• No results found

Het protestantisme in België

In document De Tijdspiegel. Jaargang 35 · dbnl (pagina 53-77)

I.

Het jongste, kortelings verschenen jaarverslag der Société évangelique ou Eglise

chrétienne missionnaire belge vangt aan met op de beweging naar het Protestantisme

in België te wijzen. ‘De oorzaak dier beweging is veelzijdig’, laat de verslaggever erop volgen; ‘zij is tegelijk van staatkundigen, socialen en godsdienstigen aard. Zij heeft zeer ernstige beslommeringen tot oorsprong. Eigenlijk is hier een vraagstuk van persoonlijke vrijheid in het spel. Men gelooft - en niet zonder grond - dat de staatkundige en burgerlijke maatschappij, het gezin en het individu, in groot gevaar zweven; dat men hen tegen een dreigende ramp dient te beschermen.’

Lang is de tijd verloopen, toen zulk een even korte als onheilspellende bewering breedvoerige toelichting eischte. Inzonderheid sedert de H. Stoel, den 8stenSeptember '64, der beschaving zijn ultimatum, door middel van den Syllabus beteekende, heeft zich het Ultramontanisme schier overal, meer of minder onbeschaamd, in al zijn afzichtelijke naaktheid getoond. Zelfs Spanje voldoet niet meer aan de eischen, die in de oogen van het Vatikaan voor het bestaan van overeenstemming tusschen den Staat en de R.K. Kerk onmisbaar zijn. Het gemeenebest Paraguay is het ideaal. En indien België - Goddank - nog ver boven die republiek staat, dan is het der Kerk evenmin te verwijten, als men zou kunnen ontkennen, dat het bedoelde land in de laatste jaren wezenlijke stappen op den weg naar dat ideaal hebbe gedaan.

Inzonderheid der Fédération des Associations libérales, of liever den voormaligen Minister van Justitie, den heer Bara, behoort de eer, in de maand October van het vorige jaar een schril,

maar slechts al te juist tafereel te hebben opgehangen van den toestand, waarin het Ultramontanisme België allengs heeft weten te plaatsen. Immers, Bara is de schrijver van het manifest, dat toenmaals van het Bond der vrijzinnige kiesvereenigingen des lands uitging ten einde de Regeering te bewegen naar middelen om te zien, opdat de volksvertegenwoordiging des lands in waarheid de uitdrukking van den nationalen wil zou worden Thans wordt, naar hij niet ten onrechte beweert, de wetgevende vergadering in werkelijkheid door het episcopaat samengesteld, dat op zijne beurt een gedwee werktuig in de handen der Ultramontanen is Te zamen streven zij ernaar, België tot een geestelijken staat, tot een middel van godsdienstige verdrukking, tot een bolwerk ten bate van Rome te maken, dat der R.K. kerk, bij zijn worstelstrijd tegen de moderne begrippen, van dienst kan wezen. Niemand kan, naar Bara's beweren, worden gekozen dan met toestemming van den bisschop van zijn diocees.

De nieuwe wet tegen de kiesknoeierijen kwam tot stand. Maar dat zij, al zou men ook in dat opzicht de meening der meest inschikkelijke optimisten deelen, slechts luttel beterschap in den bestaanden toestand kan brengen, bewijzen de grieven die in hetzelfde manifest werden opgesomd. Of zal de kieswet verhinderen, dat de bisschoppen, die luitenants van Rome, de geheele geestelijkheid blijven bestieren en deze, zooals zich een Fransch prelaat, de kardinaal Bonnechose, uitdrukte, als een regiment, in gesloten gelederen oprukke, zoodra haar daartoe bevel wordt gegeven? Zal zij kunnen tegengaan, dat sergeanten en korporaals van dat talrijke geestelijke heir, door middel van kansel en predikstoel, datzelfde wachtwoord onder het tegenwoordige, en door de school, zelfs onder het aankomende geslacht verspreiden? Zal zij paal en perk aan het verkondigen der leer van de hoogeschool van Leuven kunnen stellen, volgens welke men een geslacht behoort voor te bereiden, dat de Grondwet des lands voor de ‘ware wetten der christelijke maatschappij’, d.i. den Syllabus, de plaats doet ruimen? De wet schijnt een einde aan het uitoefenen van openlijk, dadelijk, tastbaar toezicht der geestelijkheid op de kiezers te zullen maken, maar zal deze niet des te ijveriger, inzonderheid in den biechtstoel, op poene van hel en duivel(*)

