• No results found

m^m&- ANDERE BEPALINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "m^m&- ANDERE BEPALINGEN"

Copied!
158
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ETOS

>

•*s * ( r r

DE JAVAANSCHE WETTEN

BENEVENS

ANDERE BEPALINGEN

TEN DIENSTE VAN

MIHUURDERS, BEHEERDERS EN GEËIPLOIJEER- DEN M DE U I E R ! ! » IDE BEIDE

VERTAALD, VERZAMELD EN BEWERKT DOOK

C. A. R O S E M E I E R ,

Controleur der Ze Basse lij het B. B. op Jam en Madura

EN

K A N D J E N G P A N G E R A N

N A T A D I R A D J A ,

\e Luitenant-Kwartiermeester iij het Takoe-Mamsehu Legioen.

DJOKDJAKARTA.

H . B U . N I N G.

1 % % G.

m^m&-

-mi if' fi,

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0004 6555

m

(3)

DE JAVAANSCHE WETTEN

BENEVENS

ANDERE BEPALINGEN

TEN DIENSTE VAN

LANDHUURDERS, BEHEERDERS EN GEfiVPLOIJEBRDEN VAN DE ONDERNEMINGEN IN DE BEIDE YORSTENLANDEN.

VERTAALD, VERZAMELD EN BEWERKT DOOR

C. A. R O S E M E I E R ,

Controleur der 2e klasse bij het B.B. op Java, en Madura

EN

K A N D J E N G ^ A N G E R A N

N A T A D I B A D J A ,

Ie Luitenant-Kwartiermeester lij het Bakoe-Alamsche Legioen.

DJOKDJAKARTA.

H . B U N I N G . 1 8 S 6 .

(4)
(5)

V O O R B E R I C H T .

In het Landhuurreglement luordt herhaaldelijk verwezen naar de Javaansdie Wetten, Instellingen en Gebruiken, zonder dat zij daarin nader worden omschreven.

Door de inhuurname der dessa's, worden de reehten en ver- plichtingen der Javaansch.e apanage houders, ten opzichte van de dessa's met derzeloer gronden, bevolking en hoofden, door deeen aan den Europeeschen huurder oveigedragen, die in de huur- overeenkomst verkLiart met die rechten en verplichtingen bekend te zijn en daaromtrent geene verdere omschrijving te verlangen.

En toch zijn er weinigen die inderdaad de Javaansche Wet- ten en BepaHngen, waarin die rechten en verplichtingen omschre- ven zijn, kennen En geen wonder ! y iet ieder landhuurder, beheerder of geèmploijeerde is de Javaansche taal zoo machtig, dat zij de in die taal geschreven wetten en bepalingen kunnen lezen en verstaan ; en zelfs voor de enkele ingewijden is het soms zeer moeielijk die geschriften machtig te worden.

En dat die kennis niet. alleen nuttig, doch ook noodzakelijk is, heeft de ondirvinding aan den eersten ondergeteekende ge- leerd; de meeste door hem onderzochte klagerijen van de bevol- king der Ondernemingen toch, hebben hun grondoorzaak in de onbekendheid der Europeesche beheerders met de rechten en ver- plichtingen, die door de huurders van de Javaansche apanage-

houders zijn overgenomen.

Wij meenen dus met de bewerking van deze verzameling een nuttig werk te hebben verricht, dat in een lang gevoelde behoef- te voorziet.

Bij de keuze der Javaansche Wetten en de overzetting van

(6)

IV

den tekst in het Nederlandsch, hebben wij uitsluitend met de vol- gende beginselen rekening gehouden n. I.

\e dat dit werk uitsluitend is gemaakt ten dienste van landhuurders, beheerders en geëmploijeerden van onderne- mingen in de Vorstenlanden ;

2 e dat de vertaling voor den Europeeschen lezer, zoo kort en duidelijk mogelijk moet zijn.

Daarom zijn de H a n g g e r P r a d o t o , de H a n g g e r H a - g ê n g en de H a n g g e r H a r o e b i r o e in het geheel n i e t , en van de H a n g g e r G o e n o e n g slechts d i e arUekelen opgeno- men, die voor de bovenbedoelde personen van eenig belang zijn;

terwijl bij de vertaling er naar werd gestreefd, de bedoeling van den wetgever zoo kort en duidelijk mogelijk terug te geven, met vermijding van noodeloozen omhaal van woorden, wo- raan de Javaansehe Wetgever zieh hier en daar teel schuldig heeft ge- maakt. Men verwachte dus geene ivoordelij'te vertaling.

Behalve de Javaansche Wetten zijn verder hierin opgenomen,

het Landhuurreglement met de modellen voor de overeenkomsten van huur, verlenging en over- dracht van h u u r ; de heerendienstregelingen voor de Ondernemingen in de Residentie Jogjokaita, en de bepalingen omtrent het bezit en vervoer van Koflij met de modellen der passen voor het vervoer.

Waar het noodig is., zijn de bepalingen voorzien van aantee keningen omtrent de toepassing, terwijl nndelijk een alphabetisch register het gebruik van dit werk gemak/celijk maakt.

p. ƒ . fi. EN y. D. fL.

(7)

KÖRTE INHOUD.

BLAÜZ.

H a n g g e r S e p o e l o e h , Algemeene wet voor de beide Vorstenlanden, bevattende bepalingen omtrent Ambtenaren, Overeenkomsten, Dessa-gronden,

Ontginningen, Waterrecht enz. . . . 1 H a n g g e r G o e r o e n g . SoloscÄe wet (la'er ook voor

bet Rijk van Jogjakarta «an toepassing ver- klaard), regelende de rechten en verplichtingen van de Gotnoengs bij de toepassing door dezen

van de Hangger Sepoeloeh . . • • 32 P r a n a t a n P a t o e h . Jogjasche wet van 1863, rege-

lende de rechten en verplichtingen der prija-

jies, die apanage-gronden bezitten 4fc P r a n a t a n B e k e l Jogjasche wet van 1883, houdende

bepalingen omtrent het aanstellen en ontslaan

van dessa- bekels . . . 6'

P r a n a t a n G a m p i n g . Jogjasche wet van 1883, hou- dende regeling der voorwaarden waarop kalk- steen kan worden verkregen uit de Goenoeng

Gamping en andere Kalk-bergen in het Rijk

van Jogjakarta. . . . • • • «

P r a n a t a n D e s s a . Solosche wet van 1867, houdende

regeling van dessa-aangelegenheden . . 6 R e g l e m e n t o p d e l a n d v e r h u u r i n d e V o r s t e n -

l a n d e n . (Staatsblad 1884 No. 9) . . . 7 S t a a t s b l a d 1 8 8 4 N o . 8 6 , houdende nadere bepa-

lingen omtrent overeenkomsten van huur, ver- lenging en overdracht van huur, die gesloten

(8)

VI

zijn vóór* de inwerkingtreding van Staatsblad 1884 No. 9, doch op dat tijdstip nog niet wa-

ren bekrachtigd of geregistreerd . . . 95 S t a a t s b l a d 1 8 8 4 N o . 1 8 9 . Vaststelling der m o -

d e l l e n voor de overeenkomsten van huur, ver- lenging en overdracht van huur van gronden voor den landbouw in Soerakarta en Jogja-

karta . . . 97

Heerendienstregeling voor de Indigo-onder-

nemingen in Jogjakarta . . . 1 1 0 Heerendienstregeling voor de Suiker-onder-

nemingen in Jogjakarta . . . . 1 1 3

S t a a t s b l a d 1 8 7 9 N o . 2 8 6 . Kadere bepalingen tot tegeugaug van de onttrekking van k off ij aan de verplichte levering in 's Gouveruemeuts-

pakhuizeu. . . . 1 1 7 S t a a t s b l a d 1 8 7 9 N o 2 8 8 . Vaststelling van mo-

dellen voor koffij-passen, reçn's enz. ter uit-

voering van Staatsblad 1879 No. 286 . . 125 K o f f ï j - B e s l u i t S o l o . Besluit van den Resident van

Solo, houdende Verordening ter plaatselijke uit-

voering van Staatsblad L879 No. 286 . 130

Alphabetisch. Register 133

!

(9)

VERKORTINGEN.

H. S.

H. G.

P. P.

P. B.

P. G.

P. D.

L. R.

H. R.

H. R.

K. B.

Aant.

Art.

Al.

Stbl.

I.

S.

S.

beteeken t

«

«

« '<

«

«

«

«

«

«

«

«

«

Hangger Sepoeloeh.

Hangger Goenoeng.

Pranatan Patoeh.

Pranatan Bekel.

Pranatan Gamping.

Pranatan Dessa.

Landhuur Reglement.

Heerendieustregeling voor de Indigo- On dernemingen in Jogjakarta.

Heerendienstregeling voor de Suiker- Ondernemingen in Jogjakarta.

Koffij-besluit Solo.

Aanteekening.

Artikel.

Alinea- Staatsblad,

(10)
(11)

HANGGIEß SEPOELOEH.

Artikel 1.

Ieder hoofd- ambtenaar is bevoegd in alle zaken borg te zijn voor de hem ondergeschikte ambtenaren.

