• No results found

Hoofstuk 10. Werkbare oplossingen van de Wmo consulent

10.4 De praktijk meetbaar maken

Bovenstaande handelingen van de consulent vertonen dus de meeste overeenkomsten met Lipsky (1980). De consulent accepteert de beperkingen die veroorzaakt worden tussen beleid en praktijk. In sommige gevallen is echter geen individuele en geen algemene oplossing voor

60

handen, terwijl dit volgens de consulent wel noodzakelijk is. In dergelijke gevallen neemt de consulent geen genoegen met de beperkingen en vindt feedback naar de gemeente plaats.

‘Ik heb laatst een afwijzing gehad van het CIZ over een begeleidingsvraag van een cliënt van mij en ik wist niet zo goed van oké, hoe moet ik nu verder, want als ik het van het CIZ niet krijg waar moet ik dan heen met deze cliënt en toen heb ik het bij de gemeente neergelegd en die hebben daar heel positief op gereageerd, dat ze dat wel wilde betalen.. We hebben het ook wel goed uitgelegd, van je kan nu niks doen, maar dan worden de problemen alleen maar erger en dan kost het straks meer..’ (Respondent C4)

Uit dit citaat blijkt dat consulenten het helpen van burgers die tussen wal en schip vallen van belang achten. De consulent vertaalt de complexiteit van de werkelijkheid naar termen die in overeenstemming zijn met de beleidsopdracht. Men probeert de gemeente te overtuigen om een uitzondering te maken door de gevolgen van het uitblijven van een oplossing visueel en meetbaar te maken. Dit resulteert in een lobby bij de gemeenten en het vertalen van de situatie van de cliënt naar financiële termen. Een consulent vertelt over de bezuinigingen op

preventieve zorg:

Respondent C3: ‘De gemeenten hebben er niet eens kennis van denk ik…’ Onderzoeker: ‘Wie overtuigt ze dan?’

Respondent C3: ‘Ik hoop ik, (…) die zaal zat helemaal vol, dus dat zijn van die kleine momentjes dat je denkt van oké, er is vraag naar en we kunnen nu naar een soort

ontmoetingsgroep organiseren naar aanleiding daarvan. Het moet wel allemaal visueel zijn, ze moeten het zien’ (Respondent C3).

Consulenten stellen dus dat de gemeente resultaten wil zien. Alhoewel de complexiteit van de praktijk niet altijd te vertalen is naar concrete resultaten, probeert men dit wel te doen. Het maken van dergelijke uitzonderingen is echter arbeidsintensief en gebeurt daarom maar in beperkte mate:

Respondent C9: ‘Dus nu zit ik echt zo met de handen in het haar van ik weet dat er iets moet gebeuren maar er is niemand die kan helpen…’

61

Respondent C9: ‘Ja, eigenlijk een beetje zo’ (Handen voor ogen) (Respondent C9).

‘Nou een kind dat Licht verstandelijk gehandicapt is met autistische kenmerken die wordt ouder, 14/13 en die heeft eigenlijk geen sociaal netwerk vanwege die beperking, (…) dus dan is de hulpvraag dagbesteding om het netwerk op te bouwen, (…) maar dat zijn dus luxe. Want haar ontwikkeling of haar groei is niet meer belangrijk nu.. Dus dan zeg ik van ja, dat hebben we gewoon niet meer..’(Consulent C3).

Uit bovenstaande verhalen blijkt dat niet altijd een oplossing voor cliënten voor handen is, terwijl de zorgverlener dit wel noodzakelijk acht. De consulent probeert in dergelijke gevallen om de complexiteit te vertalen naar meetbare effecten richting de gemeente. De hoop is dat de gemeente hierdoor uitzonderingen maakt. Het uitvoeren van deze werkbare oplossing is door tijd- en gelddruk in beperkte mate mogelijk. In veel gevallen accepteert de cliënt dat passende oplossingen niet voor handen zijn, door zich te verschuilen achter regels of de versobering van het pakket te definiëren als luxe.

