• No results found

PRANATAN PATOEH

In document m^m&- ANDERE BEPALINGEN (pagina 58-70)

Jogjasche wet van 1863, houdende bepalingen omtrent de rechten en verplichtingen der Prijaji's, die gronden in apanage hebben, in het Rijk van Jogjokarta.

Deze wet beschrijft de rechten van de apanahouders, die door verhuur der dessas aan Europeanen, op de hunrders overgaan, behoudens de beperkingen in het Iiandhuur-reglement opgenomen.

Artikel 1.

's Vorsten apanage-houders zijn verplicht over hunne apanage-gronden bekels aan te stellen, aan wie zij piagems zullen uitreiken, waarin duidelijk moet worden omschreven, of de pacht, volgens het Memarô-stelsel, in natura of wel in geld of andere voortbrengsel (madjeggan), moet worden opgebracht.

De boven bedoelde piagem moet door het betrokken po-litie-hoofd, onder wien de dessa ressorteert, worden gecon-trasigneerd.

Bij het onstaan van geschillen tusschen een apanage-hou-der en diens bekel, zal de zaak voor het betrokken politie-hoofd worden gebracht en degene, die zich niet aan de be-palingen omtrent de piagem heeft gehouden, in het ongelijk worden gesteld; zullende bij het ontbreken van een piagem, het geschil als niet ontvankelijk worden afgewezen.

Zie H . S. Art. 36 en 38.

Artikel 2.

De apanage-houders mogen zich niet inlaten met de

ver-PRANATAN PATOKH. 49 plichtingen hunner dessa-bekels tegenover de politie-hoofden eu met de door hen voor dezen te presteeren diensten, daar de politie-hoofden ten dien aanzien op last van het Rijk be-velen geven.

Die bevelen worden zonder tusschenkomst van de apanage-houders rechtstreeks gegeven aan de bekels, die gehouden zijn daaraan gevolg te geven, zijnde de bevoegdheid der politie-hoofden ten dien aanzien reeds beschreven in de Hangger Goenoeng.

Indien de apanagehouder weet of verneemt dat van zijne bekels diensten of leveringen worden gevorderd, die te be-zwarend zijn en hij vermeent of vermoedt dat het betrokken politie-hoofd willekeurig en zonder toestemming van het Op-perbestuur die eisschen doet, is hij bevoegd daaromtrent van het Opperbestuur de noodige inlichtingen te vragen en in-geval de ter zake gegeven bevelen door het politie-hoofd met medeweten van het Rijksbestuur zijn gegeven, hij moe-ten medewerken tot stipte naleving der gegeven bevelen.

Blijkt het dat het politiehoofd, buiten weten van het be-stuur, die leveringen of diensten vordert, waardoor hij zij-nen onderhoorigen onwettig schade berokkent, dan zal hij naargelang van zijn vergrijp, door het Opperbestuur worden gestraft.

Indien een apanage-houder zijn bekel aanspoort om de door het politiehoofd namens het Opperbestuur gegeven bevelen niet op te volgen, en daardoor de geregelde g a n g ^an zaken wordt gestoord, zal hij naar omstandigheden door het be-stuur worden gestraft.

Door het slot van de tweede alinea van dit artikel, worden de bepalingen van de Hangger Goenoeng, ook voor het Rijk van Jogjokarta van toepassing

verklaard.

Zie L. R. art. 12.

Artikel 3.

De apanage-houders zijn bevoegd om ten eigen bate of ten behoeve van het Rijk, diensten van de bekels en

dessa-7*

50 PRANATAN PATOEH.

lieden van zijne apanage-gronden te vorderen, als:

«doedoekloempoer, kesrektjètjek, katoektoetoek en pondon"-pikol."

Zoo de betrokken bekels of hunne onderhoorigen weideren de ter zake door den apanage-houder gegeven, bevelen op te volgen, zullen de bekels naar omstandigheden tot de vol-gende straffen worden veroordeeld:

«Zoo zij weigeren diensten te verrichten ten be-hoeve van den apanage-houder zooals: «het transpor-teeren en herstellen van huizen, of het bedienen bij feesten door den apanage-houder gegeven, bij gelegen-heid van huwelijken, tiagkeb, besnijdenis en bevalling van zijne vrouw, waardoor de apanage-houder voor die diensten betaalde huurlingen heeft moeten ne-men, zal de bekel veroordeeld worden tot betaling van het dubbele der door den apanage-houder betaal-de loonen."