Wanneer de borgstelling met zijn zegel is bekrachtigd, zal, ingeval die hoofd-ambtenaar in zijne betrekking door een ander wordt vervangen, de vervanger de borgstelling van zijnen voorganger over moeten nemen.

Hoofd-ambtenaren zijn in Jof,ja: de Boepati's Najoko (Hoofdregenten), de Majoor-Commandant van Z. Hs. troepen, de Patih Kadhipatèn, de Dis- trictsregenten en de Wadono Hageng Ponokawan ; en in Solo : alle ambte- naren die den ambtstitel van Toemenggoeng dragen.

Artikel 2.

Wanneer een Wadânâ of' zijn Kaliwon, schriftelijk en met zijn zegel bekrachtigd, borg is voor een der hem onderge- schikte ambtenaren, iu zake verpachting of verhuur van apanage-grouden aan Europeanen of daarmede gelijkgestelden, aan Chinezen of aan Javanen, voor den tijd van drie of zes jaren, en van die verpachting of verhuur eene overeenkomst

is opgemaakt, waarin alle voorwaarden zijn opgenomen, zal de hoofd-ambtenaar die horg is geweest, bij het ontstaan van geschillen tusschen de beide partijen, gehouden zijn het geschil af te doen.

De partij die tegen de bepalingen van de overeenkomst heeft gehandeld, zal alsdan in het ongelijk worden gesteld.

De woorden H (tjiim ihn.tmirvt 71 aji2 (ina " in den Javaanschen tekst, zijn hier vertaald door „een Wadono of gijn Kaliwon", om duidelijk te doen

(12)

? HANGGER SEPOELOEH.

uitkomen, dat een Kaliwon slechts als plaatsvervanger van zijn Wadono, borg kan zijn.

In engeren zin worden slechts de Boepati's Najoko Wadono's genoemd.

In verband met het bepaalde in art. 1 van deze wet, moeten echter hier alle hoofd-ambtenaren (zie aant. art. 1) daaronder worden verstaan.

Dit artikel is slechts van toepassing bij verpachting of verhuur van apa- nage-gronden aan Inlanders. Op de verhuur aan Europeanen en daarmede gelijkgestelden, zijn de bepalingen van bet landhuurreglement (Staatsblad 1884 no. 9.) van toepassing, terwijl verpachting of verhuur aan Vreemde Oosterlingen nu ia-verboden. (Zie L. R. art. 33.)

Artikel 3.

Een Wadânâ of zijn Kaliwon, schriftelijk en met zijn ze- gel bekrachtigd, borg zijnde voor een der hem ondergeschikte ambtenaren, voor een schuld door dezen aangegaan bij Eu- ropeanen of daarmede gelijkgestelden, bij Chinezen of bij Javanen, zal, zoo de schuldenaar draalt met zijne schuld te betalen of onwillig of onmachtig is zijne verplichtingen je- gens den schuldeischer na te komen, dan wel zich heimelijk verwijdert, gehouden zijn de schuld voor den schuldenaar te betalen.

Hij (de borg) kan echter alsdan de waarde van de roe- rende en onroerende goederen, zoomede der apanage-gronden van den schuldenaar schatten en zich de helft daarvan toe- eigenen als geheele of gedeeltelijke afdoening der schuld en ingeval het bedrag dier waarde niet toereikend is om de geheele schuld af te doen, het ontslag van den schuldenaar uit diens betrekking aanvragen.

Is een der familie-leden van den schuldenaar genegen de schuld af te doen, dan kan hij de laatste in zijne betrekking vervangen, zullende in het ontkennende geval de schulde- naar vervangen kunnen worden door een ander persoon, die aanneemt de schuld te betalen, en de schuldenaar alsdan als pandeling moeten dienen bij den Wadânâ of Kaliwon, die borg is geweest.

Het bepaalde in alinea 2 van dit artikel wordt tegenwoordig niet letterlijk toegepast. In het daarin vermelde geval worden de goederen van den schul- denaar, op verzoek van den borg, op last van den Rijksbestierder, door bet Inlandsch bestuur verkocht.

(13)

HANGGER SEPOELOEH. 3

Be ingebreke gebleven ambtenaar wordt ontslagen door den Vorst, die een ander in zijne plaats benoemt, zonder dat deze het ontbrekende van de schuld moet betalen, behoudens het geval bedoeld in de aanteekening bij art. 4 . Bij het aanstellen van dessa-demangs, die door den apanage-houder worden benoemd, gebeurt bet echter nog wel eens dat als voorwaarde bij de aanstel- ling wordt bedongen, dat de opvolger de achterstallige pacht of de schulden van den voorganger aan den apanage-houder moet betalen. Zie P . B. art.

5 en 6.

Pandelingschap is nu verboden, zoodat het slot van dit artikel niet moer van kracht is.

Artikel 4.

Wanneer een ambtenaar voor wien zijn Wadânâ of diens Kaliwon in eenige zaak borg is, zijne betrekking verliest en door zijn zoon of door een ander persoon wordt vervan- gen, zal de vervanger de verplichtingen van zijnen voor- ganger in de zaak waarvoor de Wadânâ of Kaliwon borg is geweest, over moeten nemen.

In Jogjokarta is het bepaalde in dit artikel slechts dan van toepassing, als de schuldenaar in zijne betrekking door zijnen zoon wordt vervangen.

Artikel 5.

Wanneer een ambtenaar beDeden den rang van Kaliwon z. a. een Panèwoe, Mantri, Panèkët, Panglawé, Panigang-

djoeng, Panadjoeng. Panakikil enz. zijne woonplaats heime- lijk verlaat, zijn huis verkoopt en zijn werk verwaarloost, zal hem, zonder verder onderzoek, naar gelang der omstan- digheden, eene geëvenredigde boete worden opgelegd.

De persoon bij wien bij zich schuil houdt, is gehouden daarvan onverwijld een omstandig bericht te zenden aan het

hoofd onder wiens bevelen de betrokken ambtenaar gesteld is.

Boeten worden voor verzuim in Jogjokarta niet meer opgelegd, doch de ambtenaar wordt in het hier bedoelde geval administratief gestraft met ar- rest bij den Rijksbestierder of met ontslag uit zijne betrekking.

Artikel 6.

Alle ambtenaren beneden den rang van Wadânâ, moeten

(14)

4 HANGGER SEPOELOEH,

de wettige of algemeen als wettig erkende bevelen van hun- nen Wadânâ of diens Kaliwon opvolgen.

Artikel 7.

Iemand een geschil hebbende met zijn onmiddelijk hoofd, een gelijke of een lagere in rang, mag zijn toevlucht niet nemen tot een ander hoofd of tot het Opperbestuur, doch moet zich daarmede wenden tot zijn onmiddelijk hoofd, dat in het geschil volgens zijn beste weten naar recht en bil- lijkheid uitspraak zal doen.

Zoolang de zaak hangende is, zullen partijen zich geheel aan die uitspraak moeten onderwerpen.

Zoo echter een der partijen of beide partijen met die uit- spraak geen genoegen neemt of nemen, kan het geschil in hooger beroep aan de beslissing worden onderworpen van het Opperbestuur, dat alsdan spoedig een nauwkeurig onder- zoek instelt en de appelleerende partij of partijen hoort.

Blijkt het uit dat onderzoek dat de appelleerende partij schuldig is, dan zal zij naargelang der zaak, naar evenre- digheid worden beboet.

Blijkt het echter dat de eerste uitspraak verkeerd was, dan zal het betrokken hoofd de helft dier boete verbeuren.

De woorden ia den Javaanschen tekst ,iui <n-nnn ? tunnn" zijn hier ver- ' aso

taald met „Opperbestuur". Er wordt hier natuurlijk het Rijksbestuur bedoeld.

Boeten worden in Jogjokarta niet meer opgelegd. Een ambtenaar, die eene verkeerde uitspraak in een geschil doet, wordt administratief gestraft met arrest of ontslag uit zijne betrekking.

Zie H. G. art. 21 en 92,

Artikel 8.

Wanneer een ambtenaar of hoofd, met eene standplaats in of buiten de hoofdplaats, in eenige zaak of geschil betrokken zijnde, zijne woonplaats verlaat en zich bij een ander schuil houdt, zal zijn onmiddelijk hoofd hem, onder mededeeling van de zaak of het geschil waarin hij betrokken is, onver- wijld opeisschen.

(15)

HANGGER SEPOELOEH. 5 De persoou bij wien hij zich schuil houdt, is gehouden hem uit te leveren en zoo hij zich tegen zijne uitlevering verzet, hem daartoe gevangen te nemen.

Zoo de persoon bij wien hij zich schuil houdt, weigert hem uit te leveren, zal hem naargelang der zaak eene geëvenre- digde boete worden opgelegd.

Zie art. 42 en H. G. art. 59.

Artikel 9.

Ieder ambtenaar binnen of buiten de hoofdplaats gevestigd, die zijnen onderhoorigen, die hunne verplichtingen naar be- hooren nakomen, nadeel berokkent, wordt gestraft met eene boete ten bedrage van het dubbele der toegebrachte schade.

