals landbouw) worden beperkt. Ook bieden de zones kansen om de relatie tussen natuur en economie en

maatschappelijke betrokkenheid bij natuur te versterken. In de randzones kunnen activiteiten worden ontwikkeld die de belevings-, gebruiks- en economische waarde van natuur goed samen laten gaan met de ecologische doelen. De gebieden die voor de randzones worden aangewezen verschillen. Soms wil de provincie een deel van het Natuurnetwerk dat na de decentralisatie is herijkt op deze manier alsnog (deels) realiseren.

Provincies hebben verschillende beleidsopties om natuurontwikkeling in deze randzones rondom het Natuurnetwerk te stimuleren en richten zich hiermee op verschillende doelgroepen. Grofweg kunnen provincies natuur binnen deze randzones stimuleren met twee instrumenten: (1) het beschikbaar stellen van de subsidie voor een vorm van agrarisch natuurbeheer (bv via de SAN) en (2) het stimuleren van natuurinclusief ondernemerschap.

De eerste variant richt zich vooral op agrarische ondernemers rondom het Natuurnetwerk. De

provincie Flevoland en Gelderland trachten zulke zones te creëren. Op basis van onderzoek en overleg met agrarische collectieven heeft de provincie een aantal kansrijke gebieden aangewezen voor

agrarisch natuurbeheer, die ook als buffer kunnen fungeren rond bosgebieden en kunnen zorgen voor meer natuurlijke overgangen tussen bos en akker. Ook de provincie Zeeland stimuleert agrarisch natuurbeheer in specifieke zones (buiten het Natuurnetwerk), bv. via pacht van terreinbeheerders of agrarische collectieven. Ook de provincie Zeeland wil de negatieve effecten van de landbouw op natuur reduceren door het stimuleren van natuurinclusiviteit. Het zet in op het creëren van multifunctionele bufferzones, waar duurzame agrarische verdienmodellen worden

ontwikkeld/aangepast agrarisch gebruik plaats gaat vinden.

De tweede variant richt zich op zones voor natuurinclusief ondernemerschap, die een buffer moeten creëren voor de natuur. Natuurinclusief ondernemen is een breed begrip waarbij combinaties worden gezocht tussen natuur en andere maatschappelijke en economische functies en dat kan bijdrage aan economische groei die is gebaseerd op het duurzaam benutten van ‘natuurlijk kapitaal’.

Natuurinclusieve landbouw valt hier ook onder. Provincies kunnen natuurinclusief ondernemen op verschillende manieren stimuleren, bv. met Natuur op uitnodiging, groen voor rood regelingen, financiële compensatie of het bieden van organisatorische ondersteuning. Beleid voor de realisatie van dergelijke zones kan zich richten op een brede doelgroep: agrariërs, (recreatie)ondernemers,

burgerinitiatieven of andere maatschappelijke organisaties. Bij natuur op uitnodiging worden partijen uitgenodigd om natuur te realiseren. Bij rood-voor-groen regelingen worden vergunningen voor nieuwbouw gekoppeld aan een verplichte private bijdrage aan natuur en landschap. Daarbij kan je denken aan de planologische zones in de provincies Utrecht (groene contour), Gelderland (groene ontwikkelzone), Overijssel (zone ondernemen met natuur en water) en Limburg (zilvergroene natuur) (Kuindersma et al., 2017: p. 20 – 34).

Een ander voorbeeld van een provincie die een zone voor natuurinclusief ondernemen wil realiseren is de provincie Noord-Brabant. De provincie heeft samen met ZLTO het concept Ondernemend

Natuurnetwerk ontwikkeld, waar zowel agrariërs als andere ondernemers (bv. particuliere

landgoedeigenaren, recreatiebedrijven) de kans krijgen om grond in eigen beheer te blijven gebruiken en natuurinclusieve verdienmodellen te ontwikkelen. De provincie biedt financiële ondersteuning voor de gedeeltelijke afwaardering van de grond (maximaal 50%) en inrichtingskosten (50%), maar de ondernemers komen niet in aanmerking voor een jaarlijkse beheervergoeding en de nieuwe natuur behoudt de planologische aanduiding landbouw. Middels een kwalitatieve verplichting worden afspraken over de status en het gebruik van de grond vastgelegd (bv. geen mest of

bestrijdingsmiddelen gebruiken).

