• No results found

Karakteristieken groenbemesters en rustgewassen

4. Beheren en beheersen van onkruiden

4.4 Preventie binnen het seizoen

Preventieve maatregelen, welke binnen een seizoen genomen kunnen worden om de onkruidbeheersing te vergemakkelijken, hebben betrekking op de volgende teeltaspecten:

• Planten in plaats van zaaien;

• Aanpassing van plantdichtheid en rijafstand; • Timing en soort zaaibedbereiding;

• Tijdstip van zaaien of planten; • Voorkiemen van pootgoed; • Mengteelten;

• Afdekken van de grond;

• Keuze voor concurrentiekrachtige rassen (snelle begin- groei, veel blad).

Onderzoek naar planten in plaats van zaaien werd in het bedrijfssystemenonderzoek toegepast in de gewassen suikerbieten en uien. Door het gewas in paperpots uit te planten kan in verhouding veel sneller begonnen worden met mechanische onkruidbestrijding. Dit scheelde aanzienlijk in de resterende uren handwieden, zie Tabel 4. Het planten kost echter ook veel: circa €1500 bij bieten tot zo'n €3600 bij zaaiuien (Dekking, 1999 en Verstegen, 2000).

Het resultaat van de mechanische onkruidbestrijding kan soms aanzienlijk verbeterd worden als de dichtheid in de rij en de rijafstand vergroot worden. Om de onkruid- zaadproductie in granen verder te reduceren wordt op het OBS in Nagel de zomergerst gezaaid op 25 cm rijafstand. Bij deze afstand kan ook in granen tussen de rijen geschoffeld worden. Deze grotere rijafstand kost 2 tot 3 procent opbrengst. Ook sommige graszaadsoorten (Borm, 1999 en Floot & Borm, 1998) en erwten (Van der Weide et al., 1993) kunnen op afstanden geteeld worden waarbij schoffelen mogelijk is zonder noemenswaardig opbrengstverlies.

dat er minder handwieduren gemaakt behoeven te worden (zie Figuur 1). Opvallend daarbij is dat het aantal extra uren handwieden in 2000 weer steeg. In 2000 viel er relatief veel neerslag in de tweede helft van de maand mei. Dit is de periode waarin er normaliter veel mechanische onkruid- bestrijding plaatsvindt, bijvoorbeeld in het gewas suikerbieten. Nadere analyse toont aan dat het schoffelen op het bedrijf onvoldoende kon worden uitgevoerd of te weinig effectief bleek te zijn. Dit had ook een effect op het te bestuderen aantal extra uren handwieden in de proefvakken om alle zaadproductie te voorkomen: er moesten nu relatief meer planten handmatig verwijderd worden, omdat de bestrijding op het werkelijke bedrijf minder effectief was. In bouwplanverband is het dus belangrijk om productie van onkruidzaad zoveel mogelijk te voorkomen. Bij de keuze van het bouwplan kan er rekening worden gehouden met de bestrijdingsmogelijkheden. Vaak wordt er gezegd dat maai- en hakvruchten elkaar zouden moeten afwisselen. In algemene zin is het ook nuttig om te streven naar verscheidenheid, om daarmee de selectie van probleem- onkruiden te voorkomen. Echter, veel onkruidvermeerde- ring ontstaat vaak juist min of meer ongemerkt in de maaigewassen waar bijna nooit handmatig gewied wordt. Behandeling van de stoppel en hoofdgrondbewerking is zeker zo belangrijk als de eventuele vruchtopvolging. Soms wordt met een relatief vroege oogst een deel van het onkruidzaad met de maaidorser of het stro afgevoerd. Als het onkruidzaad zo lang mogelijk op de grond kan blijven liggen in een stoppelgewas als bladramenas of tussen suikerbieten, dan treden de grootste verliezen (tot 80 procent per tweewekelijkse periode) hierin op door muizenvraat (mondelinge mededeling P. Westerman, Wageningen UR).

In Amerika werden in de biologische teelt goede ervaringen opgedaan met het inwerken van mengsels van specifieke

0 20 40 60 80 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Figuur 1. Uren extra handwieden op biologisch proef- bedrijf De Lovinkhoeve om in daartoe gemarkeerde proefvelden elke zaadproductie van onkruiden te

voorkomen. Het betreft handwieden dat komt boven op de onkruidbestrijding (inclusief handwieden) die plaatsvindt op het reguliere biologische proefbedrijf.

Met het maken van een vals zaaibed, door de keuze van het juiste werktuig en door afdekken van de werktuigen zijn er goede mogelijkheden om de onkruiddruk in een gewas te verlagen (zie Tabel 5). Het vals zaaibed moet wel aangelegd worden in een periode dat onkruiden goed willen kiemen. Ook moet er vervolgens voldoende tijd beschikbaar zijn vóór het uiteindelijke inzaaien of planten van het gewas, zodat de onkruiden ook echt gelegenheid hebben om te kiemen en op te komen. In de praktijk blijkt dat vooral mogelijk te zijn voorafgaand aan de teelt van wat later gezaaide of geplante gewassen zoals, maïs, stamslabonen en ijssla (Bleeker & Van der Weide, 2001; Van der Weide et al., 2001).

