• No results found

HANGGER GOENOENG

In document m^m&- ANDERE BEPALINGEN (pagina 42-58)

Deze Hangger is uitsluitend voor het Rijk van Solo gemaakt, doch. wordt in Jogjo ook geraadpleegd. Zij schrijft in het algemeen voor, de verplich-tingen der Goenoengs ten aanzien van de toepassing der voorschriften van de Hangger Sepoeloeh.

Ten einde de uitgave van dit werk niet noodeloos kostbaarder te maken, zijn hier slechts die artikelen opgenomen, die voor landhuurders van eenig belang zijn.

Art. 1 t/m. Art. 15.

Deze artikelen zijn hier weggelaten, omdat zij uitsluitend handelen over de plaatsing van Toemenggoengs, Kaliwons en Panewoe's in de verschillende Re-gentschappen en districten en omtrent ieders aandeel in het onderhouden van Wegen, Bruggen, Postloodsen en in de zorg voor het vervoer van Gouver-nements reizigers, geld en goederen.

Artikel 16.

De dessa-goenoengs als Toemenggoengs, Kaliwons en Pa-newoe's zijn gerechtigd van hunne onderhoorigen (dessa-be-woners) eene heffing te doen van één reaal per djoeng grond in het halfjaar, om daarmede de kosten te bestrijden, ver-bonden aan het ontvangen van gasten, de bezoldiging van boden en bet verstrekken van paardea en koelies voor Gou-rernements reizigers en goederen.

Hetgeen na het doen der daartoe benoodigde uitgaven overblijft, kunnen die ambtenaren ten eigen bate gebruiken.

Een ambtenaar, die van zijne onderhoorigen meer heft dan één reaal per djoeng en per halfjaar, zal bij ontdekking, door den Rijksbestierder veroordeeld worden tot teruggave aan

HANGGER GOENOENG. 33 de betrokken personen, van het dubbele bedrag der te veel gehevene som.

Artikel 17.

Wordt hier niet opgenomen omdat het handelt over aandeelen, aan de Goe-noengs te geven, in werken in de stad of in het vervoer van goederen van de stad naar elders.

Artikel 18.

Indien één van 's Vorsten apanage-houders een zendeling naar de dessa zendt, ten einde een demang of bekel van zij-ne apanage-gronden uit zijzij-ne betrekking te ontslaan, zal de betrokken Goenoeng, zoo hij omtrent dat ontslag nog geene bevelen van den Rijksbestierder of van den Resident heeft ont-vangen, den zendeling terug zenden en den betrokken demang of bekel in zijne betrekking handhaven.

Komt echter de bedoelde zendeling met voorkennis van den Rijksbestierder, dan zal de Goenoeng een plaatselijk onder-zoek instellen naar de redenen, die het ontslag van den de-mang of bekel wettigen, en zoo hij in overeenstemming met de Mântjâpat en Mântjâlimâ van oordeel is dat het ontslag moet worden verleend, moet hij den betrokken demang of bekel naar de hoofdplaats opzenden, waar deze door het Rijksbestuur zal worden ontslagen.

Zie art. 58, H . S. art. 43 en P . B . art. 4 .

Artikel 19.

De dessa-Goenóengs zijn niet bevoegd de onder hunne velen dienende demangs of lagere Goenoengs uit hunne be-trekking te ontslaan.

Zoo zij meenen dat er termen zijn om die ondergeschikte ambtenaren te ontslaan, zullen zij hen met eene omstandige opgave van redenen naar de hoofdplaats opzenden, waar zij, zoo noodig, door het Rijksbestuur uit hunne betrekking ont-slagen zullen worden.

34 HANGGER GOENOENG.

Artikel 20.

Wanneer een demang of bekel wegens lichaamsgebreken of door overlijden volgens het oordeel der Mântjâpat en Mân-tjâlimâ in zijne betrekking door zijnen zoon, schoonzoon of broeder moet worden vervangen of opgevolgd, of wanneer hij vrijwillig zijne demang- of bakelschap aan een ander over wil dragen, dan wel van zijne betrekking afstand wil doen ten be-hoeve van zijnen zoon, schoonzoon of broeder, zal de Goenoeng, zoo de candidaat nog nimmer een straf heeft ondergaan, zulks overeenkomstig de algemeen erkende gebruiken toestaan.

De effectieve aanstelling moet echter in overstemming met den betrokken apanage-houder geschieden.

Zie P . B . art. 5.

Artikel 2 1 .

De Goenoeng van de Kapatihan en van de Kadhipatèn zullen alle werkzaamheden te zamen verrichten en alle ge-schillen zooveel mogelijk in der minne schikken.