Boeten worden in Jogjokarta niet meer opgelegd, doch de betrokken amb- tenaar wordt in dit geval veroordeeld tot vergoeding der toegebrachte schade en gestraft met arrest of ontslag uit zijne betrekking

Artikel 10.

Wanneer een ambtenaar eene zaak voor zijn Wadânâ uf diens Kaliwon brengt, moet zij zoo spoedig mogelijk worden afgedaan, opdat zij niet voor het Opperbestuur worde gebracht.

Indien de zaak voor het Opperbestuur wordt gebracht, omdat de Wadânâ of diens Kaliwon met de afdoening draalt, waardoor zij ingewikkeld wordt, zal de nalatige Wadânâ of Kaliwon eene boete verbeuren van vijf realen.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd. De nalatige ambtenaar wordt gestraft met arrest of ontslag uit zijne betrekking.

Zie art. 15.

Artikel 11.

Wanneer iemand een verzoek of mededeeling heeft te doen aan den Vorst, moet hij daartoe de tusschenkomst inroepen van zijn onmiddelijk hoofd, dat daarvan onverwijld kennis moet geven aan den Rijksbestierder.

Wanneer zulks geschiedt zonder tusschenkomst van zijn

(16)

6 HANGGER SEPOELOEH.

onmiddelijk hoofd, zal de betrokken persoon zonder verder onderzoek worden afgewezen.

Velen beweren dat dit artikel slechts van toepassing is op ambtenaren, en in dat geval moet. het slot van alinea 2 InideD : „zal de betrokken ambte- naar zonder verder onderzoek uit zijne betrekking worden ontslagen."

Men grondt die bewering op het gebruik, dat ambtelooze personen, die een verzoek aan den Vorst hebben te doen of een aanklacht voor den Vorst willen brengen, hnn voornemen daartoe kenbaar maken door met een witten hoofddoek aan, tusschen de twee Waringins koeroeng op de Aloon-Aloon van de Kraton te gaan zitten.

Artikel 12.

Wanneer een zaak of geschil slechts door een eed kan wor- den afgedaan, zal aan de partij, die de eed moet afleggen, de keuze worden gelaten tusschen het afleggen van den eed of de som waarover de zaak loopt te betalen.

Zoo zij verkiest te betalen, zal bij onvermogen de persoon als pandeling moeten dienen bij de winnende partij.

Wanneer het echter een ambtenaar geldt, die de zaak al- dus verliezende en onvermogend om te betalen, als pandeling zoude moeten dienen, zal de Mantri Sepoeloeh daarvan onver- wijld kennis geven aan zijn onmiddelijk hoofd, dat hem moet afvragen of hij begeert, dat hem het geld door zijn hoofd zal worden voorgeschoten, of dat hij verkiest als pandeling te dienen, in welk geval hij alsdan eerst uit zijne betrekking ontslagen moet worden.

Begeert hij dat zijn onmiddelijk hoofd hem de te betalen som zal voorschieten, dan zal de eerste daartoe gehouden zijn, doch de betrokken ambtenaar zal hem de voorgeschoten som na vijftien dagen moeten terugbetalen of bij gebreke daar- van uit zijne betrekking ontslagen worden.

Heeft hij buitendien andere schulden, dan zal hij die zelf in eens of, bij onvermogen, in termijnen moeten betalen.

Zie over pandeling schap de aanteekening op art. 3 .

Mantri Sepoeloeh of Mantri Sedoso zijn de hulp-officieren van Justitie, die aan den officier van Justitie, den Djaksa zijn toegevoegd. — Een der hoofdregenten alhier verklaart den oorsprong van den naam als volgt: »Iedere Najoko (hoofdregent) had vroeger tien Mantri's, waarvan een werd gekozen

(17)

HANGGEU SEPOELOEH. 7

om den Diaksa als hulp-officier van Justitie bij te staan voor zaken onder het ressort van den hoofdregent van wien hij Mantri was." Het woord .Sepoeloeh" zoude dan hier moeten beteekenen : „uit de tien gekozen."

Oorspronkelijk zouden er dus zooveel Mantri's Sepoeloeh meeten geweest zijn als het aantal hoofdregenten, doch nu is het getal aangegroeid en worden zij direct tot die betrekking benoemd.

Artikel 13.

Wanneer iemand, beschuldigd van goederen van een ander persoon in zijn bezit te hebben, het bezit van een gedeelte daarvan erkent, zal dat gedeelte onmiddelijk teruggegeven worden aan den rechtmatigen eigenaar, die het in ontvangst moet nemen.

Ten aanzien van het andere gedeelte, waarvan het bezit wordt ontkend, zal zoo goed mogelijk recht worden gedaan.

Wanneer het geschil dassagronden betreft, moet de Man- tri Sepoeloeh een plaatselijk onderzoek instellen bij de Man- tjâpat, Mantjâlimâ en den Goenoeng, en zoo daaruit blijkt dat een der partijen eene valsche verklaring heeft afgelegd, zij gestraft worden met eene geldboete ten bedrage van zes realen.

De Mantjopat zijn de vier Oost, West, Zuid en Noord het naast hij eene dessa gelegen dessa's, en de Mantjolimo, die vier daarop volgende.

De eigenaardige Javaansche uitdrukkingen zijn hier echter, evenals in het vervolg, behouden.

Goenoeng's zijn de ambtenaren die buiten de hoofdplaats met het bestuur van een district of regentschap belast zijn, z. a. in Jogja de diatrictsregenten, pandji's enz.

In het geval bedoeld in de laatste alinea van dit artikel, wordt het plaat- selijk onderzoek in de beide Vorstenlanden verricht door den Regent of dis- trictshoofd, terwijl de Mantri Sepoeloeh, er geene bemoeienis mede heeft.

Artikel 14.

Een dessabewoner, die een gepleegde verwonding of moord verzwijgt, wordt met geldboete gestraft.

De boete bedraagt, zoo het eene verwonding betreft, twaalf en een half, en zoo het een moord geldt, vijt en twin- tig realen, indien zijne sawahs drie of meer djoengs groot

(18)

8 HANGGER SEPOELOEH.

zijn en naar evenredigheid minder, indien de uitgestrektheid zijner sawahs kleiner is dan drie djoengs.

Dergelijke zaken koinen nu voor de politie-rol.

Zie H. G. art. 7 1 .

Artikel 15.

Personen, die samen een geschil hebben, moeten het door tusschenkomst van hunne onmiddelijke hoofden voor den bevoegden rechter brengen.

Wanneer die hoofden met de voortschikking van het ge- schil dralen, kunnen partijen zich tot het. Opperbestuur wen- den, en dan verbeuren de nalatige hoofden eene boete van vijf realen.

Art. 10 bevat eene gelijkluidende bepaling voor Hoofd-ambtenaren. De bedoeling van de berbaling dezer bepaling voor de onmiddelijke boofden van geschil hebbende partijen, is Waarschijnlijk dat hier onder partijen amltelooze personen moeten worden verstaan, terwijl art. 10 in het geval voorziet dat

een ambtenaar een zaak voor zijnen Wadono of Kaliwon brengt.

Boeten worden niet meer opgelegd, doch de nalatige ambtenaar wordt ge- straft met arrest of ontslag uit zijne betrekking.

Zie H . G. art. 21.

Artikel 16.

Zoo 's Vorsten onderdanen door Europeanen of daarmede gelijkgestelden of Chinezen, onverschillig voor welk feit, worden aangeklaagd, moet de aanklacht geschieden door tusschenkomst van het Residentie-kantoor.

De Mantri Sepoeloeh mag mitsdien op geene andere wijze van dergelijke klachten kennis nemen.

Artikel 17.

Wanneer een van 's Vorsten onderdanen, door Europeanen en daarmede gelijkgestelden, of Chinezen, wordt aangeklaagd, beschuldigd van geld van dezen geleend of' goederen van hun in bewaring te hebben, de hem ten laste gelegde feiten er-

(19)

HANGGER SEPOELOEH. 9

kent, zullen het geld of de goederen van hem^teruggevor- derd en aan den rechtmatigen eigenaar teruggegeven worden.

Ontkent de beschuldigde de schuld of het bezit der goe- deren, en kan de eisscher de waarheid van zijne beschuldi- ging, niet door een schriftelijk bewijs of door getuigen sta- ven" dan zal de beschuldigde zijne verklaring met een eed moeten bevestigen en de zaak daarmede afgedaan zijn.

Artikel 18.

Wanneer een Europeaan of daarmede gelijkgestelde, of- een Chinees door 's Vorsten onderdanen wordt aangeklaagd, beschuldigd van geld van dezen geleend of goederen van hun in bewaring te hebben, de hem ten laste gelegde feiten er- kent, zullen het geld of de goederen van hem teruggevor- derd' en aan den rechtmatigen eigenaar teruggegeven worden.

Ontkent de beschuldigde de schuld of het bezit der goe- deren en kan de eisscher de waarheid van zijne beschuldi- ging niet door een schriftelijk bewijs of door getuigen sta- ven° dan zal de beschuldigde zijne verklaring met een eed moeten bevestigen en de zaak daarmede afgedaan zijn.