«Zoo zij weigeren diensten te verrichten, die de apanage-houder ten behoeve van het Rijk vordert, waardoor deze het hem opgedragen werk niet kan verrichten en daardoor wegens nalatigheid het mis-noegen van het bestuur opwekt, zal de weigerachtige bekel veroordeeld worden tot betaling van het dub-bele bedrag van de som, die de apanage-houder uit heeft moeten geven, omdat hij voor zijn verzuim door het bestuur beboet is of om betaalde plaatsvervangers te nemen."

Wanneer van een bekel van zijn apanage-houder last krijgt om hem op een dienstreis (padjang pasisiran) te vergezellen en daaraan geen gevolg geeft, zal hij gestraft worden met eene geldhoete ten bedrage van een halfjaar pacht (één pa-sokkan), zoo de reis zich niet verder uitstrekt dan noord-waarts tot Tempel, westnoord-waarts tot de Progo, oostnoord-waarts tot Prambanan en Pijoengan en zuidwaarts tot het Zuiderstand, en ten bedrage van één jaar pacht (twee pasokkan, zoo de dienstreis zich verder dan de genoemde grenzen uitstrekt ; wordende, ingeval de gronden van de bekelschap pacht o p '

PBANATAN PATOEH. 51 brengt in natura volgens het memarâ-stelsel, voor die boete worden getaxeerd, het bedrag van de pacht, zoo deze in geld werd betaald.

De apanage-houders zijn niat bevoegd aan hunne bekels of hunne onderhoorigen lijfstraffen op te leggen.

Zie H . S. art. 35.

Artikel 4.

Bij gelegenheid van Garebeg en Pandjindrallan, moeten de bekels zonder oproeping bij hunne apanage-houders

verschij-nen, terwijl zij bij de komst van den Gouverneur-Generaal, van af den dag vóór de komst te, tot en met den dag van het vertrek van Jogjakarta, bij hunne apanage-houders moe-ten verblijven.

Eene oproeping is niet noodig, omdat de bovenbedoelde gelegenheden van algemeene bekendheid worden geacht.

Wanneer een bekel bij gelegenheid van Garebeg of P a -djindrallan, niet bij zijn apar. a ge-h ouder verschijnt, en deze, daarmede geen genoegen nemende, deswege een klacht bij het bestuur indient, zal, zoo de klacht gegrond wordt

be-vonden, de bekel zonder verder onderzoek uit zijne betrek-king worden ontslagen, omdat hij door zijn verzuim de patoeh in ongelegenheid heeft gebracht en daardoor verwarring wordt veroorzaakt in het opvolgen van het Rijksceremonieel.

Zie H. S. art. 29 en 40.

Artikel 5.

De apanage-houders zijn bevoegd om de pacht van hunne apanage-gronden, volgens het maro-stelsel in natura, of in geld en andere voortbrengselen (madjeggan) te heffen.

Zoo de apanage-houder de geldpacat wil vervangen door het maro-stelsel, zal de bekel zich daaraan moeten onder-werpen, doch is de eerste alsdan gehouden aan den laatste de alib (vooruit betaalde pacht) te betalen, overeenkomstig plaatselijk gebruik.

Bij toepassing van het maro-stelsel worden, met

uitzonde-52 PEANATAN PATOEH.

ring- der woonerven, alle bouwgronden zooals: «sawahs, te-gallans en berggronden, allen in vijf gelijke doelen verdeeld, waarvan één deel aan den bekel als loenggoeh^wordt afgestaan, terwijl van de overige vier deelen, sawah dhalemman g e -heeten, de apanage-houder het recht heeft om van de opbrengst, volgens plaatselijk gebruik, de helft dan wel het éézi derde te vorderen.

Van de aanplantingen binnen de dessas (woonerven en tuinen), behooren den apanage-houder slechts de fijne vrucht-boomen toe, zooals: adoekoe, kepel, sawo enz." en zijn de bekels verplicht die boomen met zorg te onderhouden en de vruchten daarvan aan den apanage-houder te leveren, tegen genot van een klein deel der opbrengst.

De opbrengst der andere aanplantingen binnen de dessa, blijft geheel ter beschikking van de bekels en hunne onder-hoorigen, omdat zij daarvoor reeds de op de dessa druk-kende Rijks- en politiediensten presteeren.

Eene uitzondering op het bepaalde in de voorgaande ali-nea van dit artikel, maken de karangkopèk dessa's uit d. w. z.

dessa's zonder sawahs.

Van de opbrengst van alle aanplantingen en vruchtboo-men binnen de grenzen der in de vorige alinea bedoelde dessa's, kan de apanage-houder, naar plaatselijk gebruik, de helft of het één derde vorderen.