Bij het ontstaan van geschillen in de dessa's onder het ge-bied van den een of van den ander, zullen zij in overeen-stemming met elkander en met de Mântjâpat en Mântjâlimâ de zaak afdoen.

Zoo partijen met de genomen beslissing, geen genoegen nemen, zal het geschil zoo spoedig mogelijk ter afdoening vooitgeschikt worden naar het Rijksbestuur, opdat daardoor geene ongeregeldheden ontstaan.

Tegenwoordig bestaan geene Goenoengs meer van de Kadhipatèn. Alle Goe-noengs staan nu onder de bevelen van den Rijksbestierder.

Zie I I . S. art. 7 en 15.

Artikel 22.

Voor reizende hooggeplaatste Europeesche Gouvernements-ambtenaren of officieren moeten door de Goenoengs van de Kapatihan en van de Kadhipatèn gezamenlijk op Ampel,

HANGSBR GOENOENG. 35

Boijolalie en Klattèn de pasanggrahans gereed gemaakt wor-den met de noodige loodsen, stallen en paggers.

Voor de voeding van die personen, hunne bedienden of paarden behoeft niets te worden betaald, daar de Goenoengs verplicht zijn kosteloos daarvoor te zorgen.

Zie art. 16 en aant. art. 21.

Artikel 23.

Wanneer de Vorst een hooggeplaatst Gouvernements-amb-tenaar te Klétjâ en de Pangeran Adhipati Hangabehi te Kartasoerä af wil halen, zal het gereed maken der pasang-grahans te Klétjâ en Kartâsoerâ onder de twee Goenoengs worden verdeeld.

De Goenoeng van de Kapatihan zal de passanggrahan van Klétjâ en de Goenoeng van de Kadhipaten de passang-grahan van Kartâsoerâ in gereedheid brengen.

Zie aant. art. 2 1 .

Art. 24 tot art. 30.

Deze artikelen worden niet opgenomen, omdat zij handelen over de straf aan Goenoengs op te legïen wegens het doen van leugenachtige verklaringen over het afbakenen hunner aandeelea in het onderhoud der wegen, over hun-ne verplichtingen ten aanzien van het vervoer van Gouverncments-reizigers, geld en goederen en over het ontvangen van Commissies door den Vorst naar elders gezonden.

Artikel 31.

Wanneer Goenoengs van af Panewoes en daarboven, hun-ne verplichtingen niet naar behooron nakomen, is de Rijks-bestierder gerechtigd, hen uit hunne betrekking te ontslaan.

Artikel 32.

niet opgenomen daar bet uitslnitend handelt over het geleid.

36 HANGGER GOENOENG.

hooggeplaatste Europeesche ambtenaren of Officieren, bij hunne dienstreizen door het ßijk van Soerakarta, door de Goenoengs.

Artikel 33.

Wanneer een dessa-bewoner van Padjang of Sokâwati op de passer, op den weg of in de dessa clandestine koffie ver-koopt, zal de Goenoeng op de geheele hoeveelheid beslag leggen,

Voor de beslaglegging op de passers, zal de Goenoeng zijne bevoegdheid ten deze overdragen aan den Chineeschen of Javaanschen pachter der passers.

Op wegen en in de dessas zal de beslaglegging moeten geschieden door den Goenoeng of den betrokken bekel.

De in[ beslag genomen koffie moet in het Gouvernements koffiepakhuis worden geleverd tegen de vastgestelde betaling.

Dit artikel is opgenomen omdat het voor koffie-ondernemers van belang is te weten, dat verkoop van koffie door inlanders op passers of wegen verbo-den ie.

Artikel 34.

De Goenoengs zullen zorgdragen dat geene Chinezen zon-der toestemming van het Gouvernement of van den Vorst, dessa-gronden inhuren, panden of koopen.

Bij ontdekking van dergelijke verbodene inhuur, inpand-neming of koop van gronden, zullen de betrokken Chinees en de apanage-houder, naar de hoofdplaats opgezonden worden.

Zie H. S. art. 54.

Verhuur aan Chinezen is nu verboden. Zie art. 43.

Artikel 35.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over verboden speel-huizen en het spelen op openbaTe wegen.

Artikel 36.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over het houden van postpaarden door de verschillende Goenoengs.

HANGGER GOENOENG. 37

Artikel 37.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over het achterhalen van en heslaglegging op clandestine opium.

Artikel 38.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over clandestine vogelnestjes.

Artikel 39.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over clandestij arak en arakstookplaatsen.

