• No results found

In het vorige hoofdstuk is beschreven waar de leerkrachten van groep 1/2 op de Gerardus Majellaschool tegen aan liepen in hun klas. Het viel hen op dat de kinderen uit hun groep maar zelden in de schrijfhoek werkten. Dit vonden zij erg jammer, aangezien de schrijfhoek een goede gelegenheid is tot het zelfstandig verder ontwikkelen van de schrijfontwikkeling.

De schrijfontwikkeling, of te wel de ontwikkeling van geletterdheid, bevat drie stadia: de

ontluikende geletterdheid, de beginnende geletterdheid en de gevorderde geletterdheid. Elsäcker, Beek, Hillen, & Peters (2006) geven uitleg over deze drie stadia. Het stadium van de ontluikende geletterdheid, ontwikkelen kinderen in de voorschoolse periode in de leeftijd van nul tot vier jaar. De kinderen ontwikkelen hierbij voornamelijk de mondelinge taalvaardigheid, en deze vormt de basis voor de schriftelijke taalvaardigheid. In het stadium van de ontluikende geletterdheid maken de kinderen kennis met boeken, voorlezen, tekens, letters en woorden waardoor ze dus met geschreven taal in aanmerking komen.

Na de ontluikende geletterdheid, komen de kinderen in het stadium van de beginnende

geletterdheid, die ongeveer begint in groep 1, tot ongeveer midden groep 3. In het stadium van de beginnende geletterdheid raken de kinderen verder in aanraking met boeken, teksten en andere vormen van geschreven taal. De kinderen leren spelenderwijs de eerste letters en hun eerste schrijfervaringen. De kinderen leren in deze fase dat geschreven taal een functie heeft en dat het een communicatiemiddel is. Bij de beginnende geletterdheid is het doel niet de kinderen te leren lezen of te leren schrijven, maar het doel is hier de kinderen vertrouwd te maken met teksten en letters en ze hiervoor te motiveren. (Elsäcker, Beek, Hillen, & Peters, 2006)

Het laatste stadium van de geletterdheid is de gevorderde geletterdheid. Dit is het stadium waar de meeste kinderen midden groep 3 in komen, wanneer de kinderen de elementaire

leeshandelingen beheersen. In dit laatste stadium oefenen de kinderen hun lees- en

schrijfvaardigheden veelvoudig, waardoor ze het gaan automatiseren en gaan perfectioneren. Ze breiden hun kennis verder uit. Zo leren ze de samenhang in teksten te herkennen, ze leren de verschillende tekstsoorten herkennen en ze leren om informatie en ervaringen schriftelijk te communiceren.

In de praktijksituatie van groep 1/2 zitten de kinderen in het stadium van de beginnende geletterdheid. Dit praktijkonderzoek zal zich verder ook gaan richten op de beginnende geletterdheid.

Doordat de kinderen van deze groep 1/2 weinig werken in de schrijfhoek, werken zij onvoldoende aan het ontwikkelen van de beginnende geletterdheid. In de klas wordt er wel klassikaal aandacht aan besteed door het aanbieden van letters en verschillende taaloefeningen, maar dit is niet dagelijks en vaak maar erg kort. De schrijfhoek is ook gecreëerd in de klas, zodat de kinderen de beginnende geletterdheid zelfstandig verder ontwikkelen, individueel of in kleine groepjes. Wanneer de kinderen niet werken in de schrijfhoek, werken zij onvoldoende aan de beginnende geletterdheid en lopen zij achter in hun schrijfontwikkeling. Daarom is het van belang dat de kinderen meer gaan werken in de schrijfhoek.

Omdat de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid verspreid wordt over twee tot drie jaar, kan het praktijkonderzoek niet over de totale ontwikkeling van de beginnende geletterdheid gaan. Dit zou in het tijdsbestek niet passen, en doelen zouden niet behaald worden. Bij dit praktijkprobleem wordt er ingezoomd op één tussendoel van de beginnende geletterdheid,

namelijk de functies van de geschreven taal. Dit is een cruciaal en belangrijk tussendoel, want als

kinderen eenmaal de functies van de geschreven taal door hebben, dan zien kinderen het nut in van het schrijfonderwijs. Ze gaan zich ervoor interesseren en gaan zich geleidelijk aan

vaardigheden eigen maken. De kinderen moeten eerst weten waarom ze eigenlijk (moeten) schrijven, voordat ze het zomaar gaan doen. Bij het tussendoel functies van de geschreven taal, leren de kinderen dat schrift een communicatief doel heeft, en dat er met bepaalde redenen geschreven kan worden.

Op de Gerardus Majella werken ze in de onderbouw vanuit de basisontwikkeling. De

basisontwikkeling gaat ervan uit dat een kind emotioneel vrij mag zijn, en het kind zich prettig moet voelen. Het kind mag zelfvertrouwen hebben, en het ‘ik kan het’ gevoel voelen. Bij de basisontwikkeling mogen kinderen nieuwsgierig zijn. Zij moeten uitdaging krijgen en deelnemen aan betekenisvolle activiteiten.