, het stemmen ten gunste van den vrijzinnigen candidaat, ja zelfs de onzijdigheid verbieden? Zal de geestelijke er niet te scherper op toezien, dat de plattelandsbewoner de, hem onder kruisband toegezonden drukwerken, al zijn het ook de Handelingen der Kamers, zonder zijne toestemming zelfs niet opene? En indien de kieswet geen einde aan die grieven heeft gemaakt, blijft dan Bara's voorspelling niet ongeschonden, volgens welke den kiezer ten platten

(*) Bij de beraadslagingen over de bedoelde wet werd niet alleen door een aantal clericalen, maar zelfs door een der ministers-beweerd, dat de geestelijke, die het toedienen der sacramenten van de vraag afhankelijk maakt, hoe de boeteling stemt, van een onbetwistbaar echt gebruik maakt.

lande ten laatste de oogen zullen opengaan, en hij dezelfde mate van vrijheid als de stadbewoner zal willen genieten en het juk door den clerus, in vereeniging met den grondeigenaar, op zijne schouders gelegd, zal trachten af te schudden?

Het gevaar is dus geenszins afgewend; het uitbreken van den brand is slechts vertraagd. En wie het mocht betwijfelen, lette slechts op enkele feiten uit den jongsten tijd. Te Ruddervoorde komt de vertegenwoordiger van het openbaar gezag - de burgemeester - ten aanhoore van allen verklaren, dat hij en zijn gemeenteraad zich voortaan, op het stuk der kerkhoven, niet naar de wet, maar naar de voorschriften der onfeilbare kerk zullen gedragen; te Herve, daarentegen, wordt de burgemeester van de R.K. gemeente en het ontvangen der sacramenten uitgesloten, omdat hij de wet had doen eerbiedigen en op de begraafplaats der overige Katholieken het stoffelijk hulsel had toegelaten van iemand, wien de priester den aflaat had geweigerd - omdat hij, als houder van een koffiehuis, vrijzinnige nieuwsbladen ter lezing hield!

Welke vruchten zulke toestanden noodzakelijk moeten doen rijpen, is duidelijk. De Kerk is meer en meer de tegenstelling van den Staat geworden. Gehoorzaamheid jegens de eene is slechts ten nadeele van den eerbied jegens den anderen mogelijk. Den eerlijken burger bekroop allengs meer en meer het gevoel van hem, die een gewichtig pleit tusschen twee hem even dierbare wezens had te beslechten. Maar hoe hooger de eischen der Kerk stegen, hoe sterker zij hare duimschroeven aanzette, des te gemakkelijker ook werd de keus. In den regel was deze in overeenstemming met de voorspelling, dat de armen van geest het Hemelrijk zullen erven. Dat verklaart wellicht tegelijkertijd, waarom de pogingen van twee Fransche geestelijken, om het Oud-Katholicisme in België te doen kiemen, weinig of geene vruchten droegen. Slechts de meer ontwikkelden hadden, in het algemeen, der R.K. Kerk den rug toegekeerd, en deze - men vergeve de uitdrukking - waren reeds lang het

Oud-Katholicisme over het hoofd gegroeid. Zij wendden hoogstens den blik naar de

Libre Pensée of andere soortgelijke vereenigingen, die echter voornamelijk ten doel

hebben hare leden in de gelegenheid te stellen, zich bij overlijden zonder de hulp der geestelijkheid, op betamelijke wijs ter laatste rustplaats te doen geleiden, of wel zij bleven buiten elke gemeenschap met eenigerhande kerkgenootschap en wierpen zich in de armen van het ongeloof, der negatie(*)

.

(*) De Graaf A. de Gasparin, die in 1872, in zijn werk La France, nos fautes etc. de voortplanting van het Protestantisme zijn vaderland als redmiddel aanbeval, zeide ongeveer hetzelfde van zijne Katholieke landgenooten. ‘Ultramontains ou impies, telle est la situation de nos populations catholiques, exception faite des bonnes âmes - il en existe, grâce à Dieu - qui demeurent chrétiennes en restant catholiques, à force d'inconséquence et de simplicité.’ 2de deel, bladz. 187.

II.

In dien laatsten ruimeren zin wenschte de Luiksche hoogleeraar Emile de Laveleye klaarblijkelijk te worden opgevat, toen hij in '77, in zijn bekend opstel Le

protestantisme et le catholicisme(*)

, voor het eerst de stelling bepleitte, dat de ‘libre

pensée’ niet toereikend was om het godsdienstig gevoel der groote menigte te

bevredigen, en de voortplanting van het Protestantismus in België als geneesmiddel aanwees. En het denkbeeld verspreidde zich gaandeweg in wijderen kring. De Gentsche hoogleeraar Laurent, die reeds in zijn werk Le catholicisme et la religion

de l'avenir de noodzakelijkheid eener godsdienstige hervorming had bepleit, maakte

zijn voortreffelijk dagblad La Flandre libérale aan de Protestantsche beweging in België cijnsbaar. De Graaf Goblet d' Alviella, eindelijk - wij gewagen natuurlijk slechts van de voornaamste hoofden der school - volmaakte die trits van moderne apostelen.

‘La libre pensée ou plutôt le rationalisme, schreef de laatste, est un mouvement

d'autant plus sérieux qu'il est le fruit spontané et naturel des progrès graduellement réalisés dans l'état de nos connaissances; et l'on peut dire que déjà aujourd'hui il constitue la religion personelle des libéraux les plus éclairés et les plus influents. Mais, par cela même qu'il est en quelque sorte le couronnement de toute notre éducation morale et intellectuelle, force nous est de douter que les masses soient mûres pour ce dernier terme de leur évolution religieuse. Ah! sans doute, si, du jour au lendemain, nous pouvions faire parcourir à l' intelligence de la foule la route qui de la religion catholique mène à la religion naturelle, nous n'hésiterions pas à concentrer tous nos efforts sur la propagation des doctrines qui nous semblent le dernier mot du libéralisme en religion. Mais pour qui connaît les dispositions des femmes, des paysans, voire des classes moyennes dans nos campagnes et même dans nos petites villes, est-il possible d' oublier combien cette partie de notre population offre die résistance aux conquêtes du rationalisme, malgré le prosélytisme des libres penseurs combiné avec les provocations de l' Eglise romaine’(†)

.

Men vergeve de misschien ietwat langademige aanhaling. Maar beknopter en juister zou ik de richting niet kunnen aanduiden, die de leiders der nieuwe

Protestantsche beweging aan deze wenschten te geven. Aan de andere zijde legden inzonderheid Laurent en De Laveleye de hand op een uiterst gevoelige plek. Zij waagden het op de halfslachtigen, op de godsdienstige amphibiën te wijzen, op hen die geen kleur durven bekennen, die wel de R.K. Kerk verwenschen, maar niettemin de opleiding hunner loten aan de Kerk toevertrouwen. En waarom handelen zij aldus, vroeg Laurent, en hij antwoordde:

(*) Revue de Belgique 7dejaargang XIXdedeel bladz. 5.

(†) Comment on élève autel contre autel. Revue de Belgique '1876, XXIIIe

‘Omdat zij verlangen, dat hunne kinderen godsdienstige beginselen zullen bezitten, terwijl zij bespeuren dat hun die alleen door de Kerk kunnen worden geschonken(*)

. Daarom vertrouwen zij hunne zonen en dochters, hun tegenzin ten spijt, der Kerk toe. En hoe anders te handelen? Wie, behalve de priester, zal hun het

godsdienstonderwijs geven, dat zij als onmisbaar beschouwen? Toch niet de vader, die zelf niet meer gelooft; de moeder evenmin; immers deze zal het kind het bijgeloof bijbrengen waarin zij zelve vegeteert. Het kind zal dus zonder eenig geloof worden opgevoed.... Maar alsdan rijst een ander gevaar. Zonder eenigen godsdienst opgevoed, zal het kind door het voorbeeld worden beheerscht; het zal een bekeerder of een bekeerster ontmoeten, en, ten spijt zijner ouders, Katholiek worden’(†)

.

En De Laveleye ontwikkelde dat denkbeeld nader - want nog eene derde aanhaling is noodzakelijk, om het terrein met juistheid af te palen, waarop zich de strijd om het Protestantisme in België beweegt.

‘Evenals in de overige landen,’ schreef de Luiksche hoogleeraar(§)

, ‘wordt het liberalismus in België op een weg medegesleept, van welken het moeielijk is te zeggen waarheen hij voert. Weleer gaf het liberalismus aldaar hoog op van zijn eerbied voor het geloof zijner vaderen, en zijn geheel programma bestond in de onafhankelijkheid van het burgerlijk gezag. Thans herhaalt hij de overmoedige leus der geuzen, en tast de dogma's aan. De onfeilbare paus legt beslag op de

opperheerschappij en op alles wat met de zedeleer in verband staat. Maar aangezien het onderwijs, het Burgerlijk Wetboek, de staatkundige wetten, alles in één woord, aan de zedeleer ondergeschikt is, dient men zich, evenals de Ultramontanen, in alles aan den paus te onderwerpen of tegen de leerstelling zelve in verzet te komen, krachtens welke de kerk hare autoriteit tracht op te dringen. Voortaan zal het voor het liberalisme eene onmogelijkheid wezen den strijd niet op godsdienstig gebied over te planten. Is dat zoo, dan dient het ook met juistheid te weten wat het wenscht te bereiken. Is het liberalisme van oordeel, dat de menschheid zonder godsdienst kan leven, dan behoeft het slechts de oude eerediensten af te breken; op hunne bouwvallen zal de libre pensée, ontdaan van alle hersenschimmen - het bestaan van een God en de onsterfelijkheid der ziel - heerschen. Gelooft het liberalismus, integendeel, dat de maatschappij een godsdienstigen grondslag behoeft, dan handelt het kwalijk door het Katholicismus te vernietigen, zonder zich om diens vervanging te bekreunen... Toen de Geuzen der 16deeeuw het hoofd opstaken, om het land van “het ongediert der papen te verlossen”, kozen zij, ter vervanging der oude vormen van den door hen afgewezen godsdienst, een Christendom, dat meer overeenkomst met het onderwijs van Jezus bood,

(*) De Katholieke Kerk in België kent namelijk den leeken godsdienstleeraar niet. (†) La religion de l'avenir blz. 534.

(§) Revue de Belgique 1876, 8ste

en zij stichtten de meest vrije, de meest bloeiende landen der wereld: Holland, Engeland en de Vereenigde Staten. Indien de bedelzak der hedendaagsche Geuzen slechts eene pure negatie bevat, zullen zij slechts wanorde en regeeringloosheid zaaien; immers zonder godsdienstige denkbeelden kan de maatschappij niet bestaan.’

Thans kent men de grenzen van het slagveld - maar tegelijk heeft eenig doorzicht veroorloofd te gissen, van welke zijde tegenspraak op zou dagen.

Indien men slechts tegen al te veel doorzicht - of moet ik kortzichtigheid zeggen! - hebbe gewaakt. Want wie heeft hier niet in de allereerste plaats aan de Katholieke ijveraars gedacht. Zeker, zij zorgden ook nu weder voor het Anathema sit - alsof de Syllabus niet reeds te over in die behoefte had voorzien. Of wellicht is het juist daarom, dat de Protestantsche beweging zoo al niet grondiger, dan toch vrij wat breeder door andere tegenstanders dan de Roomsche klerikalen werd besproken. Misschien ook voorzagen de laatsten dat het Anathema sit, indien het werkelijk nog noodig ware, wel van elders zoukomen. Of herinnerden zij zich wellicht dat de orthodoxe Société evangélique, van 1825 tot 1865 duldde, dat Britsche ritualisten in haar kerkgebouw, met de gebruikelijke bloemen-, beelden- en waskaarsen-uitrusting, ware Maria-diensten vierden - en dus ook hier het gezegde, dat de uitersten aan elkander grenzen, van toepassing moest wezen?

Maar hoe het zij, indien de Katholieke ijveraars meenden den Protestanten zelven te kunnen overlaten een aanhangsel ad hoc tot den Vatikaanschen Syllabus te leveren, dan werden zij geenszins in hunne verwachting bedrogen. In plaats van elkaar de hand tegen den gemeenschappelijken vijand te reiken, bestookten de orthodoxe hervormden hunne meer vrijzinnige geloofsgenooten; in stede van te luisteren naar den kort te voren van even bevoegde als oprecht overtuigde zijde gegeven raad, om niet langer bij de meening te volharden, dat er eenig voordeel bij is te behalen wanneer men de zielen aan de Katholieke orthodoxie onttrekt, ten einde die in de kluisters der Protestantsche orthodoxie te klinken(*)

, slingerde de laatste inderdaad haren banvloek tegen de richting, die de nieuwe Protestantsche school en hare hoofden wilden volgen, en dat wel op eene wijze, die wellicht de stoutste verwachting van den vurigsten Ultramontaan overschreed. Had Boileau dan ook Le Protestantisme

et la presse belge(†)

gekend, de strijd tusschen Claude Auvri, den schatmeester der Sainte Chapelle, en den voorzanger Jacques Barrin zou hem zeker niet meer de vraag hebben ontlokt:

(*) Chr. Rahlenbeck, Les Protestants de Bruxelles. Gent, 1877.

(†) Het bedoelde schotschrift verscheen in den vorm eener eerste aflevering van een Tijdschrift. Die vorm was echter klaarblijkelijk gekozen om het boekske grootere ruchtbaarheid te geven. Inderdaad heeft tot heden geen vervolg het licht gezien. De naam des schrijvers wordt niet opgegeven, doch de uitgever verklaart luide dat het door den predikant D... der Société évangélique is opgesteld.

Tant de fiel entre-t-il dans l' âme des dévots!

Misschien onderstelt zelfs Basile niet, als hij den lof van den laster verkondigt, dat het door hem geprezen wapen zóóver kan reiken. Zelfs eene, voor kuische ooren kwetsende annonce uit een nauwelijks bekend advertentieblaadje van Verviers moet dienst doen.... om den invloed van het vrijzinnig liberalisme - in een Katholieke stad - te kenschetsen! Den eerlijken, begaafden, maar vrijzinnigen herder Bost tracht men van meineed te doen verdenken door - in strijd met de waarheid - te verklaren, dat hij bij zijne benoeming de beginselen der orthodoxe kerk met zijne handteekening zou hebben bekrachtigd. Daarentegen vlecht de schrijver van den banvloek lauweren om de slapen van Moody en Sankey. Ware het echter niet vrij wat raadzamer geweest, vóór het ruchtbaar maken van dat alles, eens rijpelijk na te denken over hetgeen de steller van het vrome pamflet zelf schreef: ‘Sans cléricaux, il n'y aurait pas tant

d'incrédules; sans incrédules, tant de cléricaux. Ceci fait vivre cela.’ Natuurlijkerwijs

had Dr. D. hier alleen de Katholieke clericalen op het oog.

Thans daarentegen rechtvaardigde de schrijver van Le Protestantisme belge, althans tot op zekere hoogte, de meening van zekeren vrijdenker - en zoo ben ik tevens tot een andere groep van tegenstanders der Protestantsche beweging genaderd - al ergert hij zich, en terecht over dat oordeel: ‘Vous aurez beau changer la forme catholique

en forme protestante, vous n'aurez rien fait, aussi longtemps que vous n'aurez pas attaqué le taureau par les cornes. Dieu c'est le mal, comme l'a dit Proudhon(*)

. Thans, terwijl de Protestantsche herder van Frameries(†)

zich beklaagt, ‘dat men wel de afgodsbeelden bespot, maar niettemin alleen den eeredienst van het stof wil kennen en zonder God noch hoop leven’, komt men een ander vrijdenker in het gelijk stellen, volgens wien leerstelling en godsdienstige onverdraagzaamheid onafscheidelijk met elkander zijn verbonden(§)

. Volgens dezen, ‘staat God tot de geschiedenis, als de ziekte tot het lichaam, als de krankzinnigheid tot de hersenen; en men is niet overmoedig wanneer men weder gezond wenscht te worden.’ Indien men volstrekt een eeredienst behoeft, om zijn verstandelijke en maatschappelijke rol te vervullen, om te regeeren, gaat hij voort, dan is slechts één - namelijk het Katholicisme - daartoe geschikt; maar het Protestantisme heeft zijne onmacht bewezen. Dat zou, meen ik, tot kenschetsing van de houding der vrijdenkers tegenover de Protestantsche beweging meer dan volstaan. Maar de bewijzen, waarmede dat alles wordt gestaafd, zijn dikwerf zoo.... nieuw, dat ik zwak genoeg ben niet aan de verzoeking te kunnen weerstaan, er althans ettelijke aan te halen: Duitschland en Engeland, die der hervorming tot bakermat

(*) Het nieuwsblad La Chronique. (†) 38ste

Rapport der Société évangélique p. 33.

dienden, waren toenmaals de meest, verachterde landen van Europa De statistiek (welke?) bewijst het(*)

. Of wel, Arnould haalt Nederland als bewijs aan, dat daar alle godsdienstige verdraagzaamheid voor de meest exclusieve, Protestantsche dweperij heeft plaats gemaakt. Daarentegen vormen de Katholieken in Nederland de liberale partij! Maar ook de R.K. Kerk gaat onder, zelfs in Italië, waar het koningschap zijnen

In document De Tijdspiegel. Jaargang 35 · dbnl (pagina 53-77)