De beëediging moet echter ten residentie-kantore geschieden.

Artikel 19.

Wanneer 's Vorsten onderdanen hunne apanage-gronden verhuren aan Europeanen of daarmede gelijkgestellen, aan Chinezen of aan andere Inlanders, moeten zij daarvan eene schriftelijke overeenkomst maken, waarin alle voorwaarden duidelijk worden omschreven.

Bij het ontstaan van geschillen tusschen den huurder en den verhuurder, die aan de uitspraak van het bestuur wor- den onderworpen, zal de door hun ter zake gesloten over- eenkomst, bij de afdoening der zaak worden geraadpleegd en de partij, die tegen de bepalingen der overeenkomst heeft

(20)

10 HANGGER SEPOELOEH.

gehandeld, in het ongelijk worden gesteld en naargelang der zaak naar evenredigheid worden beboet.

Zie aant. bij art. 2 en Landhuurreglement (Stbl. 1884 no. 9) art. 1 25, 28, 31 en 33.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd.

Artikel 20.

Warmeer 's Vorsten onderdanen hunne apanage-gronden verkoopen of verpanden aan Europeanen of daarmede g e - lijkgestelden, aan Chinezen of aan Inlanders, moeten zij daarvan eene schriftelijke overeenkomst maken, waarin alle voorwaarden luidelijk worden opgenomen.

Bij het ontstaan van geschillen tusscheu de beide partijen, die aan de uitspraak van het bestuur worden onderworpen, zal de door hun ter zake gesloten overeenkomst, bij de af- doening der zaak worden geraadpleegd en de partij, die te- gen de bepalingen der overeenkomst heeft gehandeld, in het ongelijk worden gesteld en naargelang der zaak naar even- redigheid worden beboet.

Verpanding of verkoop van gronden aan Europeanen of Chinezen is nu Terboden.

Artikel 21.

Wanneer 's Vorsten onderdanen hunne apanage-grouden verhuren, verkoopen of verpanden aan Europeanen of daar- mede gelijkgestelden. aan Chinezen of aan Inlanders, zou- der dat daarvan eene schriftelijke overeenkomst is opge- maakt, zal, bij het ontstaan van geschillen tusschen de beide partijen, die aan de uitspraak van het bestuur worden on- derworpen, de zaak zoo goed en billijk mogelijk worden afgedaan.

Beide partijen worden echter voor hun verzuim met geld- boete gestraft.

Zie aant. art. 19 en 20.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd.

(21)

HANGGER SEPOELOEH. i l

Artikel 22.

Bij »erhuur van apanage-gronden door 's Vorsten onder- danen aan Europeanen of daarmede gelijkgestelden, aan Chi- i ezeu of atn Inlanders, mag de overdracht der gronden, evenals later de teruggave, niet plaats hebben in den Mongso Djêné der sawahs, doch moet zij geschieden in de

Mongso Hirêngan.

Ooder Mângsâ Hirêngan wordt verstaan den tijd waarop de sawahs uog onbeplant of de zaailingen nog in de kweek- bedden zijn, en onder Mângsâ Djëné, den tijd waarop het gewas overgeplant is tot dat het geoogst is.

De andere aanplantingen op tegalvelden eD erven, volgen ten dezen aanzien de padi aanplantingen op sawahs, zoodat zij met dezen den Mângsâ Hirêngan of Mângsâ Djëné intreden.

Bij de landverhuur aan Europeanen valt de expiratie van de huur dikwijls niet samen met de Mongso Hirêngan. Om hierin te voorzien wordt bij de inhnurname de alib betaald d. i. vooruit betaalde pachtschat voor een jaar, zoodat indien bij expiratie der huur nog producten van den huurder te veld staan, hij nog één jaar vrijgebruik heeft van de gronden om zijn product te doen rijpen en oogsten. In de piagem worden hieromtrent alldan be- dingen opgenomen.

Zie P. P. art. 5 en L. K. art. 6 en 30.

Artikel 23.

Wanneer 's Vorsten onderdanen van of aan Europeanen en daarmede gelijkgestelden of Chinezen goud-, zilver-, ko- per- of ijzerwerken, dan wel edelgesteenten panden of ver- panden, en door den pandgever gedurende twee jaar geen rente is betaald en de goederen binnen dien tijd met zijn uitgelost, mag- de pandnemer zoo hij daarmede geen genoe- gen neemt, de verpande goederen verkoopen, en verliest de paudgever liet recht om die goederen terug te eisschen.

Sedert er ecu pachter is van pandjeshuizen, is het inpandgeveu van goe- deren vour minder dan f 100.— aan andere personen dan den pachter, ver-

boden .

(22)

12 HANGGEK SEPOELOEH.

Artikel 24.

Wanneer 's Vorsten onderdanen aan Europeanen en daar- mede gelijkstelden of Chinezen goud- en zilverwerken of edelgesteenten in pand geven, en deze later blijken valsch te zijn, waardoor tusschen pandgever en pandnemer een ge- schil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur wordt

onderworpen, zal de pandnemer de goederen aan den pand- gever moeten teruggeven en deze aan gene de geleende som met de daarop gevallen rente moeten terugbetalen.

De pandgever wordt bovendien door het bestuur naarge- lang der zaak naar evenredigheid beboet.

Zie aant. art. 23.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd.

Artikel 25.

Wanneer een Javaan zijden- of katoenen kleedingstukken van of aan Europeanen en daarmede gelijkgesteld en of Chi- nezen in pand neemt of geeft, en de pandgever gedurende één jaar geen rente heeft betaald en de goederen binnen dien tijd niet heeft uitgelost, mag de pandnemer, zoo hij er geen genoegen mede neemt, de verpande goederen verkoopen, en verliest de pandgever het recht die goederen terug te eisschen,

Zie aant. art. 23.

Artikel 26.

Wanneer een Javaan van of aan Europeanen en daarmede gelijkgestelden of Chinezen, goedeien van welken aard ook in pand neemt of geeft, en de goederen door diefstal of be- rooving verloren raken, zal, als de pandgever er geen ge- noegen mede neemt, waardoor er een geschil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur wordt onderworpen, inge- val het blijkt dat de goederen werkelijk gestolen of geroofd zijn, de pandnemer aan den pandgever Iwt dubbele van de som, waarvoor de goederen in pand zijn gegeven, moeten vergoeden.

(23)

HANGGER SEPOELOEH. 13

De pandgever m oe t alsdan aan den pandnemer de geleen- de som nipjc de daarop gevallen rente terug betalen,

Zie aant. art. 23,

Artikel 27.

Wanneer een Javaansche vrouw, zonder voorkennis van haar echtgenoot, geld of handelsgoedereu van Europeanen en daarmede gelijkgestelde!) of van Chinezen beeft geleend, en het geleende niet terug kan geven, zal, wanneer de schuld- eisscher, daarmede geen genoegen nemende, de zaak aan de beslissing van het bestuur onderwerpt en de Javaansche

"vrouw tot pandelingschap wordt veroordeeld, haar echtge- noot, door onwetendheid voor te wenden, zich niet aan het vonnis mogen onttrekken en beiden zich in pandelingschap moeten begeven.

De eisscher zal alsdan ook met die, pandelingschap ge- noegen moeten nemen.

Zie aant. art. 23.

Pandelingschap ia nu veriboden.

Dergelijke zaken komen nu voor den ."Residentie-raad,

Artikel 28.

Indien 's Vorsten ambtenaren en grooten, Europeanen, en daarmede gelijkgestelde personen of Chinezen in een w ^ g e n , bendij of ander voertuig gezeten, iemand van w< slken land- aard of goederen van. welken aard ook, overrijden <>f daar- mee in botsing k o Pj e U ) en degene die of wiens goe. i e « - n over- reden of daarmede in botsing gekomen is of zijn, da armede geen genoegen neemt en deswege een aanklacht i .\\ä: 'ent bij het bestuur, ^>d\ daaraan geen rechtsingang wordeii ve rleeud.

Hij echter, die door een bereden of losloopend y mv$ wordt getrapt of geschopt en daarmede geen genoegen ' R e e t, zal de ookosten voor zijne genezing, van den e i g e n ,a a r v a ' het

paard mogen terugvorderen. *

Dergelijke aanklachten worden nu voor de poütie-rol behandeld Zie H. G. art. 73.

(24)

14 HANGGER SEPOELOEH.

Artikel 29.

Alle dessa-bekels zullen bij gelegenheid der Garebeg Moe- loed eu Garebeg Poeässa op de hoofdplaats moeten verschij- nen en de door hun verschuldigde pachten binnen acht da- gen na ieder Garebeg aan hunne apanage-houders moeten voldoen.

Indien zij binnen dien tijd de pacht niet geheel kunnen aanzuiveren, zal hun daartoe een uitstel worden verleend van acht dagen en zoo de pacht na verloop van dien tijd nog niet geheel is aangezuiverd, de nog ontbrekende som met 50% worden verhoogd, zoodat indien bijv. het onaan- gezuiverde bedrag tien realen bedraagt, het zal worden ver- meerderd tot vijftien realen, terwijl tot de aanzuivering van die som weder een uitstel zal worden verleend van eene halve maand.

