• No results found

Praktijkonderzoek

In document Groningen, januari 2021 Gemaakt door: (pagina 17-24)

In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit het praktijkonderzoek gegeven. Er zijn vier interviews afgenomen, een vragenlijst ingevuld en er is een onderzoeksrapport bekeken. Twee interviews zijn gedaan met een aanbestedingsjurist, een met een Academic Director van de TIAS met verstand van netwerksamenwerking en een met hoogleraar aan de Tilburg University met veel verstand over organisatienetwerken. De vragenlijst is ingevuld door een proeftuin. Tot slot worden de bevindingen van het onderzoeksrapport van Regionale Oncologienetwerken benoemd.

4.1 Interviews met aanbestedingsjuristen

Het is eerste interview is gedaan met een jurist die advies geeft in aanbestedingsrecht en bouwrecht.

Van netwerkfinanciering wist betreffende niet veel af. Er is vooral gefocust op netwerksamenwerking.

In de bouw wordt weleens gebruik gemaakt van geïntegreerde contracten, de UAV-GC-contracten.

Daarbij heeft de opdrachtgever alleen contact met de aannemer. Die aannemer is dan degene die verantwoordelijk is voor de opdracht. Hij huurt de juiste mensen in en zorgt ervoor dat de opdracht wordt zoals de opdrachtgever het voor ogen heeft. Er is hier dus sprake van een

netwerksamenwerking. Een contract dat hier vaak voor gebruikt wordt, is het DBFMO-contract. Dat staat voor Design, Beeld, Finance, Maintain en Operate. Alle risico’s liggen dan bij de aannemer. De aannemer is verantwoordelijk voor het resultaat en aansprakelijk voor de fouten die zijn werknemers of partijen maken. Hierdoor is een dergelijk contract vaak duurder. Dit is omdat de aannemer een grotere verantwoordelijkheid heeft. Bij een UAV-contract ligt het ontwerprisico bij de aanbestedende partij maar bij een UAV-GC contract ligt deze verantwoordelijkheid bij de aannemer24.

Als tip werd gegeven om te kijken naar een CROW-overzicht UAV-GC. Hieruit kan je opnemen dat er meer risico is naarmate er meer verschillende samenwerkingsvormen zijn. Het obstakel van dit systeem is de risicoverdeling. Er dienen concrete afspraken te worden gemaakt over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.

Alvorens een UAV-GC contract te ondertekenen, kan het handig zijn om een bouwteam fase te organiseren. In een bouwteam is ruimte voor inbreng van zowel de opdrachtgever als de

opdrachtnemer25. Op deze manier kunnen ideeën en bevindingen met elkaar worden afgestemd om zo tot een optimale samenwerking te komen. Dit kan handig zijn omdat de opdrachtgever tijdens het proces niet veel inbreng meer heeft. Voor zowel de opdrachtgever als de aannemer is het dan van belang dat de wensen en verwachtingen van beide partijen duidelijk zijn.

De wet- en regelgeving die volgens de geïnterviewde bij netwerkfinanciering komt kijken, verschilt per situatie. Het verbintenissenrecht speelt in ieder geval een rol. Ook het IT-recht speelt een rol, evenals het mededingingsrecht. Het mededingingsrecht moet bij het vormen van een coöperatie extra aandacht krijgen, omdat het risico op kartelvorming dan groter wordt. Daarnaast moet er worden gekeken naar financieringsregelingen.26

Het tweede interview is gedaan met een advocaat die werkzaam is binnen het aanbestedingsrecht.

Hier is naar voren gekomen dat de eisen die aan een aanbesteding worden gesteld een juridisch obstakel kunnen zijn. Doordat verschillende partijen verschillende werkzaamheden verrichten, kan

24 IBR, datum onbekend.

25 Werkman-Bouwkamp 2020, p. 22.

26 Bijlage 1.

12

het zijn dat zij niet aan de gestelde ratio kunnen voldoen. Een gevolg hiervan is dat partijen onterecht worden uitgesloten voor een aanbesteding.

