• No results found

3.2 Ecologische karakterisatie deelgebieden

3.2.10 Plateau van Ottenburg (Interfluvium Laan – Dijle)

T

TOOPPOOGGRRAAFFIIEEEENNRREELLIIËËFF

aan zijn een aantal zijbeken in dit plateau gelegen.

eel het gebied, de holle wegen zijn schaarser, maar soms heel goed ontwikkeld op structureel (lengte, diepte, een onverhard

bed-ng) en kundig vlak (o.a. voorkomen van stijve naaldvaren).

Het deelgebied, 1054 ha groot, maakt deel uit van het plateau van Ottenburg of Waver, dat voor het grootste deel buiten het studiegebied is gelegen.

Het is onder invloed van de Dijle en de Laan een reliëfrijk gebied. De vlakke delen situeren zich op 80 tot 100 m hoogte.

De valleiflanken zijn steil, de droogdalen zijn golvend. Vooral van de L Het gebied telt een groot aantal taluds verspreid over h

di vegetatie

G

GEEOOLLOOGGIIEE

De geologische opbouw is vrij uniform opgebouwd uit een zandige tertiaire Brusseliaanlaag. Op de flanken dagzomen Kortrijkiaankleien.

(

(GEGEOO--))HYHYDDRROOLLOOGGIIEE

Het gebied behoort tot het infiltratiegebied van de Laan en de Dijle.

Op de hellingen op de grens van Brusseliaan en Kortrijkiaan kunnen bronnen optreden. Dit is het geval in de omgeving van het Rodebos, Neerpoorten en Vogelzang.

B

BOODDEEMM

lgebied een grote afwisseling van bo-mtypen. De vlakke delen hebben vrijwel alle een droge leembodem. De bodems van de

llende oogste delen zijn een fractie zandiger (zandleem tot lemig zand).

Door het uitgesproken reliëfrijk karakter kent dit dee de

he delen en ook de h

L

LAANNDDSSCCHHAAPP

t gebied gevarieerd. Akkers, grasland, begroeide taluds, houtkanten en bos wisselen elkaar af, waardoor het een kleinschalig karakter heeft. Het land-Het deelgebied omvat het Rodebos een relatief groot boscomplex dat zich uitstrekt op de

eaugedeelte omvat. Ook op landschappelijk vlak is he

schap wordt evenwel vrij sterk verstoord door lintbebouwing. rechterflank van de Laanvallei en ook een plat

V

VEEGGEETTAATTIIEESS

odems. In de akkerflora uit dit zich ondermeer egetatie met b.v. grasklokje, muizenoortje en zandblauwtje. De droge bossen heb-ben kenmerkende vegetaties voor zure bodems met o.a. bochtige smele. In het Rodebos komt

e voor de regio grootste oppervlakte heidevegetatie voor, met naast struikhei ook blauwe bosbes en pijpenstrootje.

Kenmerkend voor dit gebied, samen met het deelgebied Vaalbeekvallei, is het relatief groter aandeel van vegetaties gebonden aan zandige b

door het voorkomen van gele ganzebloem. Onbemeste graslanden en bermen hebben vaak een struisgrasv

.

De bossen zijn in hoofdzaak Wintereiken-Beukenbossen. Op plaatsen met een zandige bodem heeft men kans op Eiken-Berkenbos, maar meestal vindt men er een naaldhoutaanplant. Op voedselrijkere en vochtigere plaatsen komt “Subatlantisch”-Eiken-Haagbeukenbos voor. De

ringende landen, een zeer zeldzaam vegetatietype. Andere bronnen zijn rijk aan hogere planten en worden onder verspreidbladig goudveil, reuzenpaardenstaart, bospaardenstaart, boswederik, hangende zegge, wijdarige zegge,.. (Saey

F FAAUUNNAA

euwerik hebben hier een vitale populatie. Ook patrijs komt voor.

bied Rodebos.

bronbosvegetaties van het Rodebos zijn bijzonder waardevol. Sommige van deze bronnen zijn opvallend arm aan hogere planten en worden gedomineerd door een uitgebreide reeks van vaak zeldzame blad- en levermossen. Deze mossenrijke brongemeenschappen kunnen gere-kend worden tot de Wolmos-associatie, zowel in Vlaanderen als in de om

andere gekenmerkt door het voorkomen van daslook, paarbladig en 1988).

Het Rodebos herbergt ook kwetsbare soorten van zure schraalgraslanden zoals betonie.

Over de zoogdieren in het gebied is betrekkelijk weinig geweten. Er werden geen gegevens gevonden over het voorkomen van bedreigde soorten op het plateau. In het gebied liggen een aantal oude dassenburchten.

De broedvogelstand is de afgelopen jaren goed onderzocht. Bedreigde akkervogels als geel-gors, veldle

De bossen hebben eveneens een hoge waarde: zwarte specht, wespendief, boomvalk, hout-snip, appelvink, fluiter, gekraagde roodstaart en vermoedelijk ook boompieper in het

heidege-K

KNNEELLPPUUNNTTEENN

kenmerkende gemeenschappen van het open agrarisch gebied negatief beïnvloeden. Dit kan zijn door biotoopverlies (b.v. vernietiging van kleine landschapselementen), door verminderd voedselaanbod (b.v. door het gebruik van be-strijdingsmiddelen en de verbetering van oogstmethoden), door wijziging van de teelten (b.v.