10.5 Werkbare oplossingen van de Wmo consulent

In dit hoofdstuk staat de vraag hoe consulenten het concept maatwerk in de praktijk inzetten centraal. De discrepantie tussen beleid, praktijk en de eigen visie op maatwerk veroorzaakt enkele werkbare oplossingen die kenmerkend zijn voor de praktijk van Wmo consulenten. Dit zijn: beleid vertalen en verkopen, aanvragen versnellen, zorgkaart verbreden en de praktijk meetbaar maken. Opvallend hieraan is dat de mechanismen in hoge mate overeenkomen met de theorie van Lipsky (1980). De consulent accepteert de discrepantie tussen beleid en

praktijk en probeert binnen de beperkte mogelijkheden de best mogelijke oplossing te vinden. Het verschil tussen de klassieke theorie van Lipsky (1980) en de mechanismen van de

consulent is wel dat andere actoren dan de overheid en de professional ook van invloed zijn op de implementatie. Het mechanisme zorgkaart verbreden toont bijvoorbeeld aan dat het aantal en de werkwijze van maatschappelijke initiatieven van belang is voor de mate waarin cliënten geholpen kunnen worden buiten de door de gemeente gefinancierde oplossingen om. Het derde mechanisme; de praktijk meetbaar maken, lijkt aan te sluiten bij de theorie van Hartman & Tops (2005). De consulent neemt een discrepantie tussen beleid en praktijk waar en geeft hierover feedback naar de gemeente. Het inzetten van dit mechanisme is volgens consulenten echter in beperkte mate mogelijk. Op basis van deze waarnemingen kan gesteld worden dat de ruimte van de consulent ervoor zorgt dat de beleidsmatige doelen in zeer

62

beperkte mate behaald worden. Om echt veranderingen te bewerkstelligen is het stellen van vragen onvoldoende. Maatwerk vraagt om duidelijke richtlijnen die in overeenstemming met de praktijk vastgesteld worden.

Hoofstuk 11. Conclusie

De aanleiding voor het schrijven van dit onderzoek is een citaat uit het NRC, waarin gesteld wordt dat maatwerk een confectie-uitdrukking is voor topmanagers in de zorg, gemeenten en scholen. Maatwerk schept volgens de auteur de verwachting dat alleen het noemen van de term problemen uit de praktijk oplost (Nuygen 2013). Het doel van dit onderzoek is om de verhouding tussen maatwerk als beleidsconcept en maatwerk in de praktijk te achterhalen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom: Hoe verhoudt de betekenis van het concept maatwerk op nationaal en lokaal niveau zich tot de uitvoering van beleid door professionals? Dit onderzoek toont aan dat maatwerk op nationaal niveau een beleidsmythe is om de

negatieve gevolgen van bezuinigingen voor individuele burgers te verbloemen. Op lokaal niveau probeert men de mythe in stand te houden, zodat men ondertussen op zoek kan gaan naar mogelijkheden om bezuinigingen en kwaliteitsverbetering tegelijkertijd te

implementeren. Tijdens de implementatie van maatwerk door professionals wordt echter duidelijk dat veranderingen uitblijven, indien de gedachte achter maatwerk niet vertaald wordt naar concrete bezuinigingsmaatregelen. Een mythe is dus niet voldoende om de verandering van de Nederlandse verzorgingsstaat te bewerkstelligen.

De betekenis van maatwerk kan niet losgezien worden van verhalen over de noodzaak om te bezuinigen. Het geloof in deze noodzaak komt tot uiting op alle niveaus van de

Nederlandse overheid: in metaforen op nationaal niveau, in lokaal Wmo beleid en in de redenering van Wmo consulenten. Het feit dat iedereen in deze noodzaak lijkt te geloven zorgt voor een eensgezindheid over de doelen van de decentralisatie van (delen van) de AWBZ: het nieuwe systeem moet goedkoper, anders en liefst ook beter zijn. Tonkens & Duyvendak (2009) stellen dat dergelijke verhalen het ontbreken van een publiek debat over de gevolgen van beleidsveranderingen voor individuele burgers verklaren. De term maatwerk legitimeert de toekomstige beleidsveranderingen. Maatwerk is een metafoor die de positieve doelen achter de huidige decentralisaties en bezuinigingen benadrukt. Wanneer men spreekt over maatwerk spreekt men over decentralisatie, betere zorg, goedkopere ondersteuning en aansluiting bij de burger. Het feit dat de decentralisatie van de AWBZ gepaard gaat met een flinke korting op het budget maakt dat het financiële doel achter maatwerk vaststaand is: het

