• No results found

5. Conclusie en reflectie

5.2 Koppeling analyse met theorie

In de analyse van de resultaten met betrekking tot de deelvragen is een koppeling met de theorie, zoals beschreven in hoofdstuk 2, zichtbaar en ziet er als volgt uit:

 Koppeling met actualiteit van de Wmo (paragraaf 2.2)

Gezien de medewerking, die verleend is aan het onderzoek vanuit verschillende disciplines kan gesteld worden dat er bereidheid is om over dit vraagstuk na te denken. Er is aandacht voor de kwetsbare mens vanuit het microperspectief van de burgers, het mesoperspectief van de professionals en vrijwilligers van Stichting Het Venster en vanuit het macroperspectief van de gemeente Nunspeet en de lokale politiek.

Zowel de belangen als de spanningsvelden van de Wmo worden herkend. Daarbij valt de spanning rondom de kernbegrippen zelfredzaamheid en eigen kracht op. De sturende regels van de Wmo geven beperking aan het inzetten van eigen kracht. Als er onvoldoende oog van professionele instanties is voor de persoonlijke omstandigheden en kwetsbaarheden van de burger, dan roept dit wantrouwen op. Dit belemmert het vragen van hulp. Ook het ervaren van ongelijkwaardigheid tussen burgers onderling en tussen burgers en professionals roept wantrouwen op. Burgers trekken zich terug van de

64

De gemeente Nunspeet geeft aan een krachtige basis gelegd te hebben voor de uitvoering van de Wmo. Betrokkenen bij dit onderzoek zijn inderdaad bekend met de kernbegrippen van de Wmo. De sterke sociale netwerkstructuur, die de gemeente ziet, wordt eveneens herkend door deze betrokkenen. De diverse overlegvormen zijn bekend bij de professionals van Stichting Het Venster. De

onderwerpen, die de gemeente de komende jaren uit wil werken, sluiten aan bij de analyse van de resultaten in de beantwoording van deelvraag 3. Daar gaat het ook over het versterken van de positie van vrijwilliger en de samenwerking met professionals.

Vanuit het mesoperspectief van Stichting Het Venster is het praktijkvraagstuk actueel en relevant.

Uit de analyse wordt zichtbaar dat hetgeen beschreven is over de sociale samenhang in de gemeente Nunspeet herkend wordt. Vanuit het microperspectief geven de burgers aan dat het omzien naar elkaar aanwezig is in de samenleving. Het versterken van deze gemeenschapszin kan bereikt worden door in de leefomgeving van de burger te investeren in relaties en netwerken. Dit komt overeen met de belangen van de Wmo en raakt daarmee het macroperspectief van de lokale overheid. De kracht van sterke bindingen en de kwetsbaarheid daarvan in de sociale samenhang van de gemeente Nunspeet wordt herkend door betrokkenen bij dit onderzoek.

 De hulpmisser (paragraaf 2.3)

De vraag van Ham (2013), of er nog ruimte is voor kwetsbaarheid, wordt herkend in dit onderzoek. Het inzetten van hulp uit eigen netwerk is niet vanzelfsprekend. Het al dan niet ervaren van

vertrouwen blijkt daarbij van invloed te zijn. Ook het onvermogen, om het eigen netwerk aan te spreken speelt mee. Niet iedereen weet de weg naar de professionele instanties te vinden en dit sluit aan bij hetgeen Tonkens (2009) schrijft. Het belang van signaleren om hulpmissers te vinden, zoals het Nivel-programma (2013) onderzocht heeft, komt overeen met de beantwoording van deelvraag 3. Dit geldt ook voor de cruciale rol voor informele ondersteuners, waar Linders (2010) de aandacht op richt.

Uit de analyse blijkt dat er burgers zijn, die ten gevolge van de invoering van de Wmo hulp missen. Een aantal kenmerken in de beschrijving van de hulpmisser wordt herkend. Het gaat hierbij om de volgende kenmerken: is vaak onzichtbaar, kan teleurstellende ervaringen hebben opgedaan in eerdere hulpverlening, heeft onvoldoende steunbronnen, heeft moeite om hulp te vragen. Het

praktijkvraagstuk is hiermee relevant in de zin dat er hulpmissers zijn.

 Professionalisering (paragraaf 2.4)

Stichting Het Venster wil haar werk vanuit een protestants christelijke identiteit vorm geven. ‘Het omzien naar elkaar’ moet weer gewoon worden, zo staat in haar missie verwoord. De krachtige elementen van Stichting Het Venster, welke bij de beantwoording van deelvraag 2 genoemd worden, sluiten aan bij deze missie. ‘Het gericht zijn op de ander’, dat van Zanten (1994) als één van de

65

elementen aanreikt aan professionals om vanuit zingeving te handelen, komt hiermee overeen. Uit de analyse blijkt namelijk dat elementen uit haar hulpaanbod positief gewaardeerd worden.

Professionalisering verbonden met zingevend handelen, dat zowel Wijffels (2009) als van Doorn (2007) van waarde vinden, wordt herkend in dit onderzoek. De bereidheid van verschillende

disciplines om mee te werken aan dit onderzoek geeft aan dat het in beeld brengen van hulpmissers ook voor hen van waarde is. De wens om professionalisering normatief in te vullen wordt zo breder gedragen.

Het pleidooi van Baart (2016) om meer praktische wijsheid in te zetten bij professionalisering wordt deels zichtbaar in het onderzoek. De professionals van Stichting Sol Netwerk uit Rotterdam laten een voorbeeld zien hoe zij risico’s durven te nemen omwille van het bestwil van de ander. In de

beantwoording van deelvraag 3 en deelvraag 4 komt hier ook iets van terug. Het investeren in andere vormen van signaleren en het inzetten van outreachend werken geven richting aan om nieuwe stappen te zetten om hulpmissers te bereiken. Dit concretiseren raakt de beschrijving van de verstandige professional.

 Veranderkundige principes (paragraaf 2.5)

De subjectieve benadering van veranderen, volgens de zienswijze van Boonstra (2006) is gebleken in de waardevolle gesprekken, die gevoerd zijn rondom ervaringen van burgers. Deze gesprekken zijn van invloed geweest bij het beantwoorden van de deelvragen en hebben daardoor aanzet tot

verandering gegeven.

Stichting Het Venster beschikt over krachtige kwaliteiten om burgers te helpen. De grondgedachte van de theorie van de Appreciative Inquiry is dat het versterken van wat goed is, groei geeft. Uit de beantwoording van deelvraag 2 blijkt dat Stichting Het Venster over krachtige kwaliteiten beschikt. Voor Stichting Het Venster betekent dit dat als zij deze kwaliteiten krachtig in blijft zetten, dit groei en ontwikkeling kan geven in haar professionalisering om hulpmissers te bereiken.

Stam (2013) ziet de kracht van burgers om veranderingen tot stand te brengen. Daar is vertrouwen voor nodig. Bij de beantwoording van deelvraag 3 wordt aangegeven dat het investeren in de relatie belangrijk is om te kunnen zien wat er zich in de praktijk aandient. Het winnen van vertrouwen wordt daarin centraal gezet. Stam stelt ook dat het aansluiten bij burgers onzekerheid met zich meebrengt. De beantwoording van de deelvragen 3 en 4 laat zien dat het een zoeken is naar een passende wijze om hulpmissers te vinden. ‘Het is een onzeker weten’, zoals Stam dit verwoordt.

66