Ook bleek uit dit interview dat het belangrijk is om als opdrachtgever binnen een aanbesteding bewust te zijn van de markt waarin de aanbesteding wordt gedaan.

Anderzijds is het belangrijk om als opdrachtnemer kritisch te kijken naar de eisen die worden gesteld en hierover eventueel vragen te stellen.

Kortom, zowel opdrachtgever als opdrachtnemer moeten actief handelen door op de hoogte te zijn van de markt en door vragen te stellen. Hierdoor kan een samenwerking sneller tot stand komen en tot een groter succes leiden.

Ook bleek uit het interview dat het bij een samenwerking binnen netwerkfinanciering vooral belangrijk is dat de verschillende partijen goed met elkaar overweg kunnen. Hierbij is de vorm waarop het netwerk wordt gefinancierd niet heel belangrijk, maar gaat het meer om het persoonlijke vlak en de samenwerking. Daarnaast is het belangrijk dat de samenwerkende partijen duidelijke afspraken en vastleggen over de samenwerking om te voorkomen dat hier later discussie over ontstaat.

Tot slot kwam uit het interview naar voren dat het belangrijk is om tijd en aandacht te besteden aan de voorbereiding van het meedoen aan een netwerkfinanciering. Hierbij is het belangrijk om deze taak aan een deskundige over te laten die goed advies kan geven en de netwerkfinanciering goed kan voorbereiden.27

4.2 Interview met Academic Director van de TIAS

Het derde interview is gedaan met een Academic director van de TIAS. Betreffende heeft voor een opleiding die hij aanbiedt, zich verdiept in netwerksamenwerking. Wat uit dit interview naar voren kwam, was de Netwerk Administrative Organisation (hierna te noemen: NAO). Dit is een

overkoepelend bureau van een netwerkorganisatie. Dit kan interessant zijn voor een groot netwerk.

Dit bureau neemt de planning, organisatie en het contact onderling over van de partners. Een andere term die naar voren kwam, was de Lead Organisation. In dit geval is één van de deelnemende

partijen leidend, en neemt een groot deel van de taken op zich. Zowel het overkoepelend bureau als de leidende partijen gaan over het financiële gedeelte.

In dit interview lag de focus op het vertrouwen tussen de deelnemende organisaties, omdat dit volgens de geïnterviewde een belangrijke factor speelt bij een ketensamenwerking. Volgens de geïnterviewde is bij een gelijkwaardige samenwerking de mate waarin men elkaar moet vertrouwen groot. Bij de NAO is vertrouwen geen grote factor en bij een Lead Organisation nog minder.

De geïnterviewde gaf aan dat volgens hem een coöperatie een hechtere vorm van samenwerking is dan een netwerksamenwerking of ketensamenwerking. Dit komt doordat je bij een coöperatie wettelijk aan elkaar verbonden bent, terwijl dat bij de andere twee vormen niet het geval is.

Vertrouwen zou dan ook een grotere rol moeten spelen bij een coöperatie.

Waar volgens de geïnterviewde vaak tegenaan wordt gelopen bij netwerken, is dat het doel en de inhoud wel heel waardevol kunnen zijn en dat partijen ook wel willen samenwerken, maar dat financiering een van de problemen is die niet altijd opgelost kunnen worden. Volgens de

27 Bijlage 2.

13

geïnterviewde komt dit probleem minder vaak voor wanneer de samenwerking extern gefinancierd wordt.28

4.3 Interview met hoogleraar aan de Tilburg University

Het vierde interview is gedaan met een hoogleraar aan de Tilburg University. Betreffende is expert op het gebied van netwerken en doet hier veel onderzoek naar.

Volgens de geïnterviewde hoef je niet per se naar vaste soorten van netwerkfinanciering te kijken.

