• No results found

2. Theoretisch kader

2.4 Professionalisering

2.4.1 Inleiding

Stichting Het Venster neemt signalen vanuit de praktijk serieus en wil haar hulpaanbod professionaliseren, op een manier die past bij haar normen en waarden. Hiermee raakt het de zogenoemde normatieve professionaliteit. Voor dit onderzoek is het waardevol om stil te staan bij de actuele ontwikkelingen rondom deze professionalisering. In paragraaf 2.4.2 volgt hier een beschrijving van. Baart voegtde tijdens een studiebijeenkomst van Stichting Presentie (2016) hieraan de term ‘de verstandige professional’ toe. In paragraaf 2.4.3 wordt beschreven wat hiermee wordt bedoeld.

2.4.2 Normatieve professionaliteit

Stichting Het Venster neemt haar verantwoordelijkheid om te investeren in professionalisering van haar hulpaanbod. Het verbinden met haar normen en waarden heeft daar een centrale plaats in. Zij zoekt hierbij naar een wijze van professionalisering die daarbij past.

In de missie van Stichting Het Venster, zoals beschreven in paragraaf 1.1, wordt aangegeven dat zij haar werk vanuit een protestants christelijke identiteit vorm wil geven. Afhankelijkheid van en het leven tot eer van God dienen zichtbaar te zijn in de hele organisatie. Deze missie heeft met zingeving te maken. Van Zanten (1994) schrijft over professionals die vanuit zingeving handelen. Deze

professionals hebben als het ware ‘een bril’ op, waardoor men prikkels uit de omgeving leert onderscheiden en waardoor er orde en samenhang aangebracht kan worden om lijn aan te brengen in het leven. ‘Dit ben ik en dit past bij mij’. Stichting Het Venster wil binnen het professionaliseren ook haar eigen lijn aanbrengen. Voor organisaties is het volgens Van Zanten belangrijk om door ‘hun bril’ naar de prikkels van buitenaf te kijken. Van Zanten geeft aan dat daar drie elementen belangrijk in zijn.

32

Ten eerste gaat het om de vraag wie men wil zijn. Wat voor een organisatie willen wij zijn? Deze vraag richt zich op het zelf van de organisatie. Het tweede element richt zich op de ander. Wie zijn belangrijk en met wie hebben wij te maken? Welke plaats hebben wij als organisatie in de

samenleving en waar hebben wij invloed op? Het derde element richt zich op de waarden, waarop een organisatie zich richt. De waarden raken de missie van een organisatie. Deze drie elementen zijn herkenbaar in het beleid van Stichting Het Venster.

Westerhof (2010) geeft, net als van Zanten, aan dat het voor organisaties van belang is dat zij in de veranderende sociaal-culturele omgeving op zoek blijven naar de betekenis van hun plannen. Het verlangen om iets te doen, dat aansluit bij de eigen waarden, gaat daardoor richting geven. Hiermee ontstaat authenticiteit, waarmee organisaties hun doelen na kunnen streven op een manier die bevredigend kan zijn voor alle betrokkenen. Deze authenticiteit is herkenbaar bij Stichting Het Venster. Zij kiest er bewust voor om haar professioneel handelen te verbinden met haar missie en is daarmee onderscheidend van andere organisaties.

Binnen de plannen van organisaties zijn het de professionals die op hun eigen wijze invulling geven aan de uitvoering van het werk. Als zingeving voor organisaties ‘betekenis geven’ en ‘richting bepalen’ inhoudt, dan is dat voor de professionals eveneens belangrijk. Ook zij kunnen via hun bril bewust kijken naar de drie genoemde elementen en het zelf, de ander en de waarde op persoonlijke wijze te bezien. Hiermee komt ‘het lijn uitzetten’ in hun eigen, authentieke professionele leven in beeld. Als deze individuele ‘lijnen’ overeen komen met de ‘lijnen’ van de organisatie, dan kunnen deze elkaar versterken. Er kan een krachtige missie ontstaan, waarin zowel de organisatie als de professionals betekenisvol werkzaam kunnen zijn.