Indien een bekel het bestaan van een der fijne vrucht-boomen in de dessa verzwijgt, en de vruchten daarvan niet aan den apanage-houder levert, zal hij, zoo de apanage-hou-der daarmede geen genoegen neemt en deswege een aan-klacht indient bij het bestuur, veroordeeld worden tot eene geldboete, evenredig aan de waarde van hetgeen door hem is achtergehouden.

Het is eveneens aan de bekels verboden om andere boo-men dan de in de vorige alinea bedoelde, zonder toestem-ming van den apanage-houder, te beschadigen of om te kap-pen ; zullende zij, bij overtreding van dit verbod en indien de apanage-houder daarmede geen genoegen nemende, des-wege een aanklacht bij het bestuur indient, veroordeeld

PKANATAN PATOEH. 53 worden tot vergoeding van de waarde van den beschadigden of omgekapten boom en tot het betalen eener geëvenredig-de boete.

Zie H. S. art. 22, 29, 30 en 39 met de aanteekeningen daarop, en t . R-art. 6 en 30.

Artikel 6.

De apanag'e-houders zijn bevoegd bij de aanstelling van een nieuwen bekel eene billijke peloenggoeh (een geschenk, gemeenlijk boekti genaamd) te vorderen, eveneens bij over-dracht van een bekelschap met onderling goedvinden en zon-der eenig geschil, aan een persoon in dezelfde dessa woon-achtig ; in welk geval echter die peloenggoeh slechts de helft bedraagt van de som, die bij de aanstelling van een nieu-wen bekel wordt geëischt

Zoo ook mag een nieuw aangestelde apanage-houder van zijne bekels eene billijke penganjaranjar (eene zekere som bij het optreden van een nieuw apanage-houder door de be-kels aan dezen te betalen) vorderen.

De bekels zijn, op verbeurte van hunne bekelschap, ver-plicht de bovenbedoelde gelden te betalen.

De overdracht van een bekelschap is dan eerst geldig, als daartoe van den betrokken apanage-houder de vereischte toe-stemming is gevraagd en verkregen.

Wanneer een bekel, buiten weten van zijn apanage-houder, zijn bekelschap aan een ander overdraagt, doch zulks voor den eerste ontkent, voorgevende dat hij slechts een plaats-vervanger heeft aangesteld, om de verplichte diensten voor hem te presteeren, en hij daarom ook de toestemming van zijn apanage-houder niet heeft gevraagd, zal, zoo het den apanag-e-houder door getuigen of andere bewijzen tuigend is gebleken, dat de bekelschap werkelijk is over-gedragen, en hij daarmede geen genoegen nemende, zich des-wege tot het bestuur wendt met eene aanklacht, die gegrond wordt bevonden, de bekel, die de bekelschap heeft over ge-drag-en, uit zijne betrekking worden ontslagen en de

over-54 PEANATAN PATOEH.

dracht als nietig worden beschouwd ; zullende een eisch van den persoon, aan wien de bekelschap werd overgedragen, tot terugvordering van de gelden, die hij voor de overdracht aan den vorigen titularis mocht hebben betaald, zonder ver-der onver-derzoek worden afgewezen, terwijl de apanage-houver-der een ander persoon, ter zijner keuze, tot bekel kan aanstellen.

Artikel 7.

De apanagehouders zijn bevoegd van hunne bekels ten ei-gen bate de heffinei-gen te doen of leverinei-gen te eisschen, be-kend onder de namen van : «penganggeiangger, krigadji, panjoemplëng, walanpemalem, wielahwelit, rodjopoendoet, pa-soembang, pasangon en dergelijken, en heffingen en leve-ringen, door het bestuur van hen gevorderd, op hunne bekels te verhalen, een en ander overeenkomstig de adat.

Wanneer een bekel een kiud uithuwelijkt, moet hij aan zijnen apanagehouder naar zijn vermogen de pakepel (ge-schenk bestaande uit rijst, eieren, kippen, eenden enz:) op-brengen.

Zoo een bekel verzuimt of weigert één der bovengenoemde leveringen te doen, zal, zoo zij uitdrukkelijk in zijne piagem vermeld zijn, het bestuur die leveringen voor den apanage-houder van den bekel eischen en hem met straf bedreigen, zoo die weigering of dat verzuim zich herhaalt.

Artikel 8.