Blijven zij daarna nog in gebreke die som te voldoen, dan zal de ontbrekende pacht worden verdubbeld, zoodat bijv.

een achterstand van tien realen, vermeerderd zal worden tot twintig realen, terwijl tot de aanzuivering van die som weder een uitstel van eene halve maand zal worden verleend.

Ingeval zij na dien tijd de verdubbelde achterstallige pacht nog niet kunnen voldoen, zullen hunne sawahs in beslag worden genomen en hun nog een uitstel van betaling wor- den verleend van een halve maand.

Blijven zij daarna nog in gebreke, dan zullen zij uit hun- ne betrekking worden ontslagen en geene aanspraak kunnen maken op teruggave van bekti of pachtgelden, die zich be- reids in handen van hunnen loerah bevinden, evenmin op de gewassen, die op hunne sawahs en tegalveldeu te veld staan, zijnde deze gewassen het wettig eigendom van hunnen loerah geworden.

Onder loerah inoet hier worden verstaan de loerah patoeh of apanage- houder, die de dessa met hare gronden in vruchtgebruik heeft.

Zie P. P . art. 12.

Zie H . G. art. 52.

(25)

HANGGER SEPOELOEH. 15

Artikel 30.

Indien 's Vorsten apa n age-li ouders de door hun dessa-be- kels op te brengen pacht willen verhoogen, moeten zij op de Garebeg voorafgaande aan die waarop de verhoogde pacht betaald moet worden, de bekels daarvan aanzegging doen.

Zoo een bekel met die pacbtsverhooging geen genoegen neemt, zoodat daaruit een geschil ontstaat, dat aan de uit- spraak van het bestuur wordt onderworpen, zal het bestuur een plaatselijk onderzoek instellen en de dessa-bewoners, de Mântjâpat, de Mântjâlimâ en den Goenoeng hooren omtrent de uitgestrektheid der sawahs en tegalvelden en omtrent hunne pachtwaarde.

Indien volgens de Mântjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng de pachtwaarde niet hooger is dan de bestaande pachtschat, dan zal deze niet verhoogd mogen worden.

_ Blijkt echter uit de verklaring van de Mântjâpat, Mân- tjâlimâ en den Goenoeng dat de pachtwaarde hooger is dan de bestaande pachtschat, dan zal deze verhoogd worden tot een bedrag, als door het onderzoek gebleken is billijk te zijn.

Blijft de bekel in dit geval weigeren de hoogere pacht op te brengen, dan kan hij uit zijne betrekking worden ont- slagen.

De te veld staande gewassen op sawahs en tegalvelden, waarvoor reeds pacht aan den loerah is betaald, blijven als- dan het eigendom van den ontslagen bekel.

Bij de beoordeeling van een pacht wordt rekening gehouden met het maro- of moroteloe-stelsel, volgens hetwelk de geäpanageerde recht heeft op de helft of een derde van den brnto-opbrengst van het </5 gedeelte der bouw- gronden (i/s wordt namelijk aan den bekel als loenggoeb afgestaan.) De geldswaarde van de opbrengst, waarop de geäpanageerde recht heeft, treedt dan als pacht in de plaats van de bovenbedoelde belasting in natura

Zie P. P. art. 5.

Zie H . G. art. 52.

Artikel 31.

Indien een dessa-bekel vermindering van pacht verlangt, moet hij daartoe het verzoek doen bij gelegenheid van dé

(26)

16 HANGGEK SEPOELOEH.

Garebeg voorafgaande aan die, waarop hij de verminderde pacht wil betalen.

Zoo zijn loerah zijn verzoek vau de hand wijst, en daar- uit een geschil ontstaat, dat aan de beslissing van het be- stuur wordt onderworpen, zal het bestuur bij de Mântjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng een onderzoek instellen naar de uitgestrektheid der sawahs en tegalvelden en naar de pacht, die zij op kunnen brengen.

Zoo, volgens het oordeel van de Mântjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng, de pacht werkelijk te hoog is, dan zal zij ver- minderd worden tot een bedrag, als door het onderzoek bil- lijk zal zijn gebleken.

Doch zoo de Mântjâpat, Mântjâlimâ en de Goenoeng van oordeel zijn, dat de bestaande pacht behouden kan blijven of verhoogd kan worden, moet de bekel zich aan den uitslag vau het onderzoek onderwerpen en zal hij eene boete ver- beuren ten bedrage van vier realen voor een bekelschap van één djoeng en naar evenredigheid meer of minder zoo de

bekelschap grooter of kleiner is.

Indien de bekel weigert de bestaande of hoogere pacht, overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek, op te bren- gen of de boete te betalen, zal hij uit zijne betrekking ont- slagen worden en de te veld staande gewassen op de sawahs en tegalvelden het eigendom worden van den loerah.

De taxatie van de pacht geschiedt zooals in de aanteekening van art. 30 ia aangegeven.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd en zijn nu vervangen door straffen i. a. arrest bij den Rijksbestierder enz.

Zie H . G. art. hi

Artikel 32.

Wanneer één van 's Vorsten apanage-houders zijnen dessa- bekel, die vermeent zijn pacht naar behooren op te brengen en al zijne andere verplichtingen behoorlijk na te komen, ontslaat, omdat hij hem beticht van nalatigheid, en daaruit een geschil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur

(27)

HANGGER SEPOELOEH. 17

wordt onderworpen, zal het bestuur onverwijld ter zake een onderzoek instellen en daarbij de heide partijen hooren.

Wanneer de betrokken bekel werkelijk nalatig- wordt be- vonden in het nakomen zijner verplichtingen, zal hij uit zijne betrekking worden ontslagen.

Blijkt echter dat de bekel naar behooren al zijne verplich- tingen heeft nagekomen, dan zal hij in zijne betrekking worden bevestigd en zijn loerah (apanage-houder) worden gestraft met. eene geldboete ten bedrage van vier realen, zoo het een bekelschap geldt van één djoeog, en naar evenre- digheid meer of minder, naargelang de bekelschap grooter of kleiner is.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd, doch zijn vervangen door straffen (zie aant. art. 31.)

Zie P. B. art. 4.

Artikel 33.

Indien één van 's Vorsten ambtenaren van iemand geld ontvangt, met belofte om hem daarvoor tot bekel of amb- tenaar te benoemen of hem daartoe bij het bestuur voor te dragen, en het later blijkt dat hij daarin bedrog heeft ge- pleegd, waardoor er een geschil ontstaat, dat aan de beslis- sing van het bestuur wordt onderworpen, zal, wanneer na onderzoek is gebleken dat bedoelde ambtenaar daarvoor geld heeft ontvangen en den betrokken persoon daarmede heeft bedrogen, de eerste veroordeeld worden tot teruggave der ontvangen gelden en tot eene geldboete ten bedrage van 1/l 0 der ontvangen som.

Zie aant. art. 32.

artikel 34.

Indien één van 's Vorsten apanage-houders iemand aans- poort om zich meester te maken van een bekelschap, waar- van de fungierende bekel zijne verplichtingen in allen deele uaar behooren nakomt, door van de eerste voor zijne aan-

8*

(28)

18 HANGGER SEPOELOEH.

stelling bekti te ontvangen, en er door die aanstelling met den fungeerenden bekel een geschil ontstaat, dat aan de uit- spraak van het bestuur wordt onderworpen, zal het bestuur ter zake een onderzoek instellen en zoo daaruit blijkt dat de betrokken apanage-houder zich werkelijk aan het boven

•vermelde feit scbulig heeft gemaakt, hij naargelang der zaak eene geëvenredigde boete verbeuren en de ontvangen bekti aan den eig-enaar moeten teruggeven.

Wanneer het geschil beeft geleid tot ongeregeldheden in de dessa, waarbij iemand is verwond of gedood, zal de be- trokken apanage-houder uit zijne betrekking worden ontsla- gen en buiten de grenzen van het Rijk worden verbannen.

Wanneer de gewonde of gedoode de fungeerende bekel is, zal de zaak voor de pradâtâ worden gebracht en verder ver- wezen worden naar de Soerambi; doch in geval de gewonde of gedoode de persoon is, die zich van de bekelschap mees- ter heeft willen maken, zal, in deze zaak geen recht wor- den gedaan en slechts d^ betaalde bekti verbeurd verklaard worden, omdat die persoon overigens lichamelijk reeds ge- noegzaam is gestraft.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd en zijn daarvoor straffen in de plaats gekomen.

ID Jogjakarta waar de strafrechtspleging door het Gouvernement is gere- geld, komen zaken waarbij verwonding of doodslag is gepleegd voor den po- litie-rechter, die haar verwijst naar de rechtbank voor crimineele zaken, welke recht spreekt overeenkomstig het N. 1. Strafwetboek voer Inlanders.

Zie H. G. art. 81 en 82.

Artikel 35.