63

toekomstige systeem moet wel goedkoper worden, want gemeenten krijgen simpelweg minder budget. Dit zorgt er ook voor dat gemeenten het systeem anders dienen in te richten. Het bestaande één op één overnemen is onmogelijk, wanneer het budget lager is. De derde pijler; betere zorg en ondersteuning, biedt meer spelingsruimte. Wat iemand betere zorg vindt, verschilt namelijk van persoon tot persoon en is dus subjectief. De term maatwerk duidt op deze spelingsruimte.

Het mythische karakter achter maatwerk wordt zichtbaar, wanneer het algemene verhaal over systeemverbeteringen vertaald wordt naar lokaal beleid. Op lokaal niveau wordt zichtbaar dat het maatwerkarrangement onvoldoende handvatten biedt, om vast te stellen wat daadwerkelijk nodig is. Het lokaal discours kenmerkt zich door onzekerheid. Ondanks deze onzekerheid zet de gemeente in op communicatie om de gedachte achter maatwerk uit te dragen. De legitimerende werking van maatwerk en de communicatieve sturingsstrategie die kenmerkend is voor affectief burgerschap wordt hierdoor zichtbaar (Verhoeven e.a. 2013). Het maatwerk discours legt op zowel nationaal als lokaal niveau de nadruk op een positieve toekomstvisie, waardoor onzekerheid over het heden tijdelijk uitgesloten wordt. Hoewel deze conclusie gebaseerd is op onderzoek binnen één gemeente, is de kans groot dat het ook toepasbaar is op andere gemeenten. Hajer (1993) stelt namelijk dat wanneer sprake is van discoursinstitutionalisering, de kans op een hoge mate van discoursreproductie hoog is (Hajer, 1993). De institutionalisering van het maatwerkarrangement in de nieuwe Wmo, zorgt er dus voor dat deze visie op maatwerk meer overheersend wordt. De verwachting is dat alle

Nederlandse gemeenten op dit moment kampen met onzekerheid over de vertaling van het maatwerkarrangement naar concrete afspraken. Toekomstige onderzoeken binnen andere gemeenten kunnen deze stelling bevestigen, dan wel verwerpen.

Op lokaal niveau legt men een grote verantwoordelijkheid bij uitvoerende

professionals neer om de betekenis van maatwerk verder te ontwikkelen. Wmo consulenten krijgen de opdracht om de behoeften van cliënten in kaart te brengen en om te experimenteren met mogelijkheden om individuele voorzieningsaanvragen te verminderen. Hier blijkt echter dat het vertalen van de gedachte achter maatwerk naar individuele burgers moeilijk is. Om daadwerkelijk veranderingen te bewerkstelligen zijn volgens professionals concrete

bezuinigingsmaatregelen nodig. Deze harde richtlijnen zorgen ervoor dat burgers meer zelf of in samenwerking met anderen gaan doen. Tegelijkertijd is meer ruimte voor uitzonderingen nodig. De term maatwerk suggereert het idee dat kwaliteitsverbeteringen en bezuinigingen hand in hand gaan, maar in de praktijk blijkt dat concrete bezuinigingen eerst doorgevoerd moeten worden, waarna men naar ruimte voor kwaliteitsverbeteringen kan zoeken.

64

Met de invoering van de compensatieplicht in de oude Wmo en de verdere concretisering van maatwerk in de nieuwe Wmo lijkt dus stap voor stap meer invulling gegeven te worden aan de verandering van de Nederlandse verzorgingsstaat. De steeds verder concretiserende betekenis van maatwerk gedurende de jaren belichaamt deze verandering. Waar maatwerk tijdens de invoering van de Wmo in 2007 vooral institutionele leemte belichaamde, wordt inmiddels steeds meer zichtbaar hoe de Nederlandse verzorgingsstaat vorm gaat krijgen. Burgers die over voldoende mogelijkheden beschikken zullen in de

toekomst zo veel mogelijk zelf moeten doen, alvorens een beroep te doen op door de overheid gefinancierde oplossingen. Voor personen die dit echt niet kunnen kan naar