De verplichtingeu door den apanagehouder, ten opzichte der bouwgronden, aan zijn bekel op te leggen, moeten be-staan in het streven om de opbrengst der gronden, in het belang van alle partijen, te vermeerderen, de aanplantingen op die gronden naar behooren te verzorgen ; in geval het getal landbouwers in verhouding tot de uitgestrektheid der gronden voldoende is, de gronden niet braak te laten liggen;

de verschillende gewassen op de geschikte tijden in den grond te brengen en ten aanzien van de keuze der te verbouwen

PEANATAN PATOEH. 55 gewassen, rekening te houden met de gesteldheid der gronden.

Blijven echter de sawahs-en tegalvelden gedeeltelijk braak liggen wegens gebrek aan landbouwers, zooals bijv. ingeval er voor tien bouws bouwgrond slechts vijf landbouwers aan-wezig zijn, dan kan het braakliggen der gronden niet aan den bekel worden geweten.

De bekel is echter in het laatstbedoeld ge\al verplicht het noodige te doen om het ontbrekende aantal menschen aan te vullen, zullende hij, bij gebleken onmogelijkheid om het getal landbouwers te vermeerderen, omdat niemand daartoe genegen wordt bevonden, daarvan onmiddelijk mededeeling doen aan den betrokken apauagehouder en het politie-hoold.

Als maatstaf wordt aangenomen dat ieder landbouwer bij het drijveD van een kuituur als van padi, katjang, djagong, këtél'a en andere inlandsche gewassen, slechts één bouw grond

kan bewerken, terwijl bij de cultuur van andere gewassen, slechts met toestemming van den betrokken landbouwer, aan hem een gezamenlijk aandeel in de bouwvelden van één bouw of meer kan gegeven worden.

Wanneer een gedeelte der bouwgronden braak ligt, terwijl er geen gebrek aan landbouwers bestaat, of indien de bekel verzuimt van het gebrek aan landbouwers mededeeling te doen aan den apanage-houder en het politiehoofd, zal, zoo de apanage-houder daarmede geen genoegen neemt, de bekel eene schadeloosstelling moeten betalen ten bedrage van de gewone opbrengst der gronden die onbeplant zijn gebleven.

Indien echter de bekel zijne bovenschreven verplichtingen naar behooren nakomt, en de aanplantingen des ondanks mislukken, mag de apanagehouder geen eisch tot eenige scha-deloosstelling doen.

Artikel 9.

Het is aan ieder dessabekel verboden de gronden van zijn bekelschap aan anderen over te dragen, te verduisteren of achter te houden; wordende verstaan:

lo. onder overdracht, het onttrekken der gronden aan

56 PRANATAN PATOEH.

den apanagehouder, ten behoeve van anderen;

2o. onder verduisteren, het vermeerderen van de uit-gestrektheid van zijn loenggoeh (i/6 der bouwgronden), ten koste der kongsèngronden (het overige *l, der bouwgronden.)

_3o. onder achterhouden, het opgeven van gronden, tot zijne bekelschap behoorei.de, alsdaartoe niet behoorende Zoo een bekel zich aan één der bovengenoemde feiten schuldig maakt, en de apanage-houder, daarmede geeu ^ noegen nemende, zich deswege met een aanklacht tot het bestuur wendt, zal de bekel, zoo de klacht gegrond wordt bevonden, in het eerste geval uit zijne betrekking worden ontslagen, in het tweede geval veroordeeld worden tot het betalen eener schadeloosstelling ten bedrage van de dubbele opbrengst der verduisterde gronden, gedurende den tijd der verduistering, en in het derde geval worden veroordeeld tot dezelfde schadeloosstelling als voor het achterhouden der gronden en tot eene boete ten bedrage van een halfjaar pacht van a i d e gronden waarover hij bekel is, zullende in-geval de pacht volgens het marô-stelsel in natura wordt aald, getaxeerd moeten worden, hoeveel die pacht zou be-dragen, indien de bekelschap madjeggan was.

Artikel 10.

Een bekel mag slechts bekel zijn over één bekelschap Hy mag echter wel gronden van een ander bekelschap in onder °li-dï ^ ^ D e m e D' " ^ ^ ^ b e k f i ] s c h aP e r ™ t

De bekel moet zich in de dessa van zijne bekelschap ves-tigen, en mag geene andere dessa tot woonplaats kiezen

Hy mag zonder toestemming van zijnen apanage-houder geene sawahs tot woonerven maken of omgekeerd, en zonder wettige redenen niemand uit de dessa verwijderen, doch daar-entegen er naar streven, door bevordering van de welvaart fijner onderhoorigen, meer menschen in zijne bekelschap te

PKANATAN PATOEH. 5?