Wanneer één vau 's Vorsten apanage-houders zonder voor- kennis van de politie of van het Opperbestuur zijn dessa - bekel gevangen neemt, knevelt (vastbindt) of in het blok zet en de famili-leden van dien hekel daarmede geen genoe- gen nemende, deswege een klacht indienen bij bet bestuur, zal, al heeft de bekel die behandeling verdieüd, de apanage- houder gestraft worden met eene geldboete van vijf realen en de zaak verder voor den bevoegden rechter worden gebracht.

(29)

HANGGEU SEPOELOEH. 19

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd, doch zijn vervangen door straffen

Zie P . P . art. 3 en II G. art 55.

Artikel 36.

's Vorsten apanage-houders moeten bij het aa ïstellen van een dessa- bekel, dezen van een piagem voorzien, waarin duidelijk alle voorwaarden, bedingen en bizondére verplich- tingen omschreven moeten zijn.

Bij het ontstaan van geschillen tusschen den apanage- houder en diens bekel, die aan de uitspraak van het bestuur worden onderworpen, moet de inhoud van de piagem tot richtsnoer bij de beslissing worden gebruikt en de partij, die tegen <le bepalingen van de piagem heeft gehandeld, in het ongelijk worden gesteld en naargelang der zaak naar even- redigheid worden beboet.

Zie aant. art. 35.

Zie P. P. art. i, P. B. art. 3 en P. D. art. 3.

Artikel 37.

Wanneer een dessa bekel wegens nalatigheid of verzuim in het be'alen der pacht of in het nakomen zijner andere verplichtingen, uit zijne betrekking ontslagen wordt, dan moeten personen vau dezelfde dessa of van de Mântjâpat en Mântjâlimâ, die de bouwgronden van den ontslagen bekel in huur of in pacht hebben, en de huur- of pachtschat reeds aan hein hebben voldaan, a&,n den vervanger van dien bekel op nieuw huur of pacht betalen.

Wanneer zij weigeren aan den nieuwen bekel op nieuw de huur- of pachtschat op te brengen, worden de te veld staande aanplantingen op sawahs en tegalvelden het eigen- dom van den nieuwen titularis, die volgens plaatselijk g e - bruik van de beplanters dier velden de helft of één derde kau vorderen.

Ook hier blijkt »lweêr rïat de huur- of pachtschat in de plaats treedt van

(30)

20 HANGGER SEPOELOEH.

de helft of het derde deel van de opbrengst dat aan den bezitter van den grond moet worden opgebracht.

Zie H. G. art. 56 en P. D. art. 8.

Artikel 38.

Indien !s Vorsten apanage-Louders een dessa-bekel aan- stellen, moeten zij daarvan k°nnis g-even aan den Goenoeng (bestuurs-ambtenaar) onder wians gebied de betrokken dessa ressorteert.

Wanneer zij een bekel aanstellen zonder voorkennis van bet bestuur, dan zal bij het ontstaan van geschillen, die aan de uitppraak van bet bestuur worden onderworpen, de be- trokken apanage-houder worden beboet met twee realen, zoo het een bekelschap geldt van één djoeng en naar evenre- digheid meer of minder, zoo het een bekelschap geldt van grooter of kleiner clan één djoeng.

Indien een apanage-houder een bekel willende aanstellen daarvan kennis geeft aan den Goenoeng en deze de Kaak op de lange baan schuift of bemoeilijkt, zoodat de zank voor het Opperbestuur wordt gebracbt, zal hij (de Goenoeng) ge- straft worden met eene boete van twee realen, als het een bekelschap geldt v«n één djoeng- en met een g-eëvenredigde hoogere of lagere boete, zoo het een uekelschap betreft van grooter of kleiner dan één djoeng.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd, doch zijn vervangen door arrest bij den Rijksbestierder.

Zie P . B. art. 1 en H G art. 57.

Artikel 39.

Zoo een apanage-houder de pacbt van een bekelscbap in natura we.ischt te vorderen volgens het maro- of' tnärateloe- stelsel, moet de bekel zich daaraan onderwerpen.

Wanneer de bekel zich daartegen verzet en de zaak aan de beslissing van het bestuur wordt onderworpen, zal de on- willige bekel voor eiken djoenr grond g-estraf't worden met eene geldboete van vier realen en zoo hij weigert deze boete

(31)

HANGGER SEPOELOEH. 21 te betalen, uit zijne betrekking- ontslag-en worden.

In dit laatste g-eval blijven echter de te veld staande ge- wassen, waarover bereids pacht is betaald, het eigendom van den bekel.

Zie aant. art. 38, H . G. art. 62 en P . P. art. 5.

Artikel 40.

Wanneer een dessa-bekel bij gelegenheid van een Garebeg niet op de hoofdplaats verschijnt en daarop door zijnen loe- rah (apanage-houder) ontboden, weigert te komen en zijn pacht te betalen, zal de betrokken loerah daarvan bericht zenden aan zijn Wadânâ of diens Kali won, die alsdan een zendeling moet zenden naar den Oppergoenoeng (districts- regent), onder wiens gebied de dessa ressorteert, met een briefinhoudende eene vermelding van de toedracht der zaak.

De Oppergoenoeng zal alsdan onverwijld den betrokken bekel in verhoor nemen en met de zendeling van den Wa- dânâ de onwilligheid van den bekel constateren.

Blijkt uit dit onderzoek de onwilligheid van den bekel en zijn de andere g-oen.oeng-s als Panewoe's Panatoes enz. zoo- mede de Mâdtj&pat, Mântjâlimâ, ook van oordeel dat de bekel onwillig is, dan zal de Oppergoenoeng aan den Wa- dânâ schriftelijk de uitslag van zijo onderzoek mededeelen en indien er een persoon mocht zijn, die den unwilligen bekel in zijne weigering steunt, ook in dien brief melding gemaakt moeten worden van zijnen naam, de dessa waarin hij woont en den apanage-houder onder wien hij ressorteert.

De Wadânâ zal daarop per onderteekeude en bezegelde brief aan het Opperbestuur een schriftelijke machtiging ver- zoeken, waarin, met machtiging van het Gouvernement, de onwillige hekel wordt ontboden.

Blijft de bekel na ontvangst van d'en last nog weiger- achtig-, dan moet. hij gevangen worden g-enomen en ingeva hij zich daartegen verzet en geweldadigheden pleegt, hij met geweld onschadelijk g-emaakt worden.

(32)

22 HANGGER SEPOELOEH.

Wordt hij daarbij gedood, dao moeten hem de ooren wor- den afgesneden en die naar het Opperbestuur worden gezonden.

Artikel 41.

Wanneer een Oppergoenoeng of andere ondergeschikte Goenoeng, als een Pane woe, Panatoes of eenig ander amb- tenaar, die met het bestuur van een gedeelte van het Rijk belast is, een last of machtigingsbrief van het Opperbestuur ontvaiigt, om iets, wat het ook zij, te verrichten, en hij met de volvoering van den hem opgedragen taak draalt tot twee maanden, omdat er zich moeielijkheden voordoen, waar- van hij echter aan het Opperbestuur geen kennis heeft ge- geven, zal de betrokken goenoeng beboet worden met zes realen, kunnende hij deze boete niet verhalen op zijne onder- hoorigen.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd, doch daarvoor zijn straf- fen in de plaats gekomen, als arrest bij den Kijksbestierder enz.

Artikel 42.

Het is aan ieder dessa-bewoner verboden eene schuilplaats te geven aan een persoon, die in een geschil of eene recht- zaak, van welken aard ook, betrokken is.

Zoo iemand aan een dergelijk persoon eene schuilplaats in zijn huis verleent en hem helpt om zich dessagronden, aanplantingen op sawahs of tegalvelden, of bezittingen van anderen, van welken aard ook, toe te eigenen, en de eige- naar dier zaken of' goederen zich deswege met een aanklacht tot het bestuur wendt, zal het bestuur een plaatselijk onder- zoek instellen en de dessa bewoners zoomede de Mäntjäpat, Mantjâlimâ en de Goenoeng hooreu.

Indien volgens hunne verklaringen de betrokken persoon zich werkelijk in de dessa schuil houdt en zich werkelijk aan de bovenbedoelde feiten heeft schuldig gemaakt, zal hij en de persoon, die hem heeft geherbergd, met eene boete gestraft worden van ieder vijf en twintig realen en de eerste

(33)

HANGGER SEPOELOEH, 23

veroordeeld worden tot teruggave aan den wettigen eigenaar der ontvreemde zaken en goederen.

Wanneer bij de daardoor ontstane ongeregeldheden in de dessa, de volgelingen van den persoon, die zich schuil houdt of van den persoon, die hem huisvesting heeft verleend, verwond of gedood worden, zal aan een deswege ingediende aanklacht geen rechtsingang worden verleend.

Zoo echter een der volgelingen van de personen wier be- zittingen ontvreemd zijn, daarbij verwond of gedood wordt, zal de zaak voor de Piadâlâ gebracht' en verder verwezen worden naar de Soeramli.

Zie aant. art. 8 en 34 en H. G. art. 59.

Artikel 43.