De geïnterviewde kijkt naar de doelstelling en kijkt vanuit daar wat de best mogelijke manier van samenwerken is. Dit kan bijvoorbeeld door als groep een subsidie aan te vragen of omdat de overheid wil dat er samengewerkt wordt.

Volgens de geïnterviewde zijn er vier belangrijke punten waar vaak tegenaan wordt gelopen bij netwerkfinanciering en wat dus belangrijke punten zijn om over na te denken bij het opzetten van een netwerkfinanciering:

1. Wat heb je nodig? (Dus wat is de doelstelling?/ Wat is het probleem en waar zit het probleem?);

2. Wie gaat de doelstelling aanpakken?;

3. Waar liggen de prikkels? (Wat stimuleert partijen om de doelstelling op te pakken? Volgens de geïnterviewde is er vaak een financiële prikkel);

4. Informatiesystemen (Hoe weet een partij wanneer hij bij een vergadering aanwezig moet zijn, bijvoorbeeld).

Daarnaast is geduld vaak een probleem. Partijen willen te snel resultaat zien terwijl de opstart van een project veel tijd in beslag neemt.

Netwerkfinanciering heeft als voordeel dat er vaak beter wordt nagedacht over de financiering.

Daarnaast kunnen bepaalde problemen nu op hoger niveau worden aangepakt. Normaal zouden deze problemen niet kunnen worden aangepakt, maar met netwerkfinanciering wel. Het product kan dus enkel ontstaan wanneer er met netwerkfinanciering wordt gewerkt. Als voorbeeld werd de problematiek rondom vroegtijdige schoolverlaters genoemd. Dit probleem kan enkel op hoog niveau worden aangepakt, omdat er veel verschillende partijen nodig zijn om dit probleem aan te pakken.

Zonder netwerkfinanciering zou het niet worden aangepakt en kan de oplossing, het product dus, nooit ontstaan.

De mogelijke juridische obstakels volgens de geïnterviewde zijn:

1. Privacy, dus de AVG. Dit kan een probleem vormen bij het willen uitwisselen van informatie.

Wanneer deze informatie persoonsgegevens betreft, bestaat de kans op de AVG te stuiten.

2. Kartelvorming. Dit omdat meerdere groepen met elkaar samenwerken en er hierdoor snel (onbedoeld) een kartel wordt gevormd.

3. Aansprakelijkheid. Doordat er met meerdere partijen wordt samengewerkt, kan het onduidelijk worden wie aansprakelijk is in welk geval.

28 Bijlage 3.

14

De geïnterviewde geeft aan dat er tot op heden nog geen oplossingen zijn voor deze obstakels en dat hier ook nog geen onderzoek naar is gedaan.

Een belangrijk onderzoekspunt (voor in de toekomst) is volgens de geïnterviewde de volgende onderzoeksvraag: ‘Hoe moet netwerkfinanciering georganiseerd worden zonder het netwerk te vernietigen?’

Dit is belangrijk, omdat vraagstukken die in een netwerk worden opgepakt vaak te complex zijn voor de huidige wereld. Als voorbeeld werd gegeven dat wanneer je op een lichtknop drukt, het licht aan of uit gaat, dit is een gegeven en niet heel complex. In een netwerk zijn de vraagstukken vaak veel complexer en dit moet beter worden onderzocht. Daarnaast is het financieren van maatwerk vaak lastig omdat hier geen vaste prijs aan zit. Een oplossing kan zijn om te onderzoeken welk model van netwerkfinanciering het best werkt in een bepaalde situatie.29

4.4 Interview met een proeftuin

Dit interview is gedaan via een vragenlijst. De vragenlijst is ingevuld door een proeftuin gericht op circulair bouwen waarbij gebruik werd gemaakt van netwerksamenwerking.

In deze vragenlijst is een bevestiging gegeven op de bevindingen op het gebied van de financiering. In de vragenlijst komt naar voren dat ook in deze proeftuin de financiering een belangrijk vraagstuk blijkt te zijn, maar dat er nog geen innovatieve aanpak op dit vlak worden uitgeprobeerd. Zij vermoeden dat dit komt omdat het geen gangbare praktijk is in de bouwsector.