5.2.2

Verwachtingen

Uit de algemene interviewronde bij provincies (De Wit et al., 2018) en eerdere analyses (Kuindersma et al., 2017) hebben we de volgende verwachtingen gedestilleerd rondom de werking van het instrument schilbeleid rondom het Natuurnetwerk via agrarisch ondernemerschap:

1. Met schilbeleid rondom het Natuurnetwerk -waarbij (agrarisch) medegebruik mogelijk blijft- kunnen vooral lichtgroene natuurtypes gerealiseerd worden, die als bufferzone voor

aangrenzende donkergroene natuurgebieden kunnen functioneren.

2. Er is voldoende belangstelling bij grondeigenaren in de schil rondom het Natuurnetwerk om vormen van natuur met medegebruik te realiseren.

3. De provincie faciliteert met passende instrumenten de realisatie van schilbeleid rondom het Natuurnetwerk.

4. Schilbeleid is bij uitstek geschikt voor de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen waarin natuurrealisatie en agrarisch ondernemerschap hand in hand gaan.

5. Schilbeleid vergroot de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur onder initiatiefnemers en de lokale bevolking.

5.2.3

Caseselectie

In veel provincies staat schilbeleid nog in de kinderschoenen en/of komt het lastig van de grond. Vanwege het feit dat het schilbeleid in veel provincies nog niet heel concreet is uitgewerkt of concrete voorbeelden ontbreken hebben we in deze studie de meest uitgewerkte vormen van schilbeleid als

casestudie geselecteerd. Belangrijk criterium was ook dat de provincie reeds concrete ervaringen met de uitvoering moet hebben opgedaan. Het gaat hierbij om de eerdergenoemde initiatieven uit Zeeland (multifunctionele bufferzones) en Noord-Brabant (Ondernemend Natuurnetwerk Brabant). Hierbij gaat het strikt gesproken in Noord-Brabant om een interne schil binnen het beoogde Natuurnetwerk. Dit is echter wel enigszins vergelijkbaar met een externe schil in andere provincies, omdat de meeste initiatieven zich in een schil om bestaande natuurgebieden afspelen en de grond in het Ondernemend Natuurnetwerk ook een agrarische bestemming houdt.

Binnen de case Multifunctionele bufferzones Zeeland is gekozen voor de gebiedscase Burgsluis. Deze gebiedscase is geselecteerd vanwege de concrete ervaringen die hier met het concept multifunctionele bufferzones zijn opgedaan. Binnen de case Ondernemend Natuurnetwerk Brabant is gekozen voor gebiedscase landgoed de Koekoek, omdat dit initiatief representatief is voor het gros aan ONNB- initiatieven: het betreft namelijk een biologische agrarische onderneming die het concept als vliegwiel gebruikt heeft voor investeringen in het bedrijf. Daarmee is een relatief groot oppervlak (20 ha) aan nieuwe natuur gerealiseerd.

5.3

Multifunctionele bufferzones in Zeeland

5.3.1

Inleiding

In de deze paragraaf gaan we in op de strategie van de provincie Zeeland om, op vrijwillige basis, multifunctionele bufferzones te realiseren rondom het Natuurnetwerk (5.3.2). Daarna gaan we specifiek in op de ervaringen in de gebiedscase Burghsluis op Schouwen-Duiveland (5.3.3). Hier is het Zeeuwse Landschap een project gestart door via het verpachten van eigen grond, agrarische bedrijven te stimuleren tot meer natuur-inclusieve landbouw en vooral meer boerenlandvogels. Dit project is niet specifiek gericht op een bufferzone rondom het Natuurnetwerk, maar levert door de concrete ervaringen wel waardevolle lessen hiervoor op.