Artikel 40.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over het verboden verkoop door Javanen, Chinezen of Mooren van kruit van Europeesch- of inlandsen fabricaat.

Artikel 4 1 .

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitend handelt over het plaatsen van wachthuisjes langs de groote wegen.

Artikel 42.

Het is aan Chinezen en Inlanders verboden op wegen of bruggen tol te beffen van de voorbijgangers.

De dessa-Goenoengs zullen bij ontdekking van een tolhef-fing onder hun gebied, onverwijld op alles wat daartoe be-hoort, beslag leggen en de tolheffer ondervragen op wiens last hij de tol heft en of hij een schriftelijk machtiging van zijn lastgever kan vertoonen.

De tolheffer zal, en c. q. ook de machtigingsbrief, onver-wijld naar de hoofdplaats worden opgezonden.

Artikel 43.

Het is aan Europeanen en vreemde oosterlingen verboden,

38 H i N Ö G E R GoENOENG.

zonder toestemming van het Gouvernement of van den Vorst, dessa-gronden in te huren.

Bij ontdekking van ontduiking dezer bepaling, zal de be-trokken Goenoeng daarvan onverwijld mededeeliDg doen aan het bestuur.

Zie art. 34.

Art. 4 4 t/m. Art. 47.

Worden Diet opgenomen daar zij uitsluitend handelen over de verkoop van paarden en vee, van wapens eu van edelgesteenten of voorwerpen van edele

en andere metalen in de dessa's, op de passers of op den grooten weg.

Artikel 48.

Wordt niet opgenomen omdat het uitsluitfnd handelt over voortvluchtige militairen en kettinggangers.

Artikel 49.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over het beslagleggen op verschillende poederen en de voorloopige aanhouding daarvan.

Artikel 50.

Wordt niet opgenomen, omdat het uitsluitend handelt over het vinden van losloopend vee, wapens en andere voorwerpen en goederen.

Artikel 51.

Wordt niet opgeno en, daar het uitsluitend handelt over de bcëediging van Goenoengs bij de aanvaarding hnnner betrekking en over het vatten van personen verdacht van roof, diefstal en andere misdrijven.

Artikel 52.

Dit artikel is volkomen eensluidend met art. 29 van de Hangger Sepoe-loeh, zoodat het hier niet herhaald behoeft te worden.

HANGGER GOENOENG-. 30

Artikel 53.

Dit artikel is volkomen eensluidend met art. 30 van de Hangger Sepoe-loeh, zoodat het hier niet herhaald behoeft te worden.

Artikel 54.

Dit artikel is volkomen eensluidend met art. 31 van de Hangger Sepoe-loeh, zoodat het hier niet herhaald behoeft te worden.

Artikel 55.

Dit artikel is volkomen eensluidend met art. 35 van de Hangger Sepoe-loeh met uitzondering van de daarin vermelde boete van vier realen, die in dit artikel op tien gulden wordt gesteld.

Artikel 56.

Dit artikel is volkomen eensluidend met art. 37 van de Hangger Sepoe-loeh, zoodat het hier niet herhaald behoeft te worden.

Artikel 57.

Dit artikel is eensluidend met art. 38 van de Hangger Sepoeloeh, met uitzondering van de boete van twee realen, die in dit artikel op vier gulden wordt gesteld.

Artikel 58.

Zoo één van 's Vorsten apanage-houders naar aanleiding-van eenige zaak aanleiding-van welken aard ook, een zendeling- naar een Geenoeng, van af Panewoe en daar beneden, zendt, zal de Goenoeng de zaak onverwijld afdoen en daarmede niet mogen dralen.

Zoo mogelijk zal hij de zaak in de dessa in der minne schikken en anders haar voortschikken naar het Opperbestuur.

Dit artikel, hoewel niet zoo omstandig, heeft dezelfde strekking als art.

43 van de Hangger Sepoeloeh.

Zie art. 18 en H. S. aft. 43.

40 HANGGER GOENOENG.

Artikel 59.

Het is aan ieder bekel of dessa-bewoner verboden om aan een ontslagen bekel of een ander persoon, die nog in eene rechtzaak van welken aard ook betrokken is, eene schuil-plaats te verleenen.

Wanneer zulk een persoon, aan wien eene schuilplaats is verleend, zich schuldig maakt aan ontvreemding van goede-ren aan andegoede-ren toebehoogoede-rende of zich meester maakt van aanplantingen op sawahs of van dessa-gronden, zoodat daar-uit een geschil ontstaat dat aan de daar-uitspraak van het bestuur wordt onderworpen, zal het bestuur een onderzoek instellen bij de Mântjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng, en zoo deze verklaren dat de bedoelde persoon zich werkelijk schuil houdt en zich aan de bovengenoemde feiten heeft schuldig gemaakt, hij en de bekel, die hem eene schuilplaats heeft verleend, veroordeeld worden tot eene geldboete van vijftig gulden en de eerste bovendien tot teruggave van de ontvreemde goe-deren, aanplantingen of gronden.