Uit de bevindingen van de proeftuin blijkt dat er een noodzaak is om een financiële partij bij het project te betrekken.

Een oplossing voor de financiële obstakels is volgens de proeftuin tot dusver niet ontdekt. Zij geven aan dat dit obstakel niet alleen op projectniveau moet worden opgelost, maar dat dit vraag om systeemverandering binnen de sector.30

4.5 Rapport Regionale Oncologienetwerken

Het laatste onderdeel van het praktijkonderzoek omvat een aantal bevindingen van Regionale Oncologienetwerken. Dit netwerk steunt de samenwerking van zorgverleners binnen regionale Oncologienetwerken.

In het rapport ‘De ontwikkeling van oncologienetwerken in Nederland van Regionale

Oncologienetwerken’ wordt ingegaan op aanbevelingen rondom de organisatie en financiering binnen een oncologienetwerk. In een voorgaand rapport werd geconcludeerd dat er een

belemmering wordt ervaren op financieel gebied. In het rapport over de organisatie en financiering komt naar voren dat er nog geen duidelijke manier is waarop een netwerk gefinancierd kan worden.

Ook blijkt uit het rapport dat veel oncologienetwerken niet goed weten door wie en op welke manier de algemene kosten gefinancierd kunnen worden. Uit het onderzoek komen geen concrete

oplossingen, maar er worden wel een aantal manieren genoemd waarmee dit probleem opgelost kan worden.

29 Bijlage 4.

30 Bijlage 5.

15

Ten eerste komt uit het onderzoek naar voren dat het probleem kan worden aangepakt door het opzetten van een ondersteuningsorganisatie. Deze ondersteuningsorganisatie kan per individueel netwerk een financieringsvorm aanbieden.

Daarnaast wordt een bundeling van ondersteuningsactiviteiten in een regionaal bureau geopperd.

Het regionaal bureau kan hierdoor meerdere netwerken bedienen.

Tot slot komt uit het rapport naar voren dat het probleem mogelijk opgelost kan worden door een landelijke oplossing. De landelijke oplossing kan inhouden dat er een financieringsmodel wordt gevonden waarin alle netwerken gefinancierd worden.31

31 Regionale Oncologienetwerken 20018.

16

H. 5 Analyse

In dit hoofdstuk worden het theorie en praktijkonderzoek met elkaar vergeleken. Dit wordt gedaan door de verschillen en overeenkomsten van deze hoofdstukken te benoemen. Dit gaat om verschillen en overeenkomsten tussen het theorie en praktijkonderzoek en om verschillen en overeenkomsten binnen het praktijkonderzoek. Daarbij wordt antwoord gegeven op de analyse deelvragen.

5.1 Juridische obstakels

Wet- en regelgeving speelt een belangrijke rol binnen onze samenleving. Dus ook bij

netwerkfinanciering. Het is daarom verstandig om overzichtelijk te hebben welke juridische obstakels er spelen, zodat deze opgelost kunnen worden. Deze juridische obstakels zijn in het theorie en praktijkonderzoek onderzocht.

5.1.1 Overeenkomsten

In het theorie onderzoek zijn geen juridische obstakels naar voren gekomen, dus op dat gebied zijn geen overeenkomsten te vinden met het praktijkonderzoek. Wel is in het theorie onderzoek genoemd dat het mededingingsrecht van toepassing is op netwerkfinanciering binnen een aanbesteding. In het eerste interview onder H4.1 is ook naar voren gekomen dat het

mededingingsrecht van toepassing is. Daaruit bleek ook dat er opgelet moet worden dat er geen kartelvorming plaatsvindt. Dit werd in het interview onder H4.3 ook als een juridisch obstakel benoemd.