Ook het zaai- of planttijdstip van het gewas is belangrijk voor een effectieve onkruidbeheersing. Wanneer winter- tarwe relatief laat gezaaid wordt (na 1 november) zijn duist en kamille in het vroege voorjaar vaak nog zo klein dat ze met (intensief ) eggen weg te krijgen zijn. Na vroege zaai is dit veel moeilijker (Van der Weide et al., 1993). In vroege teelt van conservenerwten zijn er meestal geen problemen met de relatief laat kiemende zwarte nachtschade. Bij latere

teelten veroorzaken de giftige bessen van deze soort onoverkomelijke problemen. Wanneer maïs relatief laat gezaaid wordt (half mei) is een volledig mechanische bestrijding beter haalbaar dan bij vroege inzaai. Het aantal bewerkingen wordt met circa 25 procent gereduceerd en het uiteindelijke bestrijdingsresultaat voor handmatig wieden is beter. Bij gebruik van vroege maïsrassen heeft dit geen consequentie voor de opbrengst (Van der Weide et al., 2001). Voorgekiemde aardappelen hebben het veld circa twee weken eerder dicht. Dit scheelt minimaal één mechanische bewerking. Bij combinatie met laat aanfrezen kan soms verdere mechanische bestrijding in het gewas verder helemaal achterwege blijven.

Ook met mengteelten kan onkruid in een gewas verder onderdrukt worden. Praktisch uitvoerbare mengteelten zijn echter moeilijk te vinden. Onder Zwitserse omstandig- heden werden goede ervaringen opgedaan met een meng- teelt van prei en bleekselderij. De periode waarin het onkruid mechanisch bestreden moest worden kon met tien dagen (een tot twee bewerkingen) bekort worden (Baumann, 2001).

Er zijn goede mogelijkheden om onkruiden tegen te gaan door de grond te bedekken, onder andere met het product Asolfil (Kempenaar et al., 2000). Hoewel dit vooral werkt voordat de eenjarige zaadonkruiden opgekomen zijn, kan de toepassing aanzienlijke onderdrukking van meerjarige onkruiden als bijvoorbeeld akkerkers (kiek) geven. Op moment van schrijven is toepassing van het product nog aanmerkelijk duurder dan de meest voorkomende onkruidbestrijdings- methoden in de biologische akkerbouw en vollegronds- groenteteelt. Onderzoek met het doel de toepassing goedkoper te maken en om (positieve) nevenwerkingen vast te stellen is gestart. Ook moet nog duidelijkheid komen over het feit of een product als Asolfil past in een teelt onder het EKO-label. Bodembedekking met stro of met niet

Tabel 4. Aantal uren handwieden per hectare, resterend na de mechanische bestrijding na zaaien danwel uitplanten in paperpots van uien en bieten*.

Uien Suikerbieten

Zaaien Planten Zaaien Planten

1997 316 83 - -

1998 255 97 - -

1999 65 26 108 20

2000 96 30 32 18

2001 - - 128 45

* gegevens A. Dekking, PPO-OBS, Nagele.

Tabel 5. Het effect van een vals zaaibed en werktuigen wel of niet afdekken waarmee het gekiemde onkruid op het valse zaaibed wordt opgeruimd op de relatieve onkruidbezetting*.

Vals zaaibed Opruimen met Afdekken Reductie aantal onkruiden (%)**

1999 2000 2001

Nee rotorkopeg nee 0 (28,0)*** 0 (52,5)*** 0 (45,5)***

ja 63 69

4 weken glyfosaat nee 69 68 74

rotorkopeg nee 44 60 71

ja 74 73 81

schoffelen nee 74 53 85

ja 71 91

* gegevens PPO-Lelystad.

** relatief t.o.v. plantbedbereiding zonder vals zaaibed.

snelheid vanaf opkomst. Geplante gewassen zodra de planten vast staan; suikerbieten vanaf vier echte blaadjes); • Tussen de rijen schoffelen indien de rijafstand voldoende

groot is;

• In de gewasrij (licht) aanaarden zodra het gewas voldoende formaat heeft om niet bedekt te raken (aardappel, suikerbiet, spruitkool, peulvruchten, prei en winterpeen);

• Handmatig bestrijden van ontsnappende onkruiden in de gewasrij.

Het zoeken van de optimale instelling van de machines is erg belangrijk voor het verkrijgen van het beste resultaat. Met name bij de eg vraagt dit veel kennis (Van der Weide & Kurstjens, 1996). De eg werkt op kleigrond in verhouding wat minder goed dan op zandgrond. Echter, gewassen staan op kleigrond wat vaster, zodat de eg wat agressiever ingesteld kan worden. Omdat eggen alleen voldoende effectief is bij de kiemplanten van onkruid, is het belangrijk dat er tijdig geëgd wordt. Het weer kan hierbij flink roet in het eten gooien en dit is één van de belangrijkste oorzaken van de grote verschillen in resterend handwiedwerk tussen de verschillende jaren. Na gebruik van eg en schoffel (niet na aanaarden) kan verder, in bepaalde situaties, gedurende enkele dagen na de bewerking, het risico op nachtvorstschade wat beperkt worden doordat de losse bovenlaag isolerend werkt en uitstraling gedurende de nacht enigszins belemmert (Van der Weide et al., 1997). In een deel van de groentegewassen en in andere kleinere gewassen zijn de mogelijkheden en afbreekbaar plastic is wel toegestaan en wordt onder andere

toegepast in de aardbeien en preiteelt.

Er is voor de Nederlandse praktijk slechts beperkte kennis beschikbaar betreffende de mogelijkheden van betere onkruidpreventie door middel van rassenkeuze, bijvoorbeeld voor suikerbieten (Lotz et al., 1991). Veelal hebben ziekteresistentie en wensen van de afnemers meer invloed op de rassenkeuze en zijn uiteindelijk doorslaggevend.

4.5 Bestrijdingsmogelijkheden