uitzonderingsmogelijkheden gezocht worden. Het vastleggen van het idee achter affectief burgerschap in de nieuwe wet lijkt een derde interpretatie van solidariteit te veroorzaken: men betaalt belastingen voor sociale zekerheid, dient bij te dragen aan het welzijn van anderen door handelingen te verrichten (Verhoeven e.a. 2013) en dient zelf geen beroep te doen op sociale zekerheid, zodat de toegankelijkheid van sociale zekerheid voor mensen die ‘het echt nodig hebben’ gegarandeerd blijft. Echt maatwerk of wel echte solidariteit lijkt binnen de huidige context betrekking te hebben op de druk op individuen om zelf geen gebruik te maken van sociale zekerheid, terwijl men hier wel aan bijdraagt. De toekomst zal leren of deze veronderstelling juist is. Voor nu is een debat over de mogelijkheden en beperkingen van deze sturingsfilosofie noodzakelijk. Om een publiek conflict voor te zijn, dient men niet eerst te geloven en dan pas te zien, maar nu al te zien, zodat men in de toekomst kan blijven geloven

Wetenschappelijke literatuurlijst

Abercrombie, M. (2013) De populariteit van eigen kracht. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam

Blokker, E. (2013) Transformeren voor gevorderden. Actieonderzoek Hemelse modder Zaanstad. Den Haag: Instituut voor Publieke Waarden

Blokker, E., Kruiter, A.J. & Kruiter, H. (2013) Van drie decentralisaties naar drie dimensionaal. Instituut voor Publieke waarden

Bosselaar, H. & Vonk, G. (2013) Bouwplaats lokale verzorgingsstaat: Wetenschappelijke reflecties op de decentralisaties in de sociale zekerheid en zorg. Geraadpleegd op

http://rechten.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2013/bouwlove/TitelVoorwoordenInhoud.pdf

Brink, G.J.M. van den & Jansen, M. & Soeparman Mpim, S. & Hulst, M. van & Gestel, N.M. van. (2011) Professionaliteit, professionalisering en de re-integratiesector: een systematische review van inzichten. Twente: Universiteit van Twente.

Bryman, A. (2008) Social research methods. Oxford: Oxford University Press

Durose, C. (2009). ‘Front line workers and “local knowledge”: neighbourhood stories in contemporary UK local governance’, Public Administration, 87(1) 35-49

Hajer, M.(1993) Discours Coalitions and the Institutionalization of Practice. In: The

argumentative turn in policy analysis and planning. 43- 76. Durham: Duke University Press

Hajer, M.A. (2000) Rede: Politiek als vormgeving. Amsterdam: Vossiuspers AUP.

Hajer, M.A. (2003) ‘Policy without Polity? Policy Analysis and the Institutional Void’, Policy Sciences, vol. 36, p. 175-195. Geraadpleegd via: http://people.reed.edu/~ahm/Courses/Reed- POL-372-2011-S3_IEP/Syllabus/EReadings/11.2/11.2.Hajer1993Discourse.pdf

Hajer, M. (eds) Brink, van den M., Metze, T. (2006) Words matter in policy and planning: Discourse theory and method in the social sciences. Utrecht: Labor Grafimedia.

Hajer, M. & Laws, D. (2008) “Ordering through Discourse”, Chapter 12 in: Michael Moran et al. (eds.) The Oxford Handbook of Public Policy, pp. 249-266

Hartman, C., & Tops, P.W. (2005). Frontlijnsturing: Uitvoering op de publieke werkvloer van de stad. Den Haag: NICIS Institute.

Hemerijck, A. (2013) Changing Welfare States. Oxford: Oxford University Press

Hulst, M.J. van (2012) Storytelling a model for and a model of planning. Geraadpleegd op 4 juni 2014 via: http://plt.sagepub.com.proxy.uba.uva.nl:2048/content/11/3/299.full.pdf+html

Hulst, M.J. van, Graaf, L.J. de, Brink, G.J.M. van den (2011). ‘Exemplary practitioners: A review of actors who make a difference in governing’, Administrative Theory & Praxis, 33(1), 120-142.