Hij moet de sawah's en woonerven, zoomede de lasten die daarop drukken billijk onder en over zijne onderhoorigen verdeelen, opdat ieder eene gelijke behandeling ondervinde.

Hij mag geen slecht volk huisvesten, noch zelf zich aan misdrijf schuldig maken, noch een dobbelhuis houden of aan een dobbelspel deelnemen.

Wanneer een bekel tevens bekel is van een ander bekel-schap of zich metterwoon vestigt in een ander dessa, zal hij uit zijne betrekking ontslagen worden.

Wegens misdrijf, huisvestiüg van slecht volk, of dobbelarij, zal hij voor de politierol worden gebracht.

Zoo hij van sawahs woonerven maakt of omgekeerd, zal hij veroordeeld worden tot het betalen eener boete ten be-drage van de helft van een halfjaar pacht, met verplichting de gronden in den vorigen staat terug te brengen.

Artikel 11.

Als een apanagehouder in dienst, om te oogsten of voor zijn genoegen zich naar zijne dessa begeeft en zijn intrek bij één zijner bekels neemt, is deze verplicht hem gedurende den tijd van zijn verblijf naar behooren te onthalen en voor zijne bewaking zorg te dragen ; in het laatste geval echter slechts voor één etmaal.

Zoo de bekel aan de hem hierbij opgelegde verplichting niet voldoet, zal hij eene boete verbeuren in evenredigheid met den rang van den apanagehouder.

Wanneer een apanagehouder zonder reden langer dan een etmaal bij zijn bekel vertoeft, en het verblijf van den apana-gehouder den bekel verdacht voorkomt, zal deze direct daarvan mededeeling doen aan het politiehoofd, onder wien zijne bekelschap ressorteert, zullende het politiehoofd ter zake bij den bovenbedoelden apanage-houder een onderzoek instellen, en zoo ook hem de zaak verdacht voorkomt,

daar-van onverwijld mededeeling doen aan het Opperbestuur.

58 PRMW.TAN P A Î Q B H ,

Artikel 12,

Wanneer een apanagekouder eischt dat de pacht van zij-ne gronden in geld of voortbrengselen (medjeggan) opge-bracht wordt, zal de bekel zich daaraan moeten onderwerpen.

Het bedrag der pacht zal, uaar plaatselijke omstandighe-den, billijk moeten worden vastgesteld.

Zoo het bedrag der pacht de getaxeerde pachtwaarde der gronden overtreft, doch de bekel desniettegenstaande heeft aangenomen die pacht op te brengen, zal de patoeh die pacht ook mogen vorderen.

De betaling der pacht geschiedt op de door den apanage-houder en den bekel overeengekomen tijdstippen.

Zoo de pacht halfjaarlijks moet worden betaald en de be-kel hinnen acht dagen na het vastgestelde tijdstip haar nog niet heeft voldaan, zal zij met 50% verhoogd worden.

Is de pacht binnen veertig dagen na het vastgestelde tijd-stip nog niet betaald, dan wordt zij met 100% verhoogd en ingeval zij binnen zestig dagen nog niet is voldaan, zij met 200% worden verhoogd; wordende de bekel, zoo hij na den lOOsten dag, na het vastgestelde tijdstip nog in gebreke blijft de pacht te voldoen, uit zijne betrekking ontslagen.

Wordt de pacht maandelijks betaald dan is de pachtsver-hooging wegens te late voldoening als volgt :

Na tien dagen verhoogd met 50%.

Na vijf en twintig dagen verhoogd met 100 % Na een en dertig dagen verhoogd met 200%, terwijl, zoo de bekel na één en zestig dagen nog in gebre-ke blijft de pacht te voldoen, hij uit zijne betrekking wordt ontslagen.

Een bekel mag van zijne onderhoorigen niet meer pacht vorderen dan zij verschuldigd zijn.

Zoo de bekel willekeurig en ten eigen bate de pacht ver-meerdert en zijne onderhoorigen, daarmede geen genoegen nemende, deswege eene aanklacht indienen, zal, zoo de aan-klacht gegrond wordt bevonden, de bekel de te veel ge-ëischte pacht moeten terug betalen, zullende hij bij weige-ring uit zijne betrekking worden ontslagen.

PRANATAN PATOEH. 59 Wordt de klacht wegens te veel geïnde pacht door den

PRANATAN PATOEH. 59 Wordt de klacht wegens te veel geïnde pacht door den

In document m^m&- ANDERE BEPALINGEN (pagina 58-70)