Zoo een van 's Vorsten apanage-houders naar aanleiding van eenige zaak, van welken aard ook, een zendeling naar de Oppergoenoeng of andere Goenoengs alsPanewoes, Panatoes zendt, of zoo de onder hun gebied ressorteerende bekels bij hun een zaak, van welken aard ook, voorbrengen, mogen zij met de behandeling der zaak niet dralen, noch daaraan moe- ielijkheden in den weg leggen, op verbeurte van eene geë- venredigde boete naargelang der zaak.

Bij geschillen tusschen hunne onderhoorigen, zullen zij zoo veel mogelijk de zaak in de dessa in der minne trachten bij te leggen, doch zoo één der partijen of beide partijen daarmede geen genoegen nemen, hen zoomede de zendeling van den apanage-houder naar de hoofdplaats geleiden, waar in de zaak, zoo alle partijen onder zijn ressort behooren, uit- spraak moet worden gedaan door den Wadânâ of diens Ka- liwon.

Wanneer één der partijen of beide partijen, met die uit- spraak nog geen genoegen nemen, zullen zij naar het Op- perbestuur worden verwezen.

Zie aant. art. 41 en H . G. art. 18 en 58.

(34)

24 HANGGEB SEPOELOEH.

Artikel 44.

Wanneer een dessa-bewoner boschgronden, berggronden, oro-oro- of moerasgronden ontgint, om die geschikt te ma- ken voor woonerf of bouwgrond, zal, wanneer binnen drie JHar van af de eerste ontginning, niemand zich daartegen 'heeft verzet, aan een aanklacht tegen den ontginner wegens onrechtmatig bezit van dien grond, geen rechtsingang wor- den verleend.

Wanneer echter binnen drie jaar iemand zich tegen de ontginning en in bezitname verzet, voorgevende dat de ont- gonnen grond zijn eigendom was, zoodat daaruit een geschil ontstaat dat aan de uitspraak van het bestuur wordt onder- worpen, zal het bestuur de zaak plaatselijk onderzoeken en daarbij de Mâutjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng hooren.

Wanneer deze verklaren dat de ontgonnen grond niet aan een ander toebehoort, zal de persoon, die voorwendt bezitter van dien grond te zijn, naargelang der zaak naar evenre- digheid worden beboet.

Blijkt echter uit die verklaringen dat de ontgonnen grond werkelijk aan den persoon toebehoort, die. zich als bezitter bij het bestuur uitgeeft, dan zal de grond aan den recht- matigen eigenaar worden teruggegeven en de onrechtmatige ontginner veroordeeld worden tot teruggave van Vs v a n d e

gezamenlijke opbrengst dier gronden gedurende den tijd dat zij beplant werden, en tot eene geëvenredigde boete naar- gelang der zaak.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd.

Zie H. G. art. 60.

Artikel 45.

Wanneer een dessa-bewoner een dam aanlegt om water naar zijne velden te doen vloeien of toestoessan (water dat door een sawah of dam heen druipt) met het zelfde doel opvangt, en binnen twaalf maanden niemand er zich tegen verzet, zal, zoo na dien tijd een ander persoon zich uitgeeft als rechthebbende op dat water en zich daartegen verzet,

(35)

HANGGEK SEPOELOEH. 25 zooâat daaruit een geschil ontstaat, dat aan de uitspraak van het bestuur wordt onderworpen, aan de zaak geen rechts- ingang worden verleend.

Zoo echter binnen dien tijd verzet wordt aangeteekend, zal het bestuur een plaatselijk onderzoek instellen en daar- bij de Mântjâpat, Mântjâlimâ en den Goenoeng hooren.

Zoo volgens hunne verklaring de persoon, die den dam heeft aangelegd of de toestoessan heeft opgevangen, op zijn eigen grond heeft gewerkt, dan zal hij in zijn recht op het gebruik van het water worden bevestigd.

Blijkt echter uit het onderzoek dat hij den dam heeft aan- gelegd ot de toestoessan heeft opgevangen op den grond van den persoon, die zich als rechthebbende uitgeeft, dan zal het gebruik van het water aan den rechthebbende worden te- ruggegeven.

De partij, die voor het bestuur eene leugenachtige ver- klaring heeft afgelegd, zal dan naargelang der zaak naar evenredigheid worden beboet.

Zie aant. art. 44 en H. G. art. 61.

Artikel 46.

Wanneer iemand binnen of buiten de hoofdplaats de gren- zen van erven, bouw-, oro-oro-gronden of bo?schen door tee- kenen wil aanduiden, mag hij geen rivier als grensteeken aannemen, daar deze zich dikwijls verleg-t.

Men gebruike daartoe gemetselde palen, steenen of levende boomen zooals: mangga-, kwènie-, pakèl-, Wajan g- en der- gelijke boomen.

De stam van den boom, die als g'rensteeken wordt g e - bruikt, is alsdan het gemeenschappelijk eigendom van de eigenaren der aangrenzende gronden, terwijl de takken en de vruchten aan dien eigenaar toebehooren, boven wiens grond de takken overhangen.

Artikel 47.

Wanneer twee personen een geschil hebben, dat aan de 4*

(36)

Sre HANGGÉR SEPÓÉLOËH.

uitspraak van hét bestuur wordt onderworpen, moeten de verklaringen van den aanklager en den aangeklaagde op schrift worden gesteld.

De aanklager moet alsdan bij het bestuur eene geldsom deponeeren ten bedrage van de helft der vordering en de aangeklaagde ten bedrage van de geheele vordering.

Na de uitspraak moet van deze aan beide partijen een af- schrift worden ter hand gesteld en de gedeponeerde gelden worden vereffend.

Het slot van de Javaansche tekst luidt: „ajnn'n ajxisntu mim ?tun(ci tun tun MI« dat wij heboen vertaald door : ,/eu de gedeponeerde gelden wor- den vereffend." Men wil deze uitdrukking wel eens vertalen dcor: Äen in het boek worden ingeschreven." Hoewel het mogelijk is dat deze laatste vertaling de juiste is, kunnen wij ons niet met die zienswijze vereenigen, daar in, de geheele Hangger Sepoeloeh geen melding, wordt gemaakt van een boek nf register, waarin de uitspraken moeten worden bpgéteekend en zóó opgevat eene aanwijzing zou ontbreken van hetgeen met de gedeponeerde gelden moet worden gedaan.

Artikel 48.

Wanneer personen een geschil hebben dat aan de uitspraak van het gerecht wordt onderworpen, zal aan den aange- klaagde voor zijne verschijning voor het gerecht, naargelang van den afstand van zijne woonplaats tot de hoofdplaats, van af de aanzegging, een tijd worden gegeven van twintig tot veertig dagen.

Indien de aangeklaagde op den vastgestelden dag niet verschijnt, zal hem weder twintig dagen tijd worden gege-

ven, met bedreiging dat hij bij niet verschijning zal wor- den beboet.

De boete bedraagt zoo het eene rechtsvordering geldt van geld of goederen, twintig realen en zoo het eene zaak geldt betreffende een moord, veertig realen.

Zoo de aangeklaagde alsdan nog niet verschijnt, zal hij weder met eene boete gestraft worden en zoo hij zoodoende reeds driemaal is beboet, zal hem weder twintig dagen tijd

(37)

HANGGER SEPOELOEH, 27

worden gegeven en bij niet verschijning na dien tijd, de be- trokken Mantrie Sepoeloeh, die den beklaagde moest opbren- gen, gestraft worden met twintig dagen arrest.

Verschijnt de beklaagde alsdan nog niet, dan zal de be- trokken Wadânâ eene boete verbeuren van vijf en twintig realen.

Doen zich tegen de tijdige verschijning van den beklaagde bezwaren op, dan is de betrokken Wadânâ gehouden daar- van tijdig mededeeling te doen aan het Opperbestuur.

Wanneer bij eene oproeping voor het gerecht de beklaag- de verschijnt, doch de aanklager weg blijft, zal de afdoening van de zaak twintig dagen worden verdaagd en zoo de laatste na dien tijd nog niet verschijnt, de rechtsvordering vervallen zijn.

Een gedeelte van de Javaansche tekst, betrekling hebbende op de Montjo- negorosche landen, is bij de vertaling weggelaten, daar deze reeds onder di- rect bestuur staan van het Gouvernement.

Zie verder de aant. van art. .34.

Artikel 49.

Wanneer een beklaagde in eenige zaak na de dagvaarding of nadat hij verhoord is, ontvlucht, zal de bestuursambtenaar onder wiens gebied de voortvluchtige ressorteert, gehouden zijn hem op te sporen en zoo hij binnen drie maanden nog met door hem is gevat, de bedoelde ambtenaar eene boete verbeuren van twaalf realen.

• De voortvluchtige blijft intusschen aan de vervolging van dien ambtenaar en van den aanklager onderworpen.

Wordt de voortvluchtige gevat door den aanklager of door een ander persoon, dan zal aan dezen eene geëvenre- digde premie worden uitbetaald en de rechtsvordering- voort- g a n g hebben.