Lipsky, M. (1980) Street-Level Bureaucracy: Dilemmas of the Individual in Public Services. New York: Russel Sage Foundation.

Tonkens, E. (2009) Tussen onderschatten en overvragen. Actief burgerschap en activerende organisaties in de wijk. Amsterdam: Boom uitgevers.

Tonkens, E. & J.W. Duyvendak (2013) Een hardhandige affectieve revolutie. In Kampen, T, Verhoeven, I. & L. Verplanke (red.) De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid, Amsterdam; Van Gennep.

Tonkens, E., Newman, J. (2011). ‘Active citizenship, activist professionals: The citizenship of new professionals’, p. 201-216 in: Newman, J. and E. Tonkens eds. Participation,

Responsibility and Choice: Summoning the Active Citizen in Western European Welfare States, Amsterdam: Amsterdam University Press.

Van der Haar, M. & Yanow, D. (2011) Allochtoon als metafoor en categorie. In: Beleid en Maatschappij, 2011 (38). Geraadpleegd op 24 juni 2014 via:

http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/95134/95134.pdf?sequence=1

Veer, J. van der.,Schalk, J. & Gilsing, R. (2011) Decentralisatie: maatwerk of uniformiteit? Het Wmo beleid van Nederlandse gemeenten. Amsterdam: Vrije Universiteit.

Verhoeven, I., Kampen, T. & Verplanken,L. (2013) Affectief burgerschap in de

verzorgingsstaat. Over de nieuwe publieke moraal. In: Kampen, T., Verhoeven, I. & L. Verplanken (red.), De affectieve burger, hoe de overheid verleidt en verplicht tot zorgzaamheid. Amsterdam: Van Gennep

Yanow, D. (1992) Silences in Public Policy Discours: Organizational and Policy Myths. In: Journal Of Public Administration Research and Theory. Vol.2. No. 4. p. 399-423.

Yanow, D. (1993) The Communication of Policy Meanings: Implementation as Interpretation and text. In: Policy Sciences, vol. 26, p.41-61.

Yanow, D (2005) Cognition Meets Action: Metaphors as Models of and Models for. Hayward: California State Univeristy

Overige literatuur

Divosa (2014) Onderzoek naar invoering Wmo. Geraadpleegd op 21 februari 2014 via http://www.divosa.nl/actueel/nieuws/onderzoek-naar-invoering-wmo-in-tien-gemeenten

Gemeente Teylingen (2013) Wmo Verordening. Geraadpleegd op 10 mei via:

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Teylingen/250396/250 396_1.html

Gemeente Teylingen (2013a) Nieuwe werkwijze binnen de Wmo. Geraadpleegd op 15 maart via:

http://www.teylingen.nl/Zorg/Wet_maatschappelijke_ondersteuning/Nieuwe_werkwijze_Wm o_beleid_per_1_januari_2013

Gemeente Teylingen (2015-2018) Concept kadernota Wmo. Geraadpleegd op 10 mei via: https://www.teylingen.nl/Zorg/Nieuwe_taken_sociaal_domein/Nieuwsberichten_nieuwe_take n_sociaal_domein/Concept_kadernota_Wmo_2015_2018_vrijgegeven_voor_inspraak

Huygen, M. (26 oktober 2013) Tips voor Opinie. NRC Handelsblad

Invoering WMO (2014) Wmo in het kort. Geraadpleegd op 21 mei 2014 via http://www.invoeringWmo.nl/Wmo/Wmo-het-kort

Intergemeentelijke Sociale Dienst Duin en Bollenstreek (z.d.) Wmo. Geraadpleegd op 31 maart 2014 via http://www.isdbollenstreek.nl/default/Wmo/id_1292

Ministerie VWS (2011) De zorg: hoeveel extra is het ons waard. Geraadpleegd op 23 juni 2014 via: file:///C:/Users/Sanne/Downloads/rapport-de-zorg-hoeveel-extra-is-het-ons- waard.pdf

Ministerie VWS (2013) Kamerbrief decentralisaties. Geraadpleegd op 23 juni 2014 via: file:///C:/Users/Sanne/Downloads/kamerbrief-aanpak-decentralisaties-op-terrein-van- ondersteuning-participatie-en-jeugd.pdf