Zoo het geschil aanleiding heeft gegeven tot ongeregeld-heden, waarbij iemand is gewond of gedood, zal de zaak voor den bevoegden rechter worden gebracht.]

Hoewel eenigzins daarvan afwijkende, heeft dit artikel dezelfde strekking als art. 42 van de Hangger Sepoeloeh.

Zie H . S. art. 8, 34 en 42.

Artikel 60.

Wordt niet opgenomen daar het overeenkomt met het hepaalde in art. 44 van de Hangger Sepoeloeh.

Artikel 6 1 .

Wanneer een van 's Vorsten onderdanen, op de hoofdplaats of ia de dessa wonende, op gronden aan anderen toebehoo-rende, een dam maakt of toestoessan opvangt om het water naar elders te voeren, en de eigenaar van den grond waarop het water wordt afgedamd of opgevangen zulks gedurende twaalf maanden stilzwijgend toelaat, en zich eerst na dien

HANGGER GOENOENG. 41

tijd daartegen verzet of waterpacht eischt, zoodat daaruit een geschil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur wordt onderworpen, sullen beide partijen eene boete verbeuren van ieder vier en twintig gulden, de laatste omdat hij Dalatig is en daardoor geschillen doet ontstaan en de andere, omdat hij zonder toestemming van den grondbezitter water van diens gronden afvoert.

De loop en het gebruik van het water voor het vervolg, zal alsdan door den Goenoeng in overeenstemming met de Mântjâpat en Mântjâlimâ, overeenkomstig het algemeen ge-bruik, worden geregeld.

Art. 45 van de Hangger Sepoeloeh bevat eene dergelijke beschrijving van bet waterrecbt, volgens hetwelk echter het reeht van den grondbezitter tot verzet, na twaalf maanden verjaart,— Daar dit artikel van de Hangger Goe-noeng later is vastgesteld, zou men meenen dat het art. 45 van de Hangger Sepoeloeh heeft vervangen, waardoor de verjaring zou vervallen. Dit artikel schrijft echter alleen voor, hetgeen door de Goenoengs moet worden verricht om het geschil in der minne te schikken. Nemen echter partijen met deze

regeling geen genoegen, dan wordt het geschil voor het Opperbestuur ge-bracht, dat recht moet spreken overeenkomstig art. 45 van de Hangger Sepoeloeh. Zie art. 92.

Artikel 62.

Wordt niet opgenomen, daar het overeenkomt met art. 39 van de Han-ger Sepoeloeh.

Artikel 63.

Wordt niet opgenomen, omdat het eensluidend is met art. 56 van de Hangger Sepoeloeh.

Artikel 64.

Wordt niet opgenomen omdat het handelt over geldleeuing, in pandgeving, koop en verkoop en in bewaringgeving van goederen van Inlanders onderling.

Artikel 65.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over prang-desso (scher-mutselingen tusschen dessa's onderling.)

6*

HANGGER GOENOENG.

Art. 66 t/m art. 70.

Worden niet opgenomen, omdat zij uitsluitend handelen over het opbren-gen van onwillige bekels, die, in eene rechtszaak betrokken, door hunne loerahs of door het bestuur worden opgeroepen; het opvatten van personen van mis-drijf verdacht; het opsporen van personen, die zich aan mismis-drijf hebben ge-schuldig gemaakt; het overnachten van handelaren, ambtenaren en vreemde-lingen in de dessa's en over begal- (roof) partijen.

Artikel 71.

Dit artikel bevat voor Goenoengs en bekels dezelfde bepaling als voor ambtelooze personen in art. 14 van de Hangger Sepoeloeh en behoeft hier niet te worden opgenomen.

Artikel 72.

Wordt niet opgenomen daar het handelt over het in bewaringgeven van goederen van waarde, van de gasten aan den gastheer, bij gelegenheid van een feest.

Artikel 73.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over ongelukken ver-oorzaakt door te paard rijdende personen.

Zie Hangger Sepoeloeh art. 28.

Artikel 74.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over ongelukken ver-oorzaakt door op den weg loopende of langs den weg vastgebonden koeien, buffels en paarden.

Artikel 75.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over tandakpartijen gegeven door Goenoengs, Demangs en Bekels.

Artikel 76.

