• No results found

1.8 ‘Het omvallen van de Ziektewet’

2. De Nederlandse glastuinbouw in perspectief

2.6 Technologische innovaties en arbeidsbehoefte

2.6.2 Productiviteit en arbeidsintensiteit: 1980-

In de loop van de tijd is de productiviteit per oppervlakte eenheid door allerlei technologische vernieuwingen en vormen van arbeidsrationalisering sterk toegenomen. In Bijlage A.5 wordt een overzicht gegeven van de productiviteit voor glasgroenten en glasbloemen in de loop van de tijd. De toename van de productiviteit wordt onder meer veroorzaakt door verlenging en intensivering (plantdichtheid) van de teeltduur, het gebruik van assimilatieverlichting en de rassenkeuze. Verderop in deze paragraaf zal hier nader op worden ingegaan. Tevens wordt in Bijlage A.5 grafisch weergegeven dat door de voortschrijdende technologische ontwikkelingen de productiviteit voor zowel de glasgroenten als de snijbloemen sterk is toegenomen. Zo is de productie van tomaten tussen 1980 en 1999 gestegen van 18 naar 44 kg per m2. Dit is een

toename van circa 4,8% per jaar. De productie van rozen is in dezelfde periode toegenomen van 166 naar 218 stuks per m2, oftewel een gemiddelde stijging van 1,4% per jaar.

Door de grotere productiviteit is de arbeidsintensiteit van de gewassen eveneens sterk toegenomen. Elk gewas heeft zijn eigen arbeidsbehoefte. In Tabel 2.10 wordt de arbeids- behoefte voor de zes belangrijkste gewassen weergegeven. Deze arbeidsbehoefte is in de loop van de tijd beïnvloed door de teeltduur, de productie en de mate van automatisering en technologische ontwikkeling. Bij dit laatste moet worden gedacht aan transportsystemen, kleursorteerders, bosautomaten en knippers (Vermeulenet al., 2001: 29).

Tabel 2.13. Arbeidsbehoef e glastuinbouw van de 6 belangrijkste gewassen (in arbeidsjaar/1000m t 2). 1987 1992 1997 2000 Paprika 3,0 3,8 4,2 4,5 Tomaat 4,6 4,7 5,2 5,4 Komkommer 3,5 3,9 4,4 5,5 Roos kleinbloemig 7,7 7,0 10,0 8,9 Roos grootbloemig 5,8 7,1 6,5 6,2 Chrysant 3,5 3,2 3,2 3,2 Gerbera grootbloemig 4,1 6,1 5,0 4,8 Gerbera kleinbloemig 7,1 7,4

Bron: PBG, kwantitatieve informatie voor de glastuinbouw (2000)

Uit Tabel 2.13 blijkt dat de kleinbloemige roos en gerbera de grootste arbeidsbehoefte hebben, gevolgd door de grootbloemige roos, komkommer en tomaat. Voor de chrysant is de arbeidsbehoefte het laagst. De toename van de arbeidsbehoefte van de vruchtgroenten wordt enerzijds veroorzaakt door de verlenging en intensivering (plantdichtheid) van de teeltduur en anderzijds door de toename van de productie. Toegenomen automatisering en mechanisering hebben dit niet kunnen compenseren. Bij de snijbloemen heeft de toename van de assimilatie-

belichting geleid tot productieverhoging en daardoor tot een toename van de arbeidsbehoefte. Daarnaast speelt bij de roos en de gerbera de rassenkeuze, met de daarbij horende verschillen in productie, een belangrijke rol. De teelt van een kleinbloemig ras leidt door de bijna dubbele takproductie tot een veel grotere arbeidsbehoefte. Automatisering en mechanisering hebben wel geleid tot een geleidelijke afname van de arbeidsbehoefte (Vermeulenet al., 2001: 10).

2.6.3 Toekomstverwachtingen

Vermeulenet al. (2001: 29) verwachten dat de productietoename zich de komende jaren minder snel zal ontwikkelen dan in de voorgaande jaren het geval was. Zo is de intensivering van de teeltduur bij groentegewassen voltooid en is teelt op substraat en belichting waar mogelijk ingevoerd. Deze maatregelen bieden geen mogelijkheid meer voor productiestijging (Vermeulenet al., 2003: 30). Mede door de verschuiving van de kleinbloemige naar de groot- bloemige roos verwachten Ruijset al. (2001) dat de productiestijging de komende jaren niet meer dan 1% per jaar zal bedragen. Vanwege het feit dat bij de vruchtgroenten en chrysanten respectievelijk 50% en 70% van de arbeid productie gerelateerd is, verwachten Vermeulen et al. (2001: 30) dat de arbeidsbehoefte jaarlijks met ongeveer 0,5% zal toenemen bij gelijk- blijvende mechanisatie.

Tot nu toe zijn met name de voor de medewerker lichamelijk belastende taken gemechani- seerd. Hierbij is de mechanisatie van arbeidsintensieve taken achter gebleven. Per gewas zijn de perspectieven voor arbeidsbesparing door mechanisatie sterk verschillend (Vermeulen et al., 2001: 30).