Wordt hij ge -at door den bovenbedoelden ambtenaar, dan zal aan dezen de door hem betaalde boete worden teruggegeven-

Ontvlucht de beklaagde vóór'de dagvaarding, dan is de betrokken bestuursambtenaar niet strafbaar, doch zal hij machtbneven tot opvatting van den voortvluchtige afgeven en

(38)

28 HANGGEK SEPOELOEH.

zoo deze gevat wordt, de rechtsvordering voortgang hebben.

6 '

' Zie aant. art. 34.

Artikel 50.

Wanneer bij een geschil of rechtsvordering beide partijen reeds voor het Opperbestuur zijn verschenen, zal de Resident voor de afdoening van de zaak twee maanden tijd geven.

Doen zich tegen de tijdige afdoening geldige bezwaren op, dan zal de Resident voor de afdoening een uitstel geven.

Wordt de zaak zonder eeuige reden binnen twee maanden niet afgedaan, dan zullen de Rijksbestierder en de Najâkâs

(hoofdregenten) eene boete verbeuren van vijftig realen.

Zie aant. art. 4 1 .

Artikel 51.

Wanneer 's Vorsten ambtenaren uit hunne betrekking wor- den ontslagen in de maand Bësar, Soero of Sapar, dan kun- nen zij geen aanspraak maken op de pacht van hunne apa- nage-gronden, die in de maand Moeloed daaraan volgende nmet worden betaald, daar zij voor de waarneming hunner betrekking tot de maand Sapar voornoemd, reeds de pacht hebben ontvangen in de gepasseerde maand Poeassa.

Zoo ook zullen zij uit hunne betrekking ontslagen wor- dende, in de maand Djoemadilakir, Redjeb of Roewah, geen recht hebben op de pacht die in de maand Poeassa daaraan volgende moet worden betaald.

Artifcel 52.

Wanneer een dessa-demang, een hoofd van mindere rang of een ambteloos persoon zich tot het Opperbestuur wendt, voor- gevende dat hij geplunderd en berooid is geworden, en de dessa- bewoners, de Mântjâpat, Mântjâlimâ en de Goenoeng door de Mautri-Sepoeloeh ondervraagd, verklaren van die plundering

(39)

HANGGEB SEPOELOEH. 29 of roof niets te weten, zal de valsche aanklager, zoo hij een ambteloos persoon is, gestraft worden met eene geldboete van vijftig realen en bij niet betaling der boete veroordeeld worden tot het ontvangen van vijftig rottingslagen en tot drie maanden dwangarbeid in de kettin».

Is de valsche aanklager een ambtenaar, dan zal hij ver- oordeeld worden tot betaling eener boete van honderd realen en bij niet betaling der boete, uit zijne betrekking ontslagen worden.

Zaken betreffende valsche aanklacht worden DU voor de politie-rol gebracht.

Artikel 53.

Wanneer iemand een ambtszegel steelt en daarvan gebruik maakt om in naam van den eigenaar geld of goederen te leenen of apnnage-gronden te verhuren, zal de eigenaar van het zegel de in het schuldbewijs of in de huur-overeenkomst vermelde verplichtingen moeten nakomen.

De persoon, die het zegel heeft gestolen en daarvan het bovenbedoeld gebruik heeft gemaakt, moet in hechtenis wor.

den genomen en aan den eigenaar van het zegel al de schade, die hij dezen daardoor heeft berokkend, terug betalen en bij onwil of onvermogen tot betaling, veroordeeld worden tot het ontvangen van drie honderd rottingslagen en tot ver- banning buiten het Rijk.

Wanneer iemand echter een zegel, dat op eenig stuk is gezet, heimelijk daarvan losmaakt of afknipt en daarvan gebruikt maakt om geld of goederen te leenen of apanage- gronden te verhuren, zal de eigenaar van het zegel, de in het schuldbewijs of in de huurovereenkomst vermelde verplich- tingen niet behoeven na te komen, doch de dief direct wor- den veroordeeld tot terugbetaling of teruggave van het ont- vangen geld of de ontvangen goederen aan den schuldei- scher en tot het ontvangen van twee honderd rottingslagen.

Misdrijven als hier bedoeld worden nu voor de politie-rol gebracht en door den politie-rechter verwezen naar de rechtbank voor Crimineele zaken.

(40)

;30 H A N G G E R S E P O E L O E H .

Artikel 5£.

Wanneer regenteD en alle andere lagere ambtenaren, hun- ne apanage-gronden verhuren aan Europeanen of Chinezen, moeten de door beide partijen gemaaktediuuroveréénkomsten voorzien worden van het zegel van den .Resident, vaD den Rijksbestierder en van den Wadânâ van den verhuurder.

Wanneer de gronden in de maand Sawal verhuurd, de verhuurder vooruitbetaalde huurschat voor één jaar heeft ont- vangen, zal, wanneer deze binnen vier, zes of twaalf maanden wegens plichtsverzuim uit zijn betrekking ontslagen en door een ander persoon vervangen wordt, hij de vooruit betaalde pachtschat aan den huurder moeten terug betalen.

Wanneer echter in het zelfde geval de ambtenaar-verhuur- der sterft, zonder zich aan plichtsverzuim te hebben schuldig gemaakt, en hij door zijn zoon, een bloedverwant of een ander ; persoon wordt vervangen, zal de schuld van den ver- huurder wegens het ontvangen van de vooruitbetaalde huur- schat, op den vervanger overgaan.

Bij verhuur van gronden zal de overdracht aan den huur- der slechts plaats kunnen hebben in de Mângsâ-hirêngan.

Zie over Mongso-hirêngan art. 22 alinea 2 . . en verder B , G. art. 34 en L. R. art. 6 en 18.

Artikel 55.

Wanneer één van 's Vorsten ondergeschikte ambtenaren, zooals : Panewoes, Mantris enz. door zijn Wadânâ of diens Kaliwon uit zijne betrekking ontslagen wordt, omdat hij na- latig is in zijn werk, of in het doen van de verplichte le- veringen, waardoor zijn Wadânâ, om storing te voorkomen, zeit de leveringen heeft moeten doen, of omdat hij de ver- plichte wachtdiensten .niet verricht en zijn plichtsverzuim reeds geconstateerd is door alle onder de bevelen van dien Wadâ- nâ dienende, ambtenaren, zal, zoo hij naar aanleiding van zijn ontslag een klacht durft in te dienen bij den Resident of;,den Rijksbestierder, dan wel zich neerzet tusschen de W a - ringin-koeroeng ten teeken dat hij een klacht bij den Vorst

(41)

HANGGER SEPOELOEH. 31 heeft voor te brengen, en de Wadânâ of diens Kaliwon met al zijne ambtenaren verklaren, dat hij zich werkelijk aan plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt, hij gestraft worden met verbanning buiten de grenzen van het Rijk, naar het bosch Lodâijâ of naar het bosch Ngajah.

Ingeval echter uit het onderzoek, na de voorgebrachte klacht, blijkt, dat de Wadânâ of diens Kaliwon, den ambtenaar ei- gendunkelijk, zonder overeenstemming met zijne andere amb- tenaren, heeft ontslagen, zal bij weer in zijne betrekking hersteld worden en de betrokken Wadânâ of diens Kaliwon naar gelang der zaak eene geldboete verbeuren.

De hier bedoelde bosschen Lodoijo en Ngaijah liggen in de vroegere Mon- tjonegorosche landen Kediri en Banjoemas.

Boeten worden in Jogjakarta niet meer opgelegd en zijn daarvoor admi- nistratieve straffen als: arrest of outslag nit de betrekking, in de plaats ge- komen .

Ambtenaren worden tegenwoordig slechts door den Vorst benoemd en ont- slagen.

Artikel 56:

Wanneer iemand een zegel van een hoofd-ambtenaar of van één der Rijksgrooten namaakt en daarvan gebruik maakt om geld te leenen of leveringen te eischen, zal, zoo bij ont- dekking uit het te houden onderzoek blijkt, dat het nage- maakte zegel niet volkoölën op hêt origineel gelijkt, de da- der tot dezeltde straf worden veroordeeld, als bedoeld in de laatste alinea van art. 58.

Zie aant. art. 53 ën H. G. art. 63-,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit merkwaardige gedicht, dat er onder meer op zinspeelt dat het Belgische kustgebied ook door Engelse vliegtuigen werd bestookt, getuigt van de ommekeer die zich tijdens zijn

Recente stonnafslag van het strand brengt ech- ter steeds weer vers materiaal naar boven.. Het blijft ech- ter een gok of zo’n strandwandeling

Contact: Kristine Vander Mijnsbrugge Datum: 4 april 2008

Het advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek is positief voor de

Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat voor de meeste soorten momenteel nog geen aanbevolen herkomsten in de handelskwekerijen ter beschikking

autochtone bomen en struiken is het aan te raden zoveel mogelijk met autochtoon plantsoen te planten. Voorradigheid kan nagevraagd worden bij het Regionaal Landschap

Op initiatief van het Instituut voor Natuurbehoud en de Afdeling Natuur werd een voorstel van overloopgebied uitgewerkt waarbij de volledige vallei van de Molenbeek

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of