Wordt niet opgenomen daar het handelt oter het vervoer van Gouverne-ments goederen.

HANGGER GOENOENG. 43

Artikel 77.

Wordt niet opgenomen daar het handelt over reizende Europeesch Gou-vernements ambtenares of andere Europeanen, die in de dessa's overnachten.

Artikel 78.

Wordt niet opgenomen, daar het handelt over gewonden en dooden in de dessa's, die aan een dessa-schermutseling hebben deelgenomen.

Artikel 79.

Het is aan 's Vorsten onderdanen verboden om twee be-kelambten, één in het Solosche en één in het Jogjâsche Rijk, tegelijk waar te nemen of dessagronden van het Rijk van Jogjâ te pachten.

Wanneer iemand dit verbod overtreedt en om die reden het eerst door het bestuur van Jogjakarta wordt gedagvaard, zal hij aan den daartoe gezonden zendeling van het Jogjâ-sche bestuur worden uitgeleverd.

Zijne bezittingen onder Solosche gronden, worden alsdan door het bestuur onteigend.

Artikel 80.

Wordt niet opgenomen daar het uitsluitend handelt over Jogjasche amb-tenaren, die, in dienst reizende, Solo doortrekken en daar in de dessa over-nachten .

Artikel 81.

Het is aan een ieder verboden om iemand te helpen of aan te sporen, zich meester te maken van een bekelschap.

Zoo daaruit een geschil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur wordt onderworpen, zal de betrokken Goenoeng de zaak afwijzen en de persoon die getracht heeft zonder toestemming van het bestuur zich van de bekelschap meester te maken, gekneveld naar de hoofdplaats opzenden, waar hij veroordeeld zal worden tot het ontvangen van twee honderd

4 4 HANGGER GOENOENG.

rottiagslagen en verbanning buiten Java.

Aan zijne vrouw en kinderen zal alsdan eene bepaalde woonplaats worden aangewezen.

De persoon, die hem heeft geholpen of aangespoord, zich van de bekelschap meester te maken, zal, zoo hij zich niet af laat wijzen en zich schuldig maakt aan brandstichting of roof, en het een en ander reeds is gebleken door een onder-zoek in overeenstemming met de Mantjâpat en Mântjâlimâ, gekneveld naar de Hoofdplaats worden opgezonden en tot dezelfde straft worden veroordeeld, als de persoon, die zich van de bekelschap meester heeft willen maken.

Zie art. 82 en H. S. art. 34.

Artikel 82.

Wanneer bij eene geschil als in art. 81 bedoeld, ongere-geldheden in de dessa ontstaan, waarbij de door het bestuur erkende bekel wordt verwond of gedood, zal de zaak voor de Pradâtâ gebracht en door deze naar de Soerambi verwe-zen worden, en zoo eene veroordeeling door die rechtbank kan volgen, de dader worden veroordeeld tot dezelfde straf als voor doodslag.

Kan echter, wegens welke oorzaak ook, geene veroordee-ling door die rechtbank worden uitgesproken, dan wordt de dader door het Bestuur veroordeeld tot het ontvangen van twee honderd rottingslagen en verbanning buiten het Rijk.

Zie art. 81 en H. S. art. 34.

Artikel 83.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over de zorg voor de veiligheid van personen en goederen op passers.

Artikel 84.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over de verplichtingen van Goenoengs en dessa-bewoners bij ketjoepartijen in de dessas.

HANGGER GOENOBNG, 45

Artikel 85.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over het onderzoek naar de herkomst van vreemdelingen, die in de dessa overnachten en over de aanwijzing van de plaats waar zij den nacht moeten doorbrengen.

Artikel 86.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over de vervolging van ketjoes en straatroovers.

Artikel 87.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over de opsporing en opvatting van valsche munters.

Artikel 88.

Wordt niet opgenomen, daar het uitsluitend handelt over personen, die onderweg bestolen of beroofd worden.

Art. 89 t/m. art. 9 1 .

Worden niet opgenomen, daar zij uitsluitend handelen over prang-dessa (schermutselingen van dessa's ondeiling) en ongeregeldheden in de dessas.

Artikel 92.

Alle Goenoengs van Padjang en Sokâwati zullen alle za-ken in deze wet genoemd, die aan hunne uitspraak worden onderworpen, ten spoedigste en naar behooren, iu

Alle Goenoengs van Padjang en Sokâwati zullen alle za-ken in deze wet genoemd, die aan hunne uitspraak worden onderworpen, ten spoedigste en naar behooren, iu

In document m^m&- ANDERE BEPALINGEN (pagina 42-58)