.

Het beheer van sommige graslanden is suboptimaal tot nadelig voor de (potentiële) waarden. Dit is afhankelijk van factoren als maaifrequentie, -tijdstip en bemestingsgraad. Dit geldt ook

RUIMTEGEBRUIK

Landbouw

Veel waarden in dit deelgebied zijn in een zekere mate gebonden aan bepaalde vormen van landbouw. Intensivering (schaalvergroting, toename van nutriënten, bestrijdingsmiddelen, omzetten van graslanden naar akkers) zal de

toename maïs t.o.v. graan, omzetting graslanden), en teeltmethoden (b.v. dieper ploegen, stopzetten beheer taluds, drainage)

Het verdwijnen van de landbouwactiviteiten (b.v. voor woon-werkfunctie) kan voor dezelfde gemeenschappen ook negatief zijn omdat dit leidt tot biotoopverlies en fragmentatie. Vooral in het westelijk deel is de verstedelijkingsdruk vrij sterk.

voor de vegetaties van bermen en taluds. Vooral voor de gemeenschappen van droge schrale graslanden en mesofiele graslanden is dit een knelpunt.

Woon-werk

et gebi kent een relatief dichte l tbebouwing, die in tegenstelling met andere

deelgebie-idingsplannen op het plateau.

Bosbouw

duurzaam bosbeheer. gelijkvormig en gelijksoortig. De struiklaag is soms slecht ontwikkeld en de kruidlaag kan hinder ondervinden van een intensieve exploitatie.

ATERKWALITEIT EN STRUCTUURKWALITEIT.

e wate n is matig door lozingen van huishoudelijk afvalwater en

it heeft een verschui-ving in de mos- en kruidvegetaties naar minder waardevolle soorten tot gevolg. Deze

nitraat-nvoer orzaakt door de bemesting van de landbouwgronden ten oosten van het

jn

r

t geva .

H ed in

den ook op het centrale deel aanwezig is. Daarnaast liggen veel vakantiewoningen en een camping in een natuurrijke omgeving.

Het gebied ondervindt een verstedelijkingsdruk o.a. vanuit Waver. Ook voor het industriege-bied van Waver bestaan uitbre

Het gebied kende een vrij grote heide-oppervlakte (o.a. Rodebos en Vogelzang). Deze plaat-sen zijn vrijwel volledig bebost geworden.

Het beheer van de bossen gebeurt nog te weinig volgens de criteria van De boomlaag is vaak

W

D rkwaliteit van de zijbeke

door diffuse verontreiniging vanuit de landbouw.

In de bronnen in het Vlaams natuurreservaat Rodebos en Laanvallei wordt sinds een aantal jaren een geleidelijke toename van de nitraatconcentraties vastgesteld. D

aa wordt vero

bos. Ten einde de verdere aanrijking van de bronvegetaties te stoppen, dringen zich op korte termi maatregelen op in het landbouwgebied.

Ook bebouwing in de buurt van bronzones kan tot verontreiniging leiden. Dit is ondermee

he l in Neerpoorten

Een bronbeekje in Vogelzang is vergraven tot een serie vijvers.

B

BEELLAANNGGRRIIJJKKSSTTEESSLLEEUUTTEELLPPRROOCCEESSSSEENN

Het agrarisch gebied met veel akkerbouw kent een hoge bodemdynamiek Typische akkerge-Bosvorming is vooral op de hellingen een sleutelproces. Op de plateaus is het proces op veel

bronzones en de (tijdelijke) waterlopen. meenschappen zijn hiervan afhankelijk.

kleinere schaal actief.

De natuurrijke biotopen zijn scherp afgegrensd ten opzichte van hun agrarisch omgeving. Extensieve begrazing kan in dit gebied vorm geven aan structuurrijke vegetaties die de gren-zen tussen delen met een verschillende functie kunnen vervagen.

Het is een infiltratiegebied. Het water dat infiltreert moet kwalitatief goed water zijn. Hierbij is het bereiken van een evenwichtsbemesting een belangrijke vereiste. Dit is ondermeer van belang voor de aanwezige

Het is wenselijk het bodemerosieproces af te remmen (zie o.a. deelgebied “plateau van Moor-sel”).

S

SAAMMEENNHHAANNGG

intbebouwing voor. Belangrijke plateaudelen worden hierdoor vrijwel afgesneden van deze relatie versterkt worden.

uimtelijk heeft het gebied ook een sterke relatie met het plateau van Maleizen. n de verharde oppervlakte.

De meeste natuurlijke biotopen (uitgezonderd het Rodebos) zijn vrij langgerekt en smal, waardoor ze gevoeliger zijn voor randinvloeden. In het deelgebied hangen de natuurrijke bio-topen vrij goed samen.

De Leuvensestraat deelt het gebied op. Het is onduidelijk voor welke soorten deze straat mo-menteel een barrière vormt.

Het gebied is nauw verbonden met de Laanvallei en de Dijlevallei. Actueel is de relatie met de Laanvallei nog tamelijk goed (zie hoger). Aan zijde van de Dijlevallei komt over een grote lengte l

natuurgebieden en open ruimtes in de vallei Vooral in de omgeving van Florival kan R

Het is een infiltratiegebied van de Dijle en de Laan. Deze hydrologische relatie wordt vooral verstoord door de toename va