Movisie (2013) Maatwerk past iedereen het beste. Geraadpleegd op 31 maart via: http://www.movisie.nl/sites/default/files/docs/Movisies-no%2018-oktober-2013.pdf

Peeters, P.H. (2014, 27 mei) Introductie Wmo Congres 2014: maatwerk ontleed. Reehorst Ede

Rijksoverheid (2014) Website Wmo. Geraadpleegd op 18 juni 2014 via:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuning-Wmo

Rijksoverheid (2014a) Website betaalbaarheid van zorg. Geraadpleegd op 23 juni 2014 via: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/betaalbaarheid-van-de-zorg/de-zorg-hoeveel-extra- is-het-ons-waard

VNG (2010) Het arrangement in de Wmo. Geraadpleegd via

http://www.invoeringWmo.nl/sites/default/files/Het_arrangement_in_de_Wmo.pdf

VNG (2012) Het gesprek deel III: een stap verder. Geraadpleegd op 25 juni via

http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/Het_gesprek_deel_III_Een_stap_verder_VNG _feb2012.pdf

VNG (2014) Website Wmo. Geraadpleegd op 18 juni via

http://www.vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijke-ondersteuning/Wmo-project-de- kanteling

Rijn, van M. (13 februari 2013) Toespraak sterkere mensen, sterkere gemeenschappen. Geraadpleegd op 26 juni 2014 via: http://Rijksoverheid.nl

Samson, D. & Rutte, R. (2012) Regeerakkoord VVD – PVDA: bruggen slaan. Geraadpleegd op 26 juni via http://rijksoverheid.nl

Zorg en Welzijn (2014, 31 januari) Wmo Congres 2014. Geraadpleegd op 31 maart via: http://www.crossmedianederland.com/userfiles/portfolio/YQmi0qOCXzArf4xgtGfrXRtZFym G4ce28dld9ouh.pdf

Bijlage I Respondentenlijst

Naam Datum Functie Organisatie Niveau

Doek, M. 09-05-2014 Beleidsjuridisch medewerker Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek G Geschiere, M.

07-05-2014 Projectleider Wmo Ministerie

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

L

Gielen, A. 29-04-2014 Coördinator Wmo Loket Bollen 5 G/C Haas, C. 28-04-2014 Beleidsmedewerker Wmo Gemeente Noordwijkerhout G Hof, van ’t R. 28-04-2014 Secretaris Wmo Adviesplatform Gemeente Teylingen G Keesman, H.

08-04-2014 Consulent Maatschappelijk werk Kwadraad

C

Kleverlaan, B.

01-05-2014 Consulent Stichting MEE C

Kruiter, A.J.

25-03-2014 Directeur / onderzoeker

Instituut voor Publieke Waarden (IPW) L Langen, van L. 02-05-2014 Beleidsmedewerker Wmo Vereniging Nederlandse Gemeenten L Nooteboom, L.

30-04-2014 Consulent Stichting Welzijn Teylingen C

Passchier, K.

28-04-2014 Consulent Gemeente Noordwijkerhout G

Plekker, M. 11-07-2014 Consulent / Indiceerder

Intergemeentelijke Sociale Dienst

C

Saez, R. 30-04-2014 Consulent Stichting MEE C

Severijns, R.

09-05-2014 Projectleider Wmo / Bollen 5 / Hillegom G

Veer, van der J. 24-04-2014 Post-doc onderzoeker en Vrije Universiteit Amsterdam L

docent Veneman, J. 06-05-2014 Beleidsmedewerker Wmo Gemeente Teylingen G Vlugt, M. van der 11-07-2014 Consulent/ indiceerder Intergemeentelijke Sociale Dienst C

Winters, M. 01-05-2014 Stagiair consulent Maatschappelijk werk Kwadraad

C

Zwinkels, P.

Bijlage II Bijeenkomsten

Cliënten Zorgbelang, Wethouders en Raadsleden Bollen5 (30 april 2014) Focusgroep bijeenkomst Zorgbelang voor reactie van cliënten met wethouders en raadsleden. Gemeente Sassenheim

Wmo Adviesraden & Raadsleden Bollenstreek (15 april 2014). Klankbordbijeenkomst met Wmo adviesraden. Gemeente Voorhout.