De basisontwikkeling uit zich in de praktijk in thema’s. Gedurende zes tot tien weken werkt de klas over hetzelfde thema. Opvallend hierbij is dat er bij de basisontwikkeling veel wordt samengewerkt met de kinderen, en dat de thema’s dus ook zoveel mogelijk vanuit de kinderen komen. Waar de interesses van de kinderen liggen en wat de kinderen aandragen, wordt meegenomen in het lesaanbod.

Wat belangrijk is in de praktijk van groep 1/2 op de Gerardus Majella, is dat zij hier werken met het planbord en het kiesbord. Op het planbord staan de verplichte werkjes, die de kinderen per week moeten uitvoeren. De kinderen plannen zelf wanneer zij het verplichte werkje gaan maken.

Ze voeren op de geplande dag, dit werkje zelfstandig uit. Groep 1 heeft per week twee verplichte werkjes en groep 2 heeft per week drie verplichte werkjes. Naast het planbord is er ook het kiesbord. Op dit kiesbord kiezen de kinderen zelf, waar zij tijdens het speelwerkuur aan willen werken of in welke hoek zij willen spelen. Wanneer zij geen verplicht werkje hoeven te maken, kunnen zij kiezen op het kiesbord. Op het kiesbord zijn de kinderen ook helemaal vrij. De

leerkracht kan niet zeggen in welke hoek het kind gaat spelen, de kinderen mogen dit zelf kiezen.

Als een hoek vol is, is een hoek vol en moet een kind een andere hoek kiezen. Het bord is erg zelfsturend en kinderen werken er heel zelfstandig mee.

De schrijfhoek is één van de vrije hoeken, die de kinderen kunnen kiezen via het kiesbord. De kinderen bepalen dus zelf wanneer zij werken in de schrijfhoek, en of ze er in gaan werken. Af en toe zijn er verplichte werkjes ontworpen voor de schrijfhoek, maar dit is per week wisselend.

Vanuit de basisontwikkeling mag een leerkracht een kind niet dwingen om tijdens het vrij

werken, in de schrijfhoek te gaan werken. Daarom is het belangrijk, dat kinderen gestimuleerd en gemotiveerd worden om zelfstandig de keuze te maken te gaan werken in de schrijfhoek. De kinderen zullen gemotiveerd moeten worden voor de schrijfhoek, zodat zij dit vaker uit zichzelf gaan kiezen wanneer het geen verplicht werkje is. Wanneer kinderen gemotiveerd worden om te gaan werken in de schrijfhoek en als kinderen het werken in de schrijfhoek interessant en leuk gaan vinden, zullen ze er vaker voor gaan kiezen. Dan zal de zelfstandige ontwikkeling van de beginnende geletterdheid bevorderd worden.

Het praktijkonderzoek vindt niet zomaar plaats in groep 1/2 van de Gerardus Majellaschool. Het onderzoek heeft als einddoel dat de kinderen uit de groep gemotiveerd worden om tijdens het speelwerkuur zelfstandig te kiezen voor het werken in de schrijfhoek. Wanneer de kinderen meer werken in de schrijfhoek, ontwikkelen zij zich verder binnen de beginnende geletterdheid. De kinderen komen dan meer in aanraking met letters en woorden en gaan experimenteren met schrijven. In eerste instantie wordt de nadruk gelegd op de functies van de geschreven taal, zodat de kinderen inzien dat schrijven een communicatief doel heeft. Dit heeft als vervolgdoel dat de kinderen zich gaan interesseren voor het schrijven en zich zo volledig verder ontwikkelen binnen

alle tussendoelen van de beginnende geletterdheid. Zo kunnen ze verder groeien naar het stadium van de gevorderde geletterdheid.

Om het onderzoek doelgericht te werk te gaan en overzichtelijk weer te geven, is er een onderzoeksvraag opgesteld. Deze onderzoeksvraag kan na het praktijkonderzoek antwoord geven op het probleemprobleem. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

“Hoe kunnen wij als leerkrachten van groep 1/2 de functies van de geschreven taal aanbieden en laten verwerken in de schrijfhoek, zodat kinderen gemotiveerd worden om in de schrijfhoek te werken aan dit tussendoel van de beginnende geletterdheid?”

Om antwoord te krijgen op deze hoofdvraag, zijn er ook deelvragen opgesteld om een beter beeld te krijgen van de theoretische achtergronden en de praktijksituatie. Enkele deelvragen zullen vanuit de theorie beantwoord worden, in het theoretisch kader van hoofdstuk 3.

De deelvragen die gericht zijn op de praktijksituatie, zullen in hoofdstuk 4 bij het vooronderzoek beantwoord worden. De volgende deelvragen zijn opgesteld:

1. Wat is beginnende geletterdheid?

2. Wat verstaat men onder functies van geschreven taal?

3. Hoe kan je binnen de basisontwikkeling, de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid bevorderen?

4. Op welke manieren kan je kinderen motiveren?

5. Wat vinden de kinderen nu van onze schrijfboek?

6. Hoe kan je een schrijfhoek het beste inrichten?

7. Wat kan er verbeterd worden aan de inrichting van onze schrijfhoek?

8. Hoe kan je binnen een thema op een betekenisvolle manier, functies van geschreven taal aan de orde stellen?

9. Heeft het gemaakte ontwerp de kinderen gemotiveerd tot het gebruiken van de functies van de geschreven taal in de schrijfhoek?