Zowel in het eerste interview onder H4.1 met een aanbestedingsjurist als in het tweede interview onder H4.1 met de andere aanbestedingsjurist is geconcludeerd dat het belangrijk is dat partijen binnen een netwerk duidelijke afspraken maken over onder andere de samenwerking,

verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Op de aansprakelijkheid wordt aangesloten in het interview onder H4.3, waarin ook wordt gezegd dat aansprakelijkheid een juridisch obstakel kan zijn.

In geen van de interviews worden oplossingen gegeven voor de genoemde juridische obstakels.

5.1.2 Verschillen

Waar uit de twee interviews onder H4.1 bleek dat duidelijke afspraken belangrijk zijn, kwam in het interview onder H4.2 naar voren dat juist vertrouwen in elkaar essentieel is. Uit het tweede interview onder H4.1 bleek daarbij dat goede samenwerking cruciaal is. Daarnaast bleek uit het tweede

interview onder H4.1 dat ook de eisen die aan een aanbesteding worden gesteld een juridisch obstakel kunnen zijn. Als er binnen een netwerk verschillende werkzaamheden worden verricht, kan dat ervoor zorgen dat zij niet aan de gestelde ratio voldoen en dus onterecht worden uitgesloten voor een aanbesteding. Uit het interview onder H4.3 kwam de privacy, de AVG, ook nog als juridisch obstakel naar voren, waar die in de andere interviews niet genoemd is. Binnen een netwerk moet informatie uitgewisseld worden en als dit persoonsgegevens betreft, is de AVG van toepassing. Als hier in strijd mee wordt gehandeld, kan dit (flinke) boetes tot gevolg hebben.

5.2 Bevindingen uit proeftuinen

Om netwerkfinanciering in de praktijk uit te testen, zijn er een aantal proeftuinen ingericht. In het theorie en praktijkonderzoek zijn de bevinden uit deze proeftuinen weergegeven.

17 5.2.1 Overeenkomsten

In zowel het theorie onderzoek als in het praktijkonderzoek is geen gebruik gemaakt van proeftuinen gericht op netwerkfinanciering binnen een aanbesteding. Wel is er gekeken naar proeftuinen die zich met netwerkfinanciering bezighouden, om zo toch bruikbare informatie te krijgen.

Uit alle proeftuinen die zijn onderzocht, kan geconcludeerd worden dat ze problemen hebben met de financiering binnen hun netwerk.

Daarnaast is uit beide hoofdstukken gebleken dat er belang is bij hulp vanuit de overheid. In H3 wordt aangegeven dat blijvende betrokkenheid en sturing van financiering vanuit de overheid gewenst is. In het rapport onder H4.5 blijkt ook dat er behoefte is aan hulp van de overheid omtrent financiering.

In het interview onder H4.2 wordt gesteld dat financieringsproblemen minder vaak voorkomen als er externe financiering plaatsvindt. In het interview onder H4.4 wordt dit beaamd.

Opvallend is ook dat er in het theorie hoofdstuk en in het interview onder H4.4 blijkt, dat de proeftuinen nog geen oplossingen hebben gevonden voor hun financieringsproblemen.

5.2.2 Verschillen

Het interview onder H4.4 is gedaan met een proeftuin gericht op circulair bouwen waarbij gebruik werd gemaakt van netwerksamenwerking en het rapport onder H4.5 gaat over het Regionale Oncologienetwerken.

In tegenstelling tot de andere proeftuinen, biedt de proeftuin onder H4.5 wel een aantal oplossingen voor de financieringsproblemen. Zo zou het probleem aangepakt kunnen worden door een

ondersteuningsorganisatie. Deze kan dan een financieringsvorm aanbieden. Een andere optie is dat de ondersteuningsactiviteiten bundelen in een regionaal bureau. Dit bureau kan zo meerdere netwerken aansturen. Tot slot zou de overheid een nieuw financieringsmodel ontwikkelen waarin alle netwerken worden gefinancierd.

18

In document Groningen, januari 2021 Gemaakt door: (pagina 17-24)