Bij paprika zijn er geen mogelijkheden tot mechanisatie van taken aanwezig. Wel kan op teelt- bedrijven enige besparing worden gehaald door het sorteren te centraliseren. Hierbij neemt het aantal verpakkingsvormen meestal toe, waardoor de arbeidsbesparing van de groot- schaligheid verloren gaat (cf. Vermeulen et al., 2001: 30).30

Bij de tomaat is de mogelijkheid tot mechanisatie wel aanwezig. Wanneer het bladbreken met behulp van een robot kan plaatsvinden, zal ongeveer 150 uur per m2 worden bespaard

(Looijesteijn, 1999a). Als in 2010 de oogstrobot operationeel is, dan zal daardoor een bespa- ring van 225 uur per 1.000 m2 worden gerealiseerd (Looijesteijn, 1999b). In 2005 zal ongeveer

50% van het sorteren in centrale sorteerstations plaatsvinden. Per saldo levert dit echter geen arbeidsbesparing op, vanwege het feit dat het aantal verpakkingsvormen toeneemt (Vermeulen et al., 2001: 30).

Als in 2005 het bladplukken bij de komkommer operationeel is, zal daardoor een arbeids- besparing van 230 uur per m2 wordt gehaald. Het inzetten van een robot vereist echter wel

dat er aan een hoge draag geteeld wordt, waardoor de arbeidsbehoefte toeneemt van 965 naar 1280 uur per m2 (na aftrek van de besparing door de bladplukrobot). In 2005 zal het telen aan een hoge draad naar verwachting op 25% van de bedrijven voorkomen. Voorts kan in 2010 een oogstrobot operationeel zijn. Alle bedrijven zullen dan aan hoge draad telen. Dit levert een besparing op van 480 uur per m2, waardoor de arbeidsbehoefte aan een hoge

draad ongeveer gelijk is aan die van een normale teelt (Vermeulenet al., 2001: 30). Bij de roos kan in 2005 het inhangen van de stelen in de opbosautomaat geautomatiseerd zijn. In combinatie met de automatische kwaliteitssortering levert dit bij grootschalige bloemen een besparing op van 150 uur per m2. In 2005 zal 90% van het areaal uit grootbloemige

rozen bestaan; in 2010 komen kleinbloemige rozen niet meer voor. In 2010 kan de gesyn- chroniseerde roos op grote bedrijven op transporttabletten gangbaar zijn. Hierdoor kunnen de takken van een snede binnen een tijdsbestek van 5 dagen worden geoogst in plaats van dagelijks het gehele bedrijf te doorlopen. Dit leidt tot een besparing van 35% op de oogsttijd. Wil een dergelijk systeem rendabel zijn, dan is een hogere productie en een overeenkomstig

30Niettemin vertelde een paprikateler dat momenteel, voortbouwend op de oogstrobot voor komkommers, een

bindrobot werd ontwikkeld die ‘het draaien van de paprika’s’ zou kunnen overnemen. Het was allemaal in de experimentele fase, maar zou een dergelijke robotisering lukken, dan zou dat 20% handmatige arbeid kunnen besparen.

hogere plantdichtheid noodzakelijk. De arbeidsbehoefte per oppervlakte-eenheid neemt hierdoor met ca 15% af (Woerden, 2001).

Bij de chrysant zal de automatisering van de oogst in 2005 op alle grote bedrijven voltooid zijn en in 2010 zullen alle bedrijven hun chrysanten door een oogstrobot laten oogsten. Tevens zal in 2010 het planten worden verricht door een plantrobot. Door dit alles zal de teeltarbeid zijn afgenomen van 470 uur per 1.000 m2op dit moment naar ongeveer 200 uur per 1.000 per m2

in 2010 (Vermeulenet al., 2001: 30).

Bij de gerbera zal in 2005 ongeveer 70% van het assortiment uit kleinbloemige soorten

bestaan. In 2010 zal de grootbloemige gerbera volledig zijn vervangen door de kleinbloemige. Dit leidt tot een toename van de arbeidsbehoefte (door de hogere productie van de klein- bloemige gerbera). In 2005 zal het automatische transport, sorteren en verpakken op alle grote bedrijven zijn ingevoerd. Op de kleine bedrijven zal dit in 2010 gemeengoed zijn. De arbeidsbehoefte zal hierdoor met 50% afnemen van 2.100 uur per 1.000 m2 nu naar onge- veer 1.000 uur (Vermeulen et al., 2001: 31).

In Tabel 2.14 wordt een samenvatting gegeven van de verwachte arbeidsbehoefte per ha in arbeidsjaren voor 2005 en 2010. Behalve voor de komkommers zal op termijn de arbeids- behoefte voor elk van de genoemde gewassen afnemen.

Tabel 2.14. Arbeidsbehoefte per ha in a beidsja en in een aantal jaren.r r

2000 2005 2010 Paprika 4,5 4,3 4,2 Tomaat 5,4 4,2 3,0 Komkommer 5,5 6,9 5,4 Roos kleinbloemig 8,9 8,1 7,9 Roos grootbloemig 6,2 5,6 5,2 Chrysant 3,2 2,2 1,7 Gerbera grootbloemig 4,8 4,2 3,6 Gerbera kleinbloemig 7,4 6,5 5,5

Bron: Vermeulen et al., 2001: 31