Wijffels (2009) hecht grote waarde aan zingevend handelen. Hij beschrijft het risico voor de samenleving als er vooral op functionaliteit en efficiëntie wordt gericht. Als er geen ruimte is voor ethisch-morele aspecten van het bestaan, krijg je een platte cultuur, waarin het veelal om ik-gerichte zaken zal gaan en veel minder om gemeenschappelijkheid. Er moet meer aandacht besteed worden aan wat echt nodig is om de samenleving te verbeteren. Hij spreekt zich uit om vooral stil te staan bij waar het leven in essentie om draait. De grote uitdaging voor de komende fase in de maatschappelijke ontwikkeling is om de innerlijk motivatie een belangrijke plek te geven in de manier waarop mensen zich verhouden tot de maatschappij (p.186). Dit pleidooi van Wijffels kan als een stimulans voor Stichting Het Venster gelden. Zij durven vanuit hun innerlijke overtuiging hun plaats in te nemen in de samenleving en te gaan voor wat zij essentieel vinden.

Uit bovenstaande blijkt dat er in de actuele ontwikkelingen in de samenleving behoefte is aan betekenisgeving aan het professionele werk. Er is ruimte voor normatieve professionalisering.

33

Van Doorn (2007) geeft aan dat met de invoering van de Wmo in veel organisaties de nadruk op technisch-instrumentele aspecten van professionaliteit is komen te liggen. Veel instellingen zijn noodgedwongen vooral bezig met organisatorische problemen en interne regelgeving. Voor Van Doorn echter is professionaliteit altijd verbonden met ‘eer en geweten’ van professionals en

organisaties. Bij dilemma’s, waar de realiteit niet samen gaat met de idealiteit op grond van de normen en waarden, ontstaat spanning. Kunneman (2015) noemt dit morele spanning, die ontstaat op ‘plekken der moeite’. Voor welzijnsinstellingen is het de uitdaging om de ‘plekken der moeite’ te zien als onderdeel van professionaliteit. Van Doorn noemt de moraliteit zelfs de kern van het werk. Om de professionele missie inhoud en vorm te geven kan het gesprek rondom morele dilemma’s richting geven en uiteindelijk de kwaliteit van het professioneel handelen vergroten. Dit leidt tot het doen van wat professioneel goed is.

2.4.3 De verstandige professional

Tijdens een studieochtend van Stichting Presentie (2016) gaf Baart aan dat hij eveneens de waarde van normatieve professionalisering inziet. Tegelijk ziet hij ook hoe lastig het is om dit te integreren in de praktijk van het professionele werk. Wat hem in de huidige tijd opvalt bij professionals is dat tal van professionals verstrikt raken in het zich verantwoorden ten opzichte van regels, afrekencriteria en prestatieafspraken. Procedures en methoden zijn goed doordacht en aangereikt om de professionals richtlijnen te bieden. Het is maar de vraag, zo vertelde Baart, of deze aansluiten bij de complexe praktijken in de leefwereld waarin professionals zich bevinden. Hij stelt deze evidence-based

interventies dan ook ter discussie. De professionals hebben niet met enkelvoudige handelingen, welke in klinische situaties ontworpen zijn, te maken. De leefwereld van professionals is een complexe praktijk, waar constant afgestemd moet worden op de behoefte van de hulpvrager. Het komt neer op het maken van keuzes rondom wat goed is. Die praktijk laat zich niet zo makkelijk leiden door regels en procedures. In zijn lezing (persoonlijk bijgewoond op 8 april 2016) daagt hij de professionals uit om in die complexiteit te ‘doen wat goed is’ en daarmee ‘ongehoorzaam’ te zijn aan bestaande beperkende structuren. Baart pleit voor een morele verstandhouding: ‘Wat is het goede dat we moeten nastreven?’ of ‘ Wat is hetgeen ik nu wil doen en waar ik achter kan staan?’. Baart roept op om op een kritische wijze het verstand te gebruiken, om keuzes te maken welke stappen er gezet moeten worden om het goede te bereiken. Hij spreekt van een verstandige professional.

Dit is geen algehele vrijheid of persoonlijke willekeur. Deze vorm van weten draait om het doen van het goede. Baart bepleit ‘praktische wijsheid’ in tegenstelling tot ‘praktische gebondenheid aan regels en procedures’. Als je gebonden bent aan regels en procedures, dan kom je nauwelijks toe aan vragen rondom de praktische wijsheid, zo geeft Baart aan. Er is ruimte nodig om vrij te kunnen denken, moreel na te denken wat goed of niet goed is en mee te voelen wat er gebeurt, eigen ervaringen in te

34

brengen, kritisch te luisteren naar intuïties, verwonderd te kunnen zijn. De hedendaagse professional is met handen en voeten gebonden aan analytische vormen van weten. Het gaat dan niet zo zeer over het hoe van de toepassing, maar over het waartoe ervan.

Baart daagt de professionals uit om moreel kapitaal te verwerven. Hiermee bedoelt hij dat de professional, naast alle vakcompetenties, meer bronnen van kennen en weten gaat gebruiken. Dit vraagt moed om zogenoemde grijszones in te gaan. Gebieden te betreden, waarin niet alles geregeld is, maar waar het goede gedaan kan worden. Durf risico’s te nemen omwille van het bestwil van de ander. Deze verstandigheid moet verantwoordbaar zijn en dat maakt de professional krachtig in zijn werk.

2.4.4 Verstandige professionaliteit en Stichting Het Venster

De kaders van de Wmo geeft duidelijk richting hoe hulp georganiseerd moet worden. De financiering is daarop gebaseerd. Voor Stichting Het Venster is het de zoektocht hoe zij haar wijze van

hulpverlenen vorm kan geven, zodat het aansluit bij de kaders van de Wmo, maar ook dat het past bij haar professionele missie. Anders gezegd: het is voor Stichting Het Venster een zoeken in hoeverre zij zich laat leiden door de vier kernbegrippen van de Wmo of dat zij buiten deze kaders ook hulp kan bieden, als dit beter aansluit bij normen en waarden, zoals verwoord in de professionele missie. Dit komt overeen met hetgeen van Doorn schrijft in paragraaf 2.4.2. Het gesprek rondom morele dilemma’s kan richting geven en de kwaliteit van het professioneel handelen vergroten. Het is de uitdaging voor welzijnsinstellingen om de ‘plekken der moeite’ te zien als onderdeel van

professionaliteit.

Deze uitdaging is herkenbaar bij Stichting Het Venster. Directeur Hoving spreekt het als volgt uit (persoonlijke mededeling, 12 november 2015): ‘Als wij iets belangrijk vinden, dan willen wij verder kijken dan de grenzen van de Wmo. Wij zoeken, als het nodig is, zelf naar financiële middelen om vorm te kunnen geven aan wat we willen. Wij willen doen waar wij achter staan’. Spanning ontstaat als belangen vanuit de verschillende perspectieven elkaar raken. De gemeente verwacht vanuit macroperspectief dat Stichting Het Venster de gegeven subsidie voor de uitvoering van het werk verantwoordt. De burger wil vanuit het microperspectief soms meer of andere hulp dan geregeld is. Stichting Het Venster heeft haar eigen belang vanuit mesoperspectief en wil daarin trouw zijn aan haar eigen overtuiging. Voor hen is het ideaal dat er geen burgers tussen de wal en het schip vallen. Zij zouden niets anders willen dan naar de burgers toe te kunnen gaan om hen aandacht te geven en hulp te bieden als het nodig is, zo geeft Hoving aan. De realiteit is dat dit niet te organiseren is met de middelen die er zijn. Hier wordt het balanceren tussen ideaal en realiteit zichtbaar.

Stichting Het Venster erkent deze spanning. Het is voor hen ook de aanleiding om via een

praktijkonderzoek tot antwoorden te komen op dit vraagstuk. Ondanks de spanning op deze ‘plek der moeite’ durft zij deze vraag centraal te stellen en op zoek te gaan naar wat voor hen goed is. Doen wat

35

professioneel goed is betekent dan doen wat past bij de verantwoordelijkheid en aansluit bij morele waarden. Zij durven het risico te nemen om gebieden te betreden, waarin niet alles geregeld is, maar waar het goede gedaan kan worden, omwille van het bestwil van de ander. Dit komt overeen met de beschrijving van de verstandige professional in